SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
20 février 2008 20 februari 2008
________________
Question écrite n° 4-348 Schriftelijke vraag nr. 4-348

de Marc Verwilghen (Open Vld)

van Marc Verwilghen (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Tribunaux de l’application des peines - Arriéré - Mesures Strafuitvoeringsrechtbanken - Achterstand - Maatregelen 
________________
procédure judiciaire
procédure pénale
arriéré judiciaire
exécution de la peine
juridiction pénale
rechtsvordering
strafprocedure
gerechtelijke achterstand
voltrekking van de straf
strafrechtspraak
________ ________
20/2/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 20/3/2008)
19/3/2008Dossier gesloten
20/2/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 20/3/2008)
19/3/2008Dossier gesloten
________ ________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-62
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-688
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-62
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-688
________ ________
Question n° 4-348 du 20 février 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-348 d.d. 20 februari 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

J’apprends par différents canaux que les tribunaux de l’application des peines accusent un retard important dans le traitement des différents dossiers. Il serait question d’un arriéré de cent dossiers. En raison de ce retard, il serait pratiquement impossible d’obtenir une audience dans le délai fixé par la loi. Cette situation est très frustrante pour un condamné qui sait qu’il peut en principe bénéficier d’une libération conditionnelle mais qui est contraint d’attendre en raison d’un retard.

L’article 52 de la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d’exécution de la peine, prévoit pourtant que cette audience doit avoir lieu au plus tard deux mois après le dépôt de la demande écrite ou après la réception de l’avis du directeur.

Je souhaiterais dès lors poser les questions suivantes :

1. Le ministre confirme-t-il l’existence de cet arriéré ? Dans l’affirmative, quel est le nombre de dossiers en cours de traitement par tribunal de l’exécution des peines ?

2. Le ministre est-il au courant de la pratique consistant à faire passer un dossier avant les autres ?

3. Quelles mesures envisage-t-il pour combler les retards éventuels à court terme ?

 

Via verschillende kanalen verneem ik dat er bij de strafuitvoeringsrechtbanken een grote achterstand bestaat in de behandeling van de verschillende dossiers. Zo heb ik cijfers vernomen van ruim honderd dossiers. Daardoor is het bijna onmogelijk om een zitting te verkrijgen binnen de bij wet vastgelegde termijn. Voor een veroordeelde is het heel frustrerend omdat hij weet dat hij in principe in voorwaardelijke vrijheid kan gesteld worden, maar dat hij door een achterstand moet wachten.

Artikel 52 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, bepaalt nochtans dat deze zitting moet plaatsvinden uiterlijk twee maanden na de indiening van het schriftelijk verzoek of na de ontvangst van het advies van de directeur.

Daarom volgende vragen:

1. Bevestigt de geachte minister deze achterstand? Zo ja, wat is het aantal dossiers in behandeling per strafuitvoeringsrechtbank?

2. Heeft hij verder weet van een praktijk van “het voornemen van dossiers”?

3. Welke maatregelen voorziet hij om op korte termijn de eventueel voorkomende gevallen van achterstand weg te werken?