SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2017-2018 Zitting 2017-2018
________________
8 décembre 2017 8 december 2017
________________
Question écrite n° 6-1697 Schriftelijke vraag nr. 6-1697

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Centres d'hébergement et de soins - Financement - INAMI - Maisons de repos unicommunautaires et bicommunautaires - Répartition des moyens de la région bilingue de Bruxelles-Capitale entre la COCOM et les Communautés françaises et flamandes Woonzorgcentra - Financiering - RIZIV - Unicommunautaire en bicommunautaire rusthuizen - Verdeling van de middelen binnen het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), de Franse en de Vlaamse Gemeenschap 
________________
équipement social
personne âgée
réforme institutionnelle
Institut national d'assurance maladie-invalidité
financement
répartition des compétences
sociale voorzieningen
bejaarde
institutionele hervorming
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
financiering
verdeling van de bevoegdheden
________ ________
8/12/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/1/2018)
10/4/2018Antwoord
8/12/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/1/2018)
10/4/2018Antwoord
________ ________
Question n° 6-1697 du 8 décembre 2017 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1697 d.d. 8 december 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Lors de la sixième réforme de l'État, le financement de l'Inami en matière de maisons de repos et de centres d'hébergement et de soins a été transféré de l'autorité fédérale vers la Communauté flamande, la Communauté française et la Commission communautaire commune (COCOM) de la Région de Bruxelles-Capitale.

Je souhaiterais obtenir un relevé détaillé des moyens qui ont été transférés de l'Inami aux institutions de la Communauté flamande, de la Communauté française et de la Commission communautaire commune et ce, pour les établissements d'hébergement et de soins situés dans la Région bilingue de Bruxelles-Capitale.

1) Sur la base de quel décompte cette répartition des moyens a-t-elle été effectuée ? Je souhaiterais obtenir un relevé des égablissements et de la manière dont ils entrent en ligne de compte dans la répartition des moyens financiers.

2) Combien d'établissements ont-ils été pris en considération pour la Communauté française ? Combien d'établissements étaient-ils et sont-ils rattachés à la Communauté flamande ? Combien d'établissements ont-ils été pris en considération pour la Commission communautaire commune ?

3) Depuis le 1er janvier 2015, a-t-on constaté des modifications dans la clé de répartition entre ces trois autorités ?

4) En septembre 2014, de très nombreuses maisons de repos qui étaient agréées par la Communauté française, se sont ralliées à la Commission communautaire commune. Lors de la répartition des moyens Inami, a-t-on tenu compte, pour le financement de la prise en charge résidentielle des personnes âgées, de ce glissement de moyens vers la Commission communautaire commune ?

5) L'Inami et les autres services de votre administration ont-ils vérifié l'agrément de tous ces établissements ? Votre administration a-t-elle examiné les conditions d'agrément de ces établissements ? Vos services ont-ils contrôlé que tous les établissements d'hébergement et de soins relevant de la COCOM satisfaisaient à l'obligation de bilinguisme ? L'agrément n'est-il pas annulé de plein droit si la législation linguistique n'est pas respectée ?

6) L'autorité flamande se démène pour que la Vlaamse Sociale Bescherming (VSB - Protection sociale flamande) participe au financement des centres d'hébergement et de soins qu'elle a agréés, de sorte que le financement s'effectue réellement par le biais des personnes âgées qui résident dans les centres d'hébergement et de soins et qui sont affiliées à la VSB. Il ne va pourtant pas vraiment de soi que des habitants de la Région bilingue de Bruxelles-Capitale puissent bénéficier de cette Protection sociale flamande, étant donné que celle-ci n'est pas obligatoire pour eux comme elle l'est pour les habitants de la Région flamande.

Comment vos services seront-ils associés à une solution concluante pour le financement des centres d'hébergement et de soins situés dans la Région bilingue de Bruxelles-Capitale mais qui sont agréés et soutenus par l'autorité flamande ? Veillerez-vous à ce que l'égalité entre tous les membres de la Communauté flamande soit respectée, qu'ils vivent à Bruxelles ou en Région flamande ?

7) Le financement de ces établissements de soins se déroule-t-il actuellement toujours via les services de l'Inami, même si indirectement, il passe par les mutuelles ? Combien de temps l'Inami offrira-t-il encore ce service ?

 

Bij de zesde staatshervorming werd de RIZIV-financiering voor de rusthuizen / woonzorgcentra overgeheveld van de federale overheid naar de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Graag had ik een gedetailleerd overzicht gekregen van de middelen die vanuit het RIZIV werden overgeheveld naar de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en dit voor de woonzorginstellingen binnen het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.

1) Op basis van welke telling gebeurde deze verdeling van de middelen ? Graag kreeg ik een overzicht van de instellingen en de wijze waarop deze meetellen in de verdeling van de financiële middelen.

2) Hoeveel instellingen werden daarvoor tot de Franse Gemeenschap gerekend ? Hoeveel instellingen waren en zijn aangesloten bij de Vlaamse Gemeenschap ? Hoeveel instellingen worden er gerekend tot de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ?

