SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2017-2018 Zitting 2017-2018
________________
22 décembre 2017 22 december 2017
________________
Question écrite n° 6-1733 Schriftelijke vraag nr. 6-1733

de Ann Brusseel (Open Vld)

van Ann Brusseel (Open Vld)

à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au Ministre de la Sécurité et de l'Intérieur

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken
________________
Mariages d'enfants - Mariages forcés - Directives - Enregistrement - Coopération - Poursuites Kindhuwelijken - Gedwongen huwelijken - Richtlijnen - Registratie - Samenwerking - Vervolging 
________________
mariage forcé
enfant
statistique officielle
gearrangeerd huwelijk
kind
officiële statistiek
________ ________
22/12/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 25/1/2018)
26/3/2018Rappel
23/5/2019Einde zittingsperiode
22/12/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 25/1/2018)
26/3/2018Rappel
23/5/2019Einde zittingsperiode
________ ________
Aussi posée à : question écrite 6-1731
Aussi posée à : question écrite 6-1732
Aussi posée à : question écrite 6-1731
Aussi posée à : question écrite 6-1732
________ ________
Question n° 6-1733 du 22 décembre 2017 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1733 d.d. 22 december 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Chaque jour, selon les chiffres de l'Organisation mondiale de la Santé, 40 000 filles mineures se marient, soit 28 à la minute. Surtout asiatique et africain autrefois, ce phénomène se rencontre désormais aussi dans notre pays, en raison de l'essor de l'immigration.

En Belgique également, les mariages forcés d'enfants sont une réalité, comme l'a confirmé une journée d'étude organisée par l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes, Plan Belgique et l'International Centre for Reproductive Health (ICRH) de l'Université de Gand.

« Beaucoup de gens croient, à tort, qu'il s'agit d'une pratique désuète », affirme Liesbeth Stevens, directrice adjointe de l'Institut. « Une stratégie globale est nécessaire ».

Une organisation non gouvernementale (ONG) bruxelloise a identifié dix cas de mariages forcés d'enfants en 2013. Un steward qui s'occupe de Roms à Saint-Nicolas déclare que, sur soixante familles romes suivies, cinq ont fait venir une fiancée mineure. Cette problématique se constate tant chez les minorités ethniques installées depuis longtemps dans notre pays que chez les nouveaux immigrants, en particulier les Roms et les Afghans.

Entre 2010 et 2013, la police a enregistré 56 plaintes relatives à un mariage forcé. « Mais, comme souvent dans les cas de violences envers les femmes et les enfants, on peut parler de sous-rapportage », ajoute le professeur Els Leye de l'ICRH. Par crainte ou par loyauté à l'égard de la famille et/ou de la communauté, il est rare qu'on se décide à porter plaine. Cette crainte est toutefois lourde de conséquences : problèmes psychologiques, violence, isolement, difficultés financières, problèmes d'intégration.

L'étude de l'ICRH montre en outre que les professionnels se sentent insuffisamment formés à déceler les mariages forcés. La législation existante est mal connue et son application demeure difficile.

Le Plan d'action national (PAN) établi par l'Institut contient un certain nombre de recommandations. Le projet de plan d'action national de lutte contre toutes les formes de violence basée sur le genre 2015-2019, rédigé par l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes après consultation des ONG et de la société civile, formule une bonne vingtaine de recommandations pour lutter contre les mariages forcés et les mariages d'enfants.

Il faudrait entre autres développer des instruments concrets permettant d'identifier rapidement et adéquatement les mariages forcés.

La présente question concerne l'égalité des chances, compétence du Sénat conformément à l'article 79 du règlement, et une matière communautaire transversale. La question est aussi liée au rapport d'information, approuvé à l'unanimité, concernant le suivi de la mise en œuvre de la Plateforme d'action de la quatrième Conférence mondiale des Nations unies sur les femmes (Pékin) (doc. Sénat 6-97), spécifiquement à la répression des violences sexuelles sur les jeunes filles (et garçons).

Voici mes questions :

1) Pour chacune des trois dernières années, combien de plaintes relatives à un mariage forcé a-t-on enregistrées ? Est-il question de sous-rapportage ? Pouvez-vous commenter ?

2) Pour chacune des trois dernières années, combien de plaintes relatives à un mariage d'enfant la police a-t-elle enregistrées ? Est-il question de sous-rapportage ? Pouvez-vous commenter ? Disposez-vous de données chiffrées à ce sujet ?

3) Quelles démarches concrètes a-t-on déjà accomplies afin de développer des instruments concrets permettant d'identifier rapidement et adéquatement les mariages forcés, par analogie avec la circulaire antérieure relative aux mariages blancs ? Quels sont le calendrier et le contenu de la circulaire ? Quelles en sont les lignes de force ?

4) Où en sont les directives concernant l'enregistrement par la police et par le parquet des mariages forcés et des mariages d'enfants ?

