SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2017-2018 Zitting 2017-2018
________________
8 décembre 2017 8 december 2017
________________
Question écrite n° 6-1681 Schriftelijke vraag nr. 6-1681

de Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Service général du renseignement et de la sécurité (SGRS) - Opération « Vigilant Guardian » - Attentat de Paris - Deux rapports sur la présence d'un coauteur à Zaventem - Transfert d'informations entre les services Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV) - « Operation Vigilant Guardian » - Aanslag in Parijs - Twee rapporten over de aanwezigheid van mededader op Zaventem - Doorstroming van de informatie tussen de diensten 
________________
service secret
traitement de l'information
terrorisme
accès à l'information
geheime dienst
informatieverwerking
terrorisme
toegang tot de informatie
________ ________
8/12/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/1/2018)
2/2/2018Antwoord
8/12/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/1/2018)
2/2/2018Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1680
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1682
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1680
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1682
________ ________
Question n° 6-1681 du 8 décembre 2017 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1681 d.d. 8 december 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Je me réfère au rapport annuel récent, particulièrement intéressant, du Comité R.

Cette question porte sur l'importante question du transfert d'informations (interne et externe).

De l’examen de trois cas, le Comité R a pu conclure que le flux d’informations depuis le terrain, dans le cadre de l’opération « Vigilant Guardian » n’arrivait pas dans toutes les composantes et services potentiellement concernés.

Ainsi, début mars 2016, deux rapports mentionnaient la présence possible, à l’aéroport de Zaventem, d’un des futurs auteurs de l'attentat. Ces informations émanaient de militaires d’un bataillon spécialisé dans la collecte de renseignements, qui se basaient en particulier sur une liste de noms et de photos de personnes suspectées d'être impliquées dans les attentats de Paris. Lorsque le Service général du renseignement et de la sécurité (SGRS) s'est vu demander une évaluation de cette liste, il a répondu que cela ne relevait pas de sa compétence.

En ce qui concerne le caractère transversal de cette question : l'accord de gouvernement flamand accorde une attention particulière à la prévention de la radicalisation. Il y est question de la création d'une cellule regroupant des experts de divers domaines politiques afin de détecter et de prévenir la radicalisation et d'y remédier, qui comporterait un point de contact central et travaillerait en collaboration avec d'autres autorités. C'est l'Agence flamande de l'Intérieur qui est chargée de la coordination de cette cellule. L'autorité fédérale joue un rôle clé, en particulier en ce qui concerne l'approche proactive et le contrôle. À l'avenir, un fonctionnaire fédéral du Service public Intérieur (SPF) fera également partie de cette cellule. Il s'agit dès lors d'une matière régionale transversale. Je me réfère également au plan d'action mis récemment sur pied par le gouvernement flamand en vue de prévenir les processus de radicalisation susceptibles de conduire à l'extrémisme et au terrorisme.

Je souhaiterais dès lors poser les questions suivantes :

1) Pouvez-vous expliciter le contenu de ces deux rapports concernant la présence d'un des futurs auteurs de l'attentat à l'aéroport de Zaventem ? De quelle personne s'agit-il et sur la base de quelles informations cette présence éventuelle a-t-elle été constatée ? Des actions de suivi concrètes ont-elles été entreprises ? Dans l'affirmative, lesquelles ? Dans la négative, pourquoi ?

2) Avec qui, avec quels services et à quel moment ces rapports ont-ils été partagés ?

3) Que pensez-vous de la réponse donnée par le SGRS lorsqu'on lui a demandé d'évaluer les listes, à savoir que cela ne relevait pas de sa compétence ?

4) L'information provenant des unités qui interviennent dans le cadre de l'opération « Vigilant Guardian », concernant la supposée présence d'individus suspects ou de personnes disposant de renseignements, est-elle aujourd'hui systématiquement et rapidement partagée avec tous les services concernés, entre autres l'Organe de coordination pour l'analyse de la menace (OCAM), les services de police et la Sûreté de l'État (VSSE) ? Pouvez-vous expliciter votre réponse ? Un protocole a-t-il été rédigé en la matière ?

5) Les deux rapports ont-ils été traités et évalués par le SGRS ? Dans l'affirmative, quand ? Que ressortait-il de l'évaluation et cette information a-t-elle été partagée avec d'autres, à certaines conditions ou non ? Pouvez-vous expliquer de manière détaillée ce que sont devenus les deux rapports après avoir été transmis au SGRS ?

 

Ik verwijs naar het recente bijzonder interessante jaarverslag van het Comité I.

Deze vraag betreft de belangrijke kwestie van de informatiedoorstroming (intern en extern).

