SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2017-2018 Zitting 2017-2018
________________
8 décembre 2017 8 december 2017
________________
Question écrite n° 6-1688 Schriftelijke vraag nr. 6-1688

de Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique

aan de minister van Defensie, belast met Ambtenaren-zaken
________________
Service général du renseignement et de la sécurité (SGRS) - Présence de M. Abaaoud dans la région de Bruxelles en 2015 - Circulation de l'information entre les services Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV) - Aanwezigheid van de heer Abaaoud in de Brusselse regio in 2015 - Doorstroming van de informatie tussen de diensten 
________________
service secret
traitement de l'information
terrorisme
accès à l'information
geheime dienst
informatieverwerking
terrorisme
toegang tot de informatie
________ ________
8/12/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/1/2018)
5/4/2018Rappel
9/12/2018Dossier gesloten
8/12/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/1/2018)
5/4/2018Rappel
9/12/2018Dossier gesloten
________ ________
Aussi posée à : question écrite 6-1686
Aussi posée à : question écrite 6-1687
Réintroduite comme : question écrite 6-2181
Aussi posée à : question écrite 6-1686
Aussi posée à : question écrite 6-1687
Réintroduite comme : question écrite 6-2181
________ ________
Question n° 6-1688 du 8 décembre 2017 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1688 d.d. 8 december 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Je me réfère au rapport annuel récent, particulièrement intéressant, du Comité R.

Cette question porte sur l'importante question du transfert d'informations (interne et externe).

Le Comité R a constaté qu'à l'été 2015, le Service général du renseignement et de la sécurité (SGRS) a reçu un rapport qui n'a pas été transmis. Ce rapport mentionnait qu'une unité militaire, déployée pour prêter assistance à la police, avait cru voir M. Abaaoud dans la région de Bruxelles, alors que tout le monde était persuadé qu’il se trouvait en Syrie. L’unité militaire concernée a, il est vrai, également fait suivre le rapport à la police.

En ce qui concerne le caractère transversal de cette question : l'accord de gouvernement flamand accorde une attention particulière à la prévention de la radicalisation. Il y est question de la création d'une cellule regroupant des experts de divers domaines politiques afin de détecter et de prévenir la radicalisation et d'y remédier, qui comporterait un point de contact central et travaillerait en collaboration avec d'autres autorités. C'est l'Agence flamande de l'Intérieur qui est chargée de la coordination de cette cellule. L'autorité fédérale joue un rôle clé, en particulier en ce qui concerne l'approche proactive et le contrôle. À l'avenir, un fonctionnaire fédéral du Service public fédéral (SPF) Intérieur fera également partie de cette cellule. Il s'agit dès lors d'une matière régionale transversale. Je me réfère également au plan d'action mis récemment sur pied par le gouvernement flamand en vue de prévenir les processus de radicalisation susceptibles de conduire à l'extrémisme et au terrorisme.

Je souhaiterais dès lors poser les questions suivantes :

Pouvez-vous me fournir des précisions sur la manière dont on a utilisé l'information concrète communiquée par l'unité militaire se trouvant sur le terrain, qui a cru remarquer la présence de M. Abaaoud à l'été 2015 ?

Quel service de police a-t-il reçu cette information du SGRS et qu'en a-t-il fait ?

Est-il exact que cette information n'a été transmise qu'à la police et donc, pas à la Sûreté de l'État (VSSE) ou à l'Organe de coordination pour l'analyse de la menace (OCAM) ? Dans l'affirmative, comment cela s'explique-t-il ? Plus important encore : comment veille-t-on actuellement à ce que de telles informations soients largement diffusées à la VSSE et aux différents services de police ?

 

Ik verwijs naar het recente bijzonder interessante jaarverslag van het Comité I.

Deze vraag betreft de belangrijke kwestie van de informatiedoorstroming (intern en extern).

Het comité I stelde vast dat de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV) in de zomer van 2015 een rapport ontving dat niet verder doorstroomde. Daarin meldde een militaire eenheid, die ingezet was in het kader van de bijstand aan de politie, dat ze meende de heer Abaaoud te hebben opgemerkt in de Brusselse regio, terwijl iedereen ervan uitging dat hij in Syrië was. Het rapport werd door de betrokken eenheid weliswaar doorgezonden naar de politie.

Wat betreft het transversaal karakter van deze vraag : in het Vlaams regeerakkoord wordt er aandacht besteed aan het voorkomen van radicalisering en is er sprake van het oprichten van een cel met experten uit de diverse beleidsdomeinen om radicalisering te voorkomen, te detecteren en eraan te remediëren, met één centraal aanspreekpunt en in samenwerking met andere overheden. De coördinatie van deze cel gebeurt door het Agentschap Binnenlands Bestuur. Vooral inzake de proactieve aanpak en de handhaving vervult de federale overheid een sleutelrol. In de toekomst zal ook een federale ambtenaar van de federale overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken deel uitmaken van deze cel. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de Gewesten. Ik verwijs tevens naar het recente actieplan van de Vlaamse regering ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.

Ik had hieromtrent dan ook volgende vragen :

Kunt u gedetailleerd meedelen hoe er werd omgesprongen met de concrete informatie vanwege de militaire eenheid op het terrein die de aanwezigheid van de heer Abaaoud in de zomer van 2015 meende te hebben opgemerkt ?

Welke politiedienst ontving deze informatie vanwege de ADIV en wat werd ermee gedaan ?

Klopt de informatie dat deze informatie enkel aan de politie werd overgemaakt en dus niet aan de Veiligheid van de Staat (VSSE) of het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) ? Zo ja, hoe kwam dit ? Nog belangrijker : hoe wordt er momenteel voor gezorgd dat dergelijke informatie breed wordt verspreid onder de VSSE en de diverse politiediensten ?