5) Qu'en est-il de la désignation des personnes de référence auprès de la police et du parquet ? Pouvez-vous préciser le calendrier ?

6) À quel stade en sont les projets innovants de coopération entre la police, le parquet, les services d'aide et les écoles visant à assurer la sécurité des victimes potentielles ? Quels sont les projets concrets en cours et lesquels va-t-on lancer ?

 

Volgens cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie treden dagelijks zowat 40 000 minderjarige meisjes in het huwelijk, wat neerkomt op 28 per minuut. Wat vroeger vooral een Aziatisch en Afrikaans fenomeen was, blijkt door de toenemende migratie ook steeds meer in ons land voor te komen.

De praktijk van gedwongen kindhuwelijken is ook in België een realiteit. Dat bleek op een studiedag over het thema, georganiseerd door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, Plan België en de UGent-onderzoeksgroep International Centre for Reproductive Health (ICRH).

« Velen denken, onterecht, dat dit een archaïsche praktijk is », zei Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut. « Er is nood aan een globale strategie. »

Een Brusselse niet-gouvernementele organisatie (ngo) tekende in 2013 tien casussen van gedwongen kindhuwelijken op. Een steward die met Roma werkt in Sint-Niklaas zegt dat vijf van de zestig Roma-families die zij volgen, een minderjarige bruid hebben geïmporteerd. De problematiek wordt zowel bij al langer in ons land verblijvende etnische minderheden als bij nieuwe migranten vastgesteld, in het bijzonder bij Roma en Afghanen.

Bij de politie zijn van 2010 tot eind 2013 zesenvijftig klachten over een gedwongen huwelijk geregistreerd. « Maar zoals dat wel vaker het geval is in het geval van geweld tegen vrouwen en kinderen is er sprake van een onderrapportering », aldus professor Els Leye van het ICRH. Tot een klacht bij de politie komt het zelden, uit schrik of uit loyaliteit tegenover de familie en / of de gemeenschap. Die schrik heeft echter verstrekkende gevolgen : psychologische problemen, geweld, isolement, financiële problemen en integratieproblemen.

Uit de ICRH-studie blijkt dat professionals zich bovendien onvoldoende opgeleid voelen voor het herkennen van gedwongen huwelijken. Er is hierover wel wetgeving, maar die is onvoldoende bekend en de toepassing ervan blijft moeilijk.

In een nationaal actieplan (NAP) dat het Instituut heeft opgesteld worden een aantal aanbevelingen gedaan. In het ontwerp van NAP « gendergerelateerd geweld 2015-2019 », dat werd opgesteld door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, na consultatie van ngo's en van het middenveld, zijn meer dan twintig concrete voorstellen geformuleerd met betrekking tot de strijd tegen gedwongen huwelijken en kindhuwelijken.

Zo moeten er onder meer concrete instrumenten ontwikkeld worden om gedwongen huwelijken snel en adequaat op te sporen.

Deze vraag betreft gelijke kansen en is aldus een bevoegdheid van de Senaat overeenkomstig artikel 79 van het reglement en het betreft tevens een transversale aangelegenheid met de gemeenschappen. De vraag vloeit voort uit het unaniem goedgekeurde informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking (stuk Senaat nr. 6-97) en dan meer specifiek het beteugelen van seksueel geweld jegens jonge meisjes (en jongens).

Ik had dan ook volgende vragen voor u :

1) Hoeveel klachten over een gedwongen huwelijk werden de jongste drie jaar op jaarbasis geregistreerd ? Is er sprake van onderrapportering ? Kunt u dit toelichten ?

2) Hoeveel klachten over kindhuwelijken werden de jongste drie jaar op jaarbasis geregistreerd bij de politie  ? Is er sprake van onderrapportering ? Kunt u dit toelichten ? Beschikt u hieromtrent over enig cijfermateriaal ?

3) Welke concrete stappen werden reeds genomen inzake het uitwerken van concrete instrumenten om gedwongen huwelijken snel en adequaat op te sporen, naar analogie met de eerdere omzendbrief inzake schijnhuwelijken ? Wat zijn de timing en de inhoud van de omzendbrief  ? Wat zijn de krachtlijnen ?

4) Wat is de stand van zaken betreffende de richtlijnen inzake de registratie van gedwongen huwelijken en kindhuwelijken door de politie en het parket ?

5) Wat is de stand van zaken betreffende het aanduiden van referentiepersonen bij de politie en het parket ? Kunt u de timing toelichten ?

6) Wat is de stand van zaken voor wat betreft het opzetten van vernieuwende samenwerkingsprojecten tussen de politie, het parket, de hulpverlening en scholen voor het waarborgen van de veiligheid van de potentiële slachtoffers ? Welke concrete projecten lopen er al en welke worden er opgestart ?