SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2016-2017 Zitting 2016-2017
________________
28 décembre 2016 28 december 2016
________________
Question écrite n° 6-1241 Schriftelijke vraag nr. 6-1241

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Traite des êtres humains - Exploitation de la mendicité - Mineurs - Approche - Instruction centrale - Renversement de la charge de la preuve Mensenhandel - Uitbuiting bedelarij - Minderjarigen - Aanpak - Centrale instructie - Omkeren bewijslast 
________________
traite des êtres humains
mendicité
protection de l'enfance
preuve
Autriche
Tchéquie
mensenhandel
bedelarij
kinderbescherming
bewijs
Oostenrijk
Tsjechië
________ ________
28/12/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 26/1/2017)
19/4/2017Antwoord
28/12/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 26/1/2017)
19/4/2017Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1240 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1240
________ ________
Question n° 6-1241 du 28 décembre 2016 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1241 d.d. 28 december 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Je me réfère au Rapport annuel Traite et trafic des êtres humains 2016 du Centre fédéral Migration. D'après ce rapport, l'exploitation de la mendicité est une forme de traite des êtres humains peu abordée jusqu'ici. On ne sait pas grand-chose de la traite des êtres humains aux fins de l'exploitation de la mendicité en Belgique.

Le chapitre « Expériences et bonnes pratiques » est utile. La Grèce indique que lorsque des membres d'une famille sont impliqués dans la mendicité et dans la traite des êtres humains, il s'agit souvent de mineurs. Dans ces cas, l'exploitation est particulièrement difficile à établir. L'Autriche indique que les enfants qui sont exploités par leurs parents ne témoignent pas contre eux.

La République tchèque a trouvé une solution à cet égard. Dans un premier temps, des instructions détaillées ont été rédigées en matière de mendicité forcée des enfants. Un guide a été publié comprenant les procédures à suivre par toutes les autorités qui entrent en contact avec des enfants mendiants (surtout des migrants). Ces autorités doivent partir du principe qu'il s'agit d'enfants victimes de la traite des êtres humains, sauf preuve contraire.

Cette question porte sur l'égalité des chances et est dès lors une compétence du Sénat conformément à l'article 79 du règlement du Sénat. Il s'agit d'une matière transversale – Communautés.

Tandis que le niveau fédéral assure les poursuites et la répression de la mendicité exercée dans le cadre de la traite des êtres humains, les Communautés s'occupent, du fait de leurs compétences en matière d'accueil, d'aide à la jeunesse et d'enseignement, de l'accueil des mineurs victimes de la traite des êtres humains, en général, et de la mendicité, en particulier.

Je souhaiterais poser les questions suivantes au ministre :

1) Partagez-vous le constat de l'Autriche selon lequel les enfants exploités par leurs parents dans le cadre de la traite (économique) des êtres humains ne témoignent pas contre eux ?

2) Que pensez-vous de l'approche tchèque consistant à élaborer, de manière transversale et pour toutes les administrations, un guide central/des instructions uniques expliquant les procédures que toutes les autorités qui entrent en contact avec des enfants mendiants (surtout des migrants) doivent suivre ? Êtes-vous disposé à prendre une initiative similaire dans notre pays pour juguler l'exploitation des enfants par le biais de la mendicité forcée ? Pouvez-vous détailler les mesures concrètes que vous comptez prendre ? Y associerez-vous les Communautés et leurs administrations ?

3) Que pensez-vous du renversement de la charge de la preuve en ce qui concerne la traite des êtres humains, en général, et la mendicité, en particulier, lorsque des mineurs sont impliqués ? Je vise plus spécifiquement l'approche tchèque, qui considèrent automatiquement les enfants comme des victimes jusqu'à preuve du contraire. Êtes-vous favorable à cette approche et, dans l'affirmative, comment comptez-vous mettre cette mesure en œuvre ? Dans la négative, quelle approche vous paraît-elle indiquée pour lutter plus efficacement à la mendicité infantile ? Pouvez-vous détailler votre réponse ?

 

Ik verwijs naar het onlangs vrijgegeven Jaarrapport mensenhandel en mensensmokkel 2016 vanwege het Federaal Migratiecentrum ; ik citeer : « Uitbuiting van bedelarij in het kader van mensenhandel is een fenomeen dat weinig aan bod komt. » En verder : « Over het fenomeen mensenhandel met het oog op uitbuiting van de bedelarij in België is weinig geweten. »

Het hoofdstuk « goede praktijken » strekt tot aanbeveling. Griekenland geeft aan dat wanneer familieleden betrokken zijn bij bedelarij en mensenhandel dat het dan vooral om minderjarigen gaat. In deze gevallen is uitbuiting bijzonder moeilijk vast te stellen. Oostenrijk geeft aan dat kinderen die door hun ouders worden uitgebuit niet getuigen.

