SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
25 février 2011 25 februari 2011
________________
Question écrite n° 5-1513 Schriftelijke vraag nr. 5-1513

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

au ministre des Pensions et des Grandes villes

aan de minister van Pensioenen en Grote Steden
________________
Pension complémentaire (troisième pilier) - Nombres - Évolution Aanvullend pensioen (derde pijler) - Aantallen - Evolutie 
________________
épargne
déduction fiscale
statistique officielle
répartition par sexe
répartition géographique
spaartegoed
belastingaftrek
officiële statistiek
verdeling naar geslacht
geografische spreiding
________ ________
25/2/2011Verzending vraag
12/4/2011Antwoord
25/2/2011Verzending vraag
12/4/2011Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1512
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1514
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1512
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1514
________ ________
Question n° 5-1513 du 25 février 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-1513 d.d. 25 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En Belgique, un citoyen ayant souscrit à une épargne-pension pouvait inscrire, pour 2010, au maximum 870 euros dans sa déclaration d'impôts. De cette manière, une personne ayant opté pour le troisième pilier peut récupérer fiscalement une partie du montant épargné. Notre gouvernement fédéral veut ainsi encourager l'épargne-pension.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1) Pour la période comprise entre 2000 et 2010, le ministre dispose-t-il d'une répartition entre les hommes (qui remplissent la Partie 1 – Cadre IX code 1361-94 de leur déclaration d'impôts) et les femmes (qui remplissent la Partie 1 – Cadre IX code 2361-64 de leur déclaration d'impôts) pour les données relatives au nombre de cotisations par tranche d'âge de dix ans, ventilée par année et par région, en ce qui concerne la souscription des citoyens qui se constituent une pension complémentaire dans le cadre du troisième pilier ?

2) Quelles conclusions le ministre en tire-t-il ? L'entrée en vigueur de la loi du 28 avril 2003 relative aux pensions complémentaires et au régime fiscal de celles-ci et de certains avantages complémentaires en matière de sécurité sociale a-t-elle eu un effet ? Y a-t-il des différences entre la Flandre et la Wallonie, entre les hommes et les femmes, entre les tranches d'âge ?

3) Des efforts supplémentaires sont-ils nécessaires pour attirer les groupes cibles qui ne possèdent pas encore d'épargne-pension ?

 

Voor 2010 mocht een burger die aan pensioensparen deed, in dit land maximum 870 euro op zijn belastingbrief inbrengen. Op die manier kan iemand die zich inschreef voor de derde pensioenpijler een deel van het gespaarde bedrag fiscaal recupereren. De federale regering wil daarmee pensioensparen aanmoedigen.

Graag kreeg ik dan ook een antwoord op de volgende vragen.

1) Heeft de minister voor de jaren 2000 tot en met 2010, onderverdeeld tussen mannen (die Deel 1 - Vak IX code 1361-94 invulden op hun belastingaangifte) en vrouwen (die Deel 1 - Vak IX code 2361-64 invulden op hun belastingaangifte), opgesplitst per jaar, gegevens over het aantal aangiften per leeftijdscategorie, opgedeeld in telkens tien jaar en per regio met betrekking tot de inschrijving van mensen die een aanvullend pensioen via de derde pensioenpijler opbouwen?

2) Welke conclusies trekt hij? Is er een effect merkbaar sinds de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid van kracht werd? Zijn er verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië, tussen vrouwen en mannen, tussen leeftijdscategorieën?

3) Zijn extra inspanningen nodig om doelgroepen die nog niet aan pensioensparen doen, toch over de streep te trekken?

 
Réponse reçue le 12 avril 2011 : Antwoord ontvangen op 12 april 2011 :

L’honorable membre trouvera ci-après réponse à sa question :

Le troisième pilier et sa fiscalité, étant de la compétence de mon collègue Monsieur Didier Reynders, vice-premier ministre et ministre des Finances, il lui appartient de répondre de manière chiffrée à la plupart de vos questions.

Néanmoins permettez-moi de vous donner mon sentiment sur ce sujet. Il n’y a pour moi pas de corrélation directe entre l’entrée en vigueur de la Loi des pensions complémentaires (LPC) en avril 2003 et l’évolution des montants alloués au troisième pilier. D’autres facteurs influencent en effet, de manière plus certaine, le comportement et le type d’investissement de l’épargnant.

Je vous rappelle, à ce sujet, l’analyse de la Banque nationale de Belgique (BNB) intitulée « Les déterminants de l’épargne du troisième pilier » (BNB, revue économique de décembre 2007), qui étudie les différents éléments pouvant avoir un impact sur l’épargne du troisième pilier.

Le « livre vert » de la Conférence nationale des pensions reprend également une analyse détaillée de l’évolution de ces deux systèmes, et ce tant d’un point de vue législatif et fiscal que sociologique.

Enfin, je conclurais en disant ce que j’ai déjà répété à maintes reprises : le troisième pilier relève d’une épargne individuelle qui est actuellement trop généreusement soutenue par des déductions fiscales. Ces déductions fiscales pourraient être réduites et les moyens ainsi récupérés affectés aux premier et second piliers de pensions.

Het geachte lid vindt hieronder antwoord op haar vraag:

Aangezien de derde pijler en zijn fiscaliteit onder de bevoegdheid vallen van mijn collega, de heer Didier Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën, hoort het aan hem toe om u een becijferd antwoord te bieden op het merendeel van uw vragen.

Sta me toch toe om u mijn mening over dit onderwerp mee te geven. Wat mij betreft bestaat er geen rechtstreekse correlatie tussen de inwerkingtreding van de Wet Aanvullende Pensioenen (WAP) in april 2003 en de evolutie van de bedragen toegekend aan de derde pijler. Er zijn andere factoren die veel zekerder het gedrag en het soort investering van de spaarder beïnvloeden.

Ik herinner u in dit verband aan de analyse van de Nationale Bank van België (NBB), met als titel “De determinanten van het sparen in de derde pensioenpijler” (NBB, Economisch tijdschrift van december 2007), waarin zij de verschillende elementen onderzoekt die van invloed kunnen zijn op het sparen in de derde pijler.

Het “groenboek” van de Nationale Pensioenconferentie bevat eveneens een gedetailleerde analyse van de evolutie van deze twee systemen, zowel vanuit een wetgevend, fiscaal als sociologisch perspectief.

Ik wil afsluiten met wat ik al vaak heb herhaald: de derde pijler valt onder een individueel sparen, dat, op dit moment, te royaal wordt ondersteund door de fiscale aftrek. Deze fiscale aftrek zou kunnen worden verminderd en de zo teruggewonnen middelen zouden kunnen worden toegekend aan de eerste en tweede pensioenpijler.