SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
1 décembre 2009 1 december 2009
________________
Question écrite n° 4-5084 Schriftelijke vraag nr. 4-5084

de Dimitri Fourny (cdH)

van Dimitri Fourny (cdH)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Loi du 21 avril 2007 relative à la répétibilité des honoraires et des frais d'avocat - Évaluation - Objet - Délai - Amélioration éventuelle de la loi Wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat - Evaluatie - Voorwerp - Termijn - Eventuele verbetering van de wet 
________________
frais de justice
avocat
gerechtskosten
advocaat
________ ________
1/12/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 1/1/2010)
23/4/2010Antwoord
1/12/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 1/1/2010)
23/4/2010Antwoord
________ ________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1175 Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1175
________ ________
Question n° 4-5084 du 1 décembre 2009 : (Question posée en français) Vraag nr. 4-5084 d.d. 1 december 2009 : (Vraag gesteld in het Frans)

Comme vous le savez, la loi du 21 avril 2007 a instauré la répétibilité des frais et honoraires dans notre ordre juridique interne.

Il fallait s’y attendre, ce mécanisme de droit judiciaire a fait l’objet de divers recours devant la Cour constitutionnelle. D’importants arrêts ont été rendus, notamment en mai et juillet 2009 – parmi beaucoup d’autres. Ces derniers ont clarifié la position du tiers intervenant dans un procès pénal – en matière d’assurances – et du civilement responsable.

Cette législation a presque toujours fait l’objet de confirmations par la Cour constitutionnelle.

Je sais aussi qu’une modification législative est survenue le 22 décembre 2008, par le biais de la loi modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne la répétibilité des honoraires et des frais d'avocat. Ceci indique que des adaptations semblaient indispensables. Je pense d’ailleurs que cette évolution était bienvenue et répondait à de réelles difficultés rencontrées dans la pratique, essentiellement lorsqu’une partie comparaissait en justice sans s’adjoindre les services d’un avocat.

Sans pouvoir le vérifier, il me revient que vos services seraient en train de mener une évaluation du système de répétibilité tel qu’il existe en Belgique. Le sujet ne cesse pas de faire débat.

1. Pouvez-vous me confirmer l’existence de pareille évaluation ?

2. Si cette évaluation est effectivement en cours, pouvez-vous m’en expliquer son objet ? Quel est son « cahier de charges » ?

3. Quand pouvons-nous espérer un éventuel rapport d’évaluation ? Avez-vous de bonnes chances d’aboutir avant la fin de l’année civile ?

4. Cette évaluation a-t-elle déjà porté certains fruits ? Dans l’affirmative, pourriez-vous en expliquer les lignes de forces ?

5. Si cette évaluation n’est pas actuellement en cours, ne pensez-vous pas qu’il serait opportun de la mener ?

6. Avez-vous, personnellement, l’intention de déposer un projet de loi afin d’améliorer la répétibilité en droit belge ?

 

Zoals u weet, heeft de wet van 21 april 2007 de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat in ons intern rechtssysteem ingevoerd.

Dat was te verwachten: dat mechanisme van gerechtelijk recht heeft het voorwerp uitgemaakt van diverse beroepen bij het Constitutioneel Hof. Er werden belangrijke arresten gewezen, onder meer in mei en juli 2009. Die arresten hebben de positie verduidelijkt van de derde partij die in een strafproces tussenkomt – inzake verzekeringen – en van de burgerrechtelijk aansprakelijke partij.

Die wetgeving werd door het Constitutioneel Hof bijna altijd bevestigd.

Ik weet ook dat de wet op 22 december 2008 werd gewijzigd door het wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek voor wat betreft de verhaalbaarheid van de erelonen en kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat. Dat is het bewijs dat aanpassingen noodzakelijk waren. Ik denk trouwens dat die evolutie welkom was en beantwoordde aan de reële moeilijkheden op het terrein, vooral als een partij voor het gerecht verscheen zonder de bijstand van een advocaat.

Ik heb het niet kunnen verifiëren,maar ik heb vernomen dat uw diensten bezig zijn met een evaluatie van het systeem van verhaalbaarheid dat in België bestaat. Dat onderwerp blijft voor discussie zorgen.

1. Kun u me het bestaan van een dergelijke evaluatie bevestigen?

2. Als die evaluatie effectief gebeurt, kunt u mij dan meer uitleg geven over het onderwerp? Hoe ziet het “bestek” eruit?

3. Wanneer mogen we een eventueel evaluatierapport verwachten? Zult u erin slagen het nog vóór het einde van het kalenderjaar af te ronden?

4.Heeft die evaluatie al vruchten afgeworpen? Zo ja, kunt u meer uitleg geven over de krachtlijnen?

5. Als die evaluatie nu nog niet wordt gemaakt, denkt u dan dat ze kan worden overwogen?

6.Bent u zelf van plan een wetsontwerp in te dienen om het systeem van verhaalbaarheid in het Belgisch recht te verbeteren?

 
Réponse reçue le 23 avril 2010 : Antwoord ontvangen op 23 april 2010 :

Un groupe de travail a été institué à l’initiative de mon prédécesseur. Ce groupe était constitué de professeurs d’université, de magistrats, de représentants de l’OVB et de l’OBFG, d’un conseiller de ma cellule stratégique ainsi que d’un membre de mon administration. La mission de ce groupe était d’examiner la loi sur la répétibilité et de déterminer les corrections nécessaires tant sur le plan technique que sur le plan de l’équité tout en ne dénaturant pas la philosophie du système. Les travaux de ce groupe ont débuté en avril 2008 et ce sont achevé en janvier 2009. Entre temps, la Cour constitutionnelle a rendu un arrêt sur le recours en annulation contre la loi et a rejeté ce recours.

J’ai alors donné instruction à mon administration afin de rédiger des projets de modifications tant de la loi du 21 avril 2007 que de son arrêté d’exécution du 26 octobre 2007.

Un projet de loi a été déposé en décembre 2009 au parlement. Ce texte tient compte des observations du groupe de travail et contient une série d’adaptations qui se sont révélées nécessaires tant sur le plan de la technique juridique que sur le plan de l’équité.

Entretemps cette nouvelle réglementation a été votée et l’arrêté royal en question a été soumis au Conseil d'État pour avis.

Op initiatief van mijn voorganger werd overgegaan tot de oprichting van een werkgroep bestaande uit universiteitsprofessoren, magistraten, vertegenwoordigers van de OVB en de OBFG, een adviseur uit mijn beleidsvoorbereidende cel en een lid van mijn administratie. Deze groep had als opdracht de wet betreffende de verhaalbaarheid te onderzoeken en de nodige rechtzettingen te formuleren op technisch vlak en op het vlak van de billijkheid, zonder afbreuk te doen aan de opzet van het systeem. Hij startte met zijn opdracht in april 2008 en beëindigde deze in januari 2009. Intussen heeft het Grondwettelijk Hof een arrest over het beroep tot vernietiging van de wet uitgesproken en dit beroep verworpen.

Ik heb mijn administratie dan belast met het opstellen van ontwerpen tot wijziging van zowel de wet van 21 april 2007 als het besluit van 26 oktober 2007 tot uitvoering ervan.

In december 2009 is een ontwerp van wet ingediend in het Parlement. Deze tekst houdt rekening met de commentaar van de werkgroep en omvat een aantal noodzakelijke aanpassingen op juridisch-technisch vlak en op het vlak van billijkheid.

Intussen werd deze nieuwe regelgeving gestemd en werd het koninklijk besluit ter zake voor advies voorgelegd aan de Raad van State.