De Tsjechische Republiek heeft hier een mouw aan gepast. Vooreerst is er een gedetailleerde instructie opgesteld inzake gedwongen bedelarij bij kinderen. Men heeft een handleiding uitgebracht met daarin de procedures die alle overheden die in contact komen met bedelende kinderen (vooral migranten) moeten volgen. Ze moeten er daarbij vanuit gaan dat het om een kind gaat dat een slachtoffer is van mensenhandel, tenzij het tegenbewijs wordt geleverd.

Deze vraag betreft gelijke kansen en is dus een bevoegdheid van de Senaat overeenkomstig artikel 79 van het reglement van de Senaat en het gaat over een transversale aangelegenheid – Gemeenschappen.

Terwijl het federale niveau instaat voor de bestraffing en vervolging van bedelarij in het kader van mensenhandel, staan de Gemeenschappen vanuit het perspectief van opvang, jeugdhulp en onderwijs in voor de opvang van de minderjarige slachtoffers van mensenhandel in het algemeen en bedelarij in het bijzonder.

Ik had dan ook volgende vragen voor de geachte minister :

1) Deelt u de vaststelling van Oostenrijk dat kinderen die door hun ouders uitgebuit worden in het kader van mensenhandel (economische) niet getuigen ? Kunt u dit toelichten ?

2) Wat vindt u van de Tsjechische aanpak om transversaal en voor alle administraties een centrale handleiding / een unieke instructie te hebben met de procedures die alle overheden die in contact komen met bedelende kinderen (vooral migranten) moeten volgen ? Bent u een gelijkaardig initiatief in ons land genegen om paal en perk te stellen aan de uitbuiting van kinderen bij het bedelen ? Kunt u toelichten welke concrete stappen u gaat zetten ? Gaat u de Gemeenschappen en hun administraties hierbij betrekken ?

3) Wat vindt u van de omkering van de bewijslast wat betreft mensenhandel in het algemeen en bedelarij in het bijzonder wanneer minderjarigen betrokken zijn ? Meer specifiek doel ik op de Tsjechische aanpak waarbij kinderen automatisch als slachtoffer worden beschouwd tenzij het tegendeel bewezen is. Bent u deze aanpak genegen en zo ja, hoe gaat u deze maatregel hier invoeren ? Zo neen, welke aanpak bent u dan wel genegen om bedelarij met kinderen effectiever aan te pakken ? Kan u dit toelichten ?

 
Réponse reçue le 19 avril 2017 : Antwoord ontvangen op 19 april 2017 :

1) Comme souvent dans le cadre d’exploitation d’enfants, le témoignage de ces derniers n’est pas aisé à recueillir mais n’est en rien spécifique à la matière.
De plus, lorsque l’exploitation d’un enfant est commise dans le milieu familial, les déclarations se révèlent encore un peu plus délicates.
2) La portée de l’approche nationale tchèque n’est pas clairement établie. Afin de voir quelles mesures devront encore être prises quant à la politique de recherche et de poursuite, la COL 20/16 etc. devra être évaluée. La collaboration avec les communautés dans le cadre de l’exploitation de la mendicité peut être débattue dans le cadre du fonctionnement de la Cellule interdépartementale de coordination de la lutte contre la traite et le trafic des êtres humains.
3) Quant au renversement de la charge de la preuve, il convient de rappeler le principe de présomption d’innocence consacré notamment par l’article 6 de la Convention européenne des droits de l’Homme. Avant de toucher à ce principe, une étude approfondie des pour et des contre par rapport à un tel changement devrait être réalisée.

1)Zoals vaak het geval is in het kader van uitbuiting van kinderen, is het niet eenvoudig om een getuigenis van hen af te nemen, maar dat is geenszins specifiek kenmerkend voor de strijd tegen mensenhandel.

Wanneer kinderen binnen de familie worden uitgebuit, verlopen de verhoren vanzelfsprekend vaak nog moeilijker.

2) De draagwijdte van de Tsjechische nationale aanpak is niet helemaal duidelijk. Om na te gaan welke maatregelen er nog moeten worden genomen inzake het opsporings- en vervolgingsbeleid, zal de COL 20/16 betreffende het vervolgings- en opsporingsbeleid inzake de exploitatie van bedelarij moeten worden geëvalueerd. De samenwerking met de gemeenschappen in het kader van de uitbuiting van bedelarij kan bediscussieerd worden binnen het kader van de werking van de Interdepartementale Coördinatiecel ter bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel.
3) Wat de omkering van de bewijslast betreft, moet worden gewezen op het beginsel inzake het vermoeden van onschuld dat inzonderheid in artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens wordt gehuldigd. Alvorens aan dat beginsel te raken, zou een grondige studie moeten worden gemaakt van de pro's en contra's van een dergelijke omkering.