3) Zijn er sinds 1 januari 2015 wijzigingen vastgesteld in de verdeelsleutel tussen deze drie overheden ?

4) In september 2014 hebben zeer veel rusthuizen die erkend waren door de Franse Gemeenschap de overstap gemaakt naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Werd bij de verdeling van de RIZIV-middelen voor de financiering van de residentiële ouderenopvang rekening gehouden met deze verschuiving van middelen naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ?

5) Werd er door het RIZIV en door de andere diensten van uw administratie onderzoek gedaan naar de erkenning van al deze instellingen ? Wordt er vanuit uw administratie onderzoek gedaan naar de erkenningsvoorwaarden van deze instellingen ? Wordt de verplichte tweetaligheid van alle woonzorginstellingen voor ouderen die aangesloten zijn bij de GGC door uw diensten gecontroleerd ? Vervalt de erkenning niet van rechtswege indien de taalwetgeving niet nageleefd wordt ?

6) De Vlaamse overheid is volop bezig om de financiering van de door haar erkende woonzorgcentra mee te doen betalen via de Vlaamse Sociale Bescherming (VSB), waardoor de financiering eigenlijk verloopt via de ouderen die in de woonzorgcentra wonen en die aangesloten zijn bij de VSB. Het is nochtans niet zo vanzelfsprekend dat inwoners van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad kunnen genieten van deze Vlaamse Sociale Bescherming, aangezien ze daar niet verplicht is zoals voor de inwoners binnen het Vlaamse Gewest.

Hoe zullen uw diensten betrokken worden bij een sluitende oplossing voor de financiering van de woonzorgcentra die gelegen zijn binnen het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad, maar die erkend zijn en ondersteund worden door de Vlaamse overheid ? Zult u erop toezien dat de gelijkheid tussen alle leden van de Vlaamse Gemeenschap gerespecteerd wordt, of ze nu in Brussel of in het Vlaams Gewest wonen ?

7) Verloopt de financiering van deze zorginstellingen op dit moment nog altijd via de diensten van het RIZIV, ook al gaat dit dan onrechtstreeks via de ziekenfondsen? Hoe lang zal het RIZIV deze dienstverlening nog aanbieden ?

 
Réponse reçue le 10 avril 2018 : Antwoord ontvangen op 10 april 2018 :

L’honorable membre trouvera ci-après la réponse à ses questions.

Les moyens financiers destinés aux soins aux personnes âgées sont répartis sur la base de l'article 49 de la loi de financement. Un montant de 3 296 041 178 euros, initialement fixé en 2013, est réparti entre les entités fédérées en fonction du nombre d'habitants âgés de plus de quatre-vingts ans. Ce montant évolue avec le temps en fonction notamment de l'évolution du nombre de personnes âgées de plus de quatre-vingts ans et en fonction du pourcentage de la croissance réelle du produit intérieur brut par habitant du Royaume. En d'autres termes, il n'y a pas eu de comptage du nombre d'établissements de soins ou de lits dans l'une ou l'autre entité fédérée.

En ce qui concerne les agréments et les conditions d'agrément des établissements de soins, les compétences en la matière ont été transférées à la Commission communautaire commune (COCOM) : cette question doit être posée aux ministres compétents en matière d'agrément des établissements de soins de la COCOM.

Les questions relatives au futur système de financement des centres de soins résidentiels doivent être posées aux ministres des entités fédérées concernées.

Comme convenu dans le protocole du 15 mai 2014, modifié par le protocole du 19 octobre 2015, le financement des centres de soins résidentiels s'effectue conformément aux procédures convenues dans le protocole ; ces procédures correspondent largement à celles qui étaient applicables au 30 juin 2014. La période concernée par les accords convenus court jusqu'au 31 décembre 2018.

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

De middelen voor ouderenzorg zijn verdeeld op basis van artikel 49 van de financieringswet, waarbij het uitgangspunt een bedrag van 3 296 041 178 euro bedroeg (2013) dat wordt verdeeld over de deelstaten op basis van het aantal inwoners ouder dan tachtig jaar. Dit bedrag evolueert in de tijd op basis van onder meer de evolutie van het aantal ouderen van tachtig jaar en op basis van het percentage van de reële groei van het bruto binnenlands product per inwoner van het Rijk. Er is met andere woorden geen telling gebeurd van het aantal instellingen of bedden die behoren tot de ene of andere deelstaat.

Wat de erkenningen en erkenningsvoorwaarden betreft van de instellingen die zijn overgegaan naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) : deze vraag moet aan de ministers worden gesteld die bevoegd zijn voor de erkenningen van instellingen bij de GGC.

De vragen die gaan over het toekomstig systeem van financiering van woonzorgcentra dienen gesteld te worden aan de ministers bij de betrokken deelstaten.

Zoals overeengekomen in het protocol van 15 mei 2014, gewijzigd bij protocol van 19 oktober 2015, verloopt de financiering van de woonzorgcentra volgens de in dat protocol afgesproken procedures ; deze procedures komen in grote mate overeen met deze die van toepassing waren op 30 juni 2014. De periode waarvoor afspraken werden gemaakt loopt tot 31 december 2018.