Uit drie casussen kon het Comité I afleiden dat de informatiestroom in het kader van de « Operation Vigilant Guardian » vanop het terrein niet tot alle geledingen en mogelijk betrokken diensten was doorgedrongen.

Begin maart 2016 werd in twee rapporten melding gemaakt van de mogelijke aanwezigheid op de luchthaven van Zaventem van één van de latere daders. Aan de basis van deze informatie lagen militairen van een bataljon dat gespecialiseerd is in inlichtingenvergaring. Ze baseerden zich meer bepaald op een lijst met namen en foto's van personen die verdacht werden van betrokkenheid bij de aanslagen van Parijs. Toen de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV) gevraagd werd om deze lijst te evalueren stelde deze dat dit niet tot hun bevoegdheid hoorde.

Wat betreft het transversaal karakter van deze vraag : in het Vlaams regeerakkoord wordt er aandacht besteed aan het voorkomen van radicalisering en is er sprake van het oprichten van een cel met experten uit de diverse beleidsdomeinen om radicalisering te voorkomen, te detecteren en ervan te remediëren, met één centraal aanspreekpunt en in samenwerking met andere overheden. De coördinatie van deze cel gebeurt door het Agentschap Binnenlands Bestuur. Vooral inzake de proactieve aanpak en de handhaving vervult de federale overheid een sleutelrol. In de toekomst zal ook een federale ambtenaar van de federale overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken deel uitmaken van deze cel. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de Gewesten. Ik verwijs tevens naar het recente actieplan van de Vlaamse regering ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.

Ik had hieromtrent dan ook volgende vragen :

1) Kunt u nader toelichten wat de inhoud was van deze twee rapporten omtrent de aanwezigheid van één van de latere daders op de luchthaven van Zaventem ? Om welke persoon gaat het en op basis van welke data werd deze mogelijke aanwezigheid vastgesteld ? Werden er concrete opvolgacties ondernomen ? Zo ja, de welke ? Zo neen, waarom niet ?

2) Met wie, met welke diensten en op welk tijdstip werden deze rapporten gedeeld ?

3) Hoe reageert u op de mededeling dat de ADIV als antwoord op een vraag om de lijsten te evalueren, aangaf dat dit niet tot hun bevoegdheid behoorde ?

4) Wordt de informatie van de eenheden die opereren onder « Operation Vigilant Guardian » inzake de vermeende aanwezigheid van verdachte individuen of ingeseinde personen vandaag systematisch en snel gedeeld met alle betrokken diensten, waaronder het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD), de politiediensten en de Veiligheid van de Staat (VSSE) ? Kunt u dit uitvoerig toelichten ? Is er hieromtrent een protocol opgesteld ?

5) Werden de twee rapporten door ADIV behandeld en geëvalueerd ? Zo ja, wanneer ? Wat was de inschatting en werd deze informatie - al dan niet onder voorwaardelijke wijze - verder gedeeld ? Kunt u gedetailleerd toelichten wat er met de twee rapporten werd gedaan nadat ze werden doorgegeven aan de ADIV ?

 
Réponse reçue le 2 février 2018 : Antwoord ontvangen op 2 februari 2018 :

Il est renvoyé au ministre de la Défense, étant donné sa compétence concernant le SGRS.

Dans son rapport d'activités 2016, le comité permanent R a pu constater que les deux rapports d’information auxquels l'honorable membre fait référence et qui ont été rédigés dans le cadre de l’opération « Vigilant Guardian », n’ont pas été transmis à la VSSE.

À la suite des recommandations formulées par la commission d’enquête parlementaire chargée d’enquêter sur les attentats terroristes du 22 mars 2016, des initiatives ont été prises par la VSSE en ce qui concerne le transfert et l’échange d'informations entre le SGRS et la VSSE. Ces initiatives ont pour but d’améliorer la collaboration et l'échange d’informations entre la VSSE et le SGRS, notamment par la rédaction conjointe d’un plan national de renseignement.

Er wordt verwezen naar de minister van Defensie, gelet op diens bevoegdheid betreffende ADIV.

Het Vast Comité I heeft in zijn Activiteitenverslag 2016 zelf vastgesteld dat de VSSE de twee informatierapporten, waarnaar de vraagsteller verwijst en die opgesteld werden binnen het kader van Operatie Vigilant Guardian, niet ontvangen heeft.

Wat de informatiedoorstroming en -uitwisseling tussen ADIV en VSSE betreft, heeft de VSSE, in navolging van de aanbevelingen die geformuleerd werden door de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de terroristische aanslagen van 22 maart 2016, initiatieven genomen om de samenwerking en informatieuitwisseling met ADIV te verbeteren, onder meer door het opstellen van een gezamenlijk inlichtingenstuurplan.