SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2014-2015 Zitting 2014-2015
________________
8 janvier 2015 8 januari 2015
________________
Question écrite n° 6-367 Schriftelijke vraag nr. 6-367

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Libération conditionnelle - Mise en liberté provisoire - Exécution Voorwaardelijke invrijheidstelling - Voorlopige invrijheidstelling - Uitvoering 
________________
sanction pénale
exécution de la peine
libération conditionnelle
strafsanctie
voltrekking van de straf
voorwaardelijke invrijheidstelling
________ ________
8/1/2015Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2015)
29/9/2015Antwoord
8/1/2015Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2015)
29/9/2015Antwoord
________ ________
Question n° 6-367 du 8 janvier 2015 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-367 d.d. 8 januari 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Pour les peines d'emprisonnement qui excèdent trois ans, le tribunal de l'application des peines décide à partir de quelle date un détenu peut prétendre à une libération conditionnelle.

Pour un total de peines inférieur à trois ans, c'est la circulaire sur la mise en liberté provisoire du 17 janvier 2005 qui s'applique.

Pour les peines d'un à trois ans, la réglementation est la même que pour les peines supérieures à trois ans: au moins un tiers de la peine doit effectivement être purgé soit en prison soit par le biais d'une surveillance électronique.

Pour les peines inférieures à un an, d'autres délais s'appliquent:

a) >8 mois-un an: libération conditionnelle après 3 mois;

b) >7 mois-8 mois: libération conditionnelle après 2 mois;

c) >4 mois-7 mois: libération conditionnelle après un mois;

d) - 4 mois: libération conditionnelle après 15 jours;

Par le passé, sous la pression engendrée par la surpopulation dans les prisons, on a moins accordé la priorité à l'exécution de peines de courte durée, et, pour cette raison, les délais étaient plus courts. Le précédent gouvernement fédéral a pourtant davantage mis l'accent sur l'exécution de peines d'emprisonnement de courte durée, entre autres en élargissant la capacité de surveillance électronique.

Il a ainsi voulu donner le signal que les petits délits n'étaient pas tolérés. Vu l'important mouvement de rattrapage réalisé en matière de surveillance électronique, il semble plus logique de porter partout à un tiers le délai de libération conditionnelle.

La législation à ce sujet est encore fédérale mais elle doit être appliquée par les Communautés; il s'agit donc d'une compétence transversale des Communautés.

Le ministre pense-t-il comme moi qu'il est souhaitable de porter aussi à au moins un tiers le délai de libération conditionnelle pour les peines inférieures à un an? Dans la négative, pourquoi? Peut-il donner des explications? Dans l'affirmative, peut-il aussi donner des explications concrètes?

 

Voor gevangenisstraffen van meer dan drie jaar beslist de strafuitvoeringsrechtbank vanaf welke datum een gedetineerde in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling.

Voor straffen met een straftotaal van minder dan drie jaar wordt dit geregeld door de omzendbrief voorlopige invrijheidstelling van 17 januari 2005.

Voor straffen van een tot drie jaar is regeling dezelfde als bij de straffen boven drie jaar: minstens een derde van de straf moet effectief worden uitgevoerd, ofwel via detentie ofwel via elektronisch toezicht.

Voor straffen van minder dan een jaar gelden er andere termijnen:

a) >acht maanden-een jaar: voorwaardelijke invrijheidstelling na drie maanden

b) >zeven maanden-acht maanden: voorwaardelijke invrijheidstelling na twee maanden

c) >vier maanden-zeven maanden: voorwaardelijke invrijheidstelling na een maand

d) -vier maanden: voorwaardelijke invrijheidstelling na vijftien dagen

In het verleden werd onder druk van de overbevolking van de gevangenissen minder prioriteit gegeven aan de uitvoering van korte straffen en lagen de termijnen daarom lager. De vorige federale regering heeft echter méér nadruk gelegd op de uitvoering van korte gevangenisstraffen, onder andere door een grote capaciteitsuitbreiding van het elektronisch toezicht.

Daarmee wenste ze ook het signaal te geven dat kleinere misdrijven niet gedoogd werden. Nu er op het vlak van elektronisch toezicht een grote inhaalbeweging is gebeurd, lijkt het logischer de termijn van voorwaardelijke invrijheidstelling overal op een derde te brengen.

De wetgeving hieromtrent is nog steeds federaal maar de uitvoering moet door de Gemeenschappen geschieden; het betreft dus het een transversale bevoegdheid van de Gemeenschappen.

Is de minister het ermee eens dat het wenselijk is om de termijnen van voorwaardelijke invrijheidstelling voor straffen van minder dan een jaar ook naar minstens een derde te brengen? Zo neen, waarom niet? Kan hij dat toelichten? Zo ja, kan hij ook dat concreet toelichten?

 
Réponse reçue le 29 septembre 2015 : Antwoord ontvangen op 29 september 2015 :

Les peines imposées par le juge doivent être exécutées. En ce qui concerne l'exécution des peines privatives de liberté, notre pays connaît différents régimes de libération provisoire. Comme le souligne l'honorable membre, la circulaire ministérielle du 17 janvier 2005 relative à la libération provisoire dispose que la libération provisoire d’office s'applique aux condamnés dont les peines atteignent un total de trois ans. Pour les peines de un à trois ans, la condition de temps est effectivement un tiers de l’exécution ; pour celles de moins d’un an, la fraction est moindre. Les personnes qui ont droit à une résidence peuvent en principe exécuter la peine privative de liberté sous surveillance électronique.

J’ai l’intention de mettre les conditions de temps pour une libération provisoire autant que possible sur un pied d'égalité dans ma future politique pénitentiaire. Et ce en y donnant une base légale plutôt que par la voie d’une circulaire. Ces pistes sont à l’examen et j’intégrerai les lignes de force relatives à cette problématique dans mon futur plan Justice.

Il faut donc patienter encore un peu.

De straffen die door de rechter worden opgelegd, moeten worden uitgevoerd. Met betrekking tot. de uitvoering van vrijheidsstraffen kent ons land verschillende stelsels van vervroegde invrijheidstelling. Zoals het geachte lid aangeeft, bepaalt de ministeriële omzendbrief van 17 januari 2005 dat de ambtshalve voorlopige invrijheidstelling van toepassing is op veroordeelden met een straftotaal tot drie jaar. Voor straffen tussen een en drie jaar is de tijdsvoorwaarde inderdaad een derde van de uitvoering, voor die onder het jaar is het breukdeel minder. Personen met recht op verblijf kunnen in de regel de vrijheidsstraf onder elektronisch toezicht ondergaan.

Ik ben van plan om in mijn toekomstig penitentiair beleid de tijdsvoorwaarden voor een vervroegde invrijheidstelling zo veel mogelijk op gelijke voet te brengen. En dit via een wettelijke basis in plaats van via een omzendbrief. Deze pistes worden onderzocht en in mijn toekomstig Justitieplan zal ik daarover al de krachtlijnen onderbrengen.

Er wordt dus nog even geduld gevraagd.