SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
12 janvier 2009 12 januari 2009
________________
Question écrite n° 4-2640 Schriftelijke vraag nr. 4-2640

de Marc Verwilghen (Open Vld)

van Marc Verwilghen (Open Vld)

au ministre du Climat et de l'Energie

aan de minister van Klimaat en Energie
________________
Production durable d'énergie - Production conventionnelle d'énergie - Rapport Duurzame energieproductie - Conventionele energieproductie - Verhouding 
________________
production d'énergie
énergie renouvelable
réduction des émissions de gaz
développement durable
Protocole de Kyoto
energieproductie
regenereerbare energie
vermindering van gasemissie
duurzame ontwikkeling
Protocol van Kyoto
________ ________
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
21/1/2009Antwoord
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
21/1/2009Antwoord
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-1875 Herindiening van : schriftelijke vraag 4-1875
________ ________
Question n° 4-2640 du 12 janvier 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-2640 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Pour atteindre les objectifs européens, notre pays doit investir notamment pour obtenir 13% d'énergie renouvelable et une réduction de 15% des émissions globales de CO2. Puisque le remplacement de nos centrales classiques produisant de l'électricité grâce au gaz, au charbon ou à l'énergie nucléaire, n'est pas chose facile, j'aimerais obtenir une réponse aux questions concrètes suivantes.

Quel est le rapport entre les investissements dans la production durable d'électricité (au moyen, par exemple, d'éoliennes ou de cellules photovoltaïques) et ceux dans la fermeture des centrales au charbon, au gaz et nucléaires? Est-il à ce sujet question d'un rapport inversement proportionnel?

Un investissement par exemple dans un gigawatt d'énergie durable entraîne-t-il également une réduction d'un nombre égal de gigawatts d'énergie produite au moyen des centrales conventionnelles?

Que cela signifiera-t-il concrètement pour notre tentative d'atteindre l'objectif européen de 13% d'énergie renouvelable?

 

Om de Europese doelstellingen te behalen, moet ons land investeren in onder andere 13 % hernieuwbare energie en een reductie van de globale CO2-uitstoot met 15 %. Omdat het vervangen van onze klassieke centrales die elektriciteit produceren op basis van gas, steenkool of nucleaire brandstof geen eenvoudige opgave is, kreeg ik graag een antwoord op onderstaande concrete vragen :

Hoe verhoudt de investering in duurzame stroomproductie (zoals bijvoorbeeld windmolens, fotovoltaïsche cellen, …) zich ten opzichte van het sluiten van de kolen-, gas- en nucleaire centrales ? Is er hierbij sprake van een omgekeerd evenredige relatie ?

Zorgt een investering in bijvoorbeeld één gigawatt duurzame energie, ook voor een vermindering van een gelijk aantal gigawatt energie geproduceerd middels de conventionele centrales ?

Wat zal dit concreet betekenen bij het bereiken van de Europese doelstelling van 13 % productie via hernieuwbare energie ?

 
Réponse reçue le 21 janvier 2009 : Antwoord ontvangen op 21 januari 2009 :

Les questions de l’honorable membre en matière de production d’énergie durable par rapport à la production d’énergie conventionnelle ont retenu toute mon attention. En réponse aux questions posées, j’ai l’honneur de communiquer à l’honorable membre ce qui suit :

  1. Il n’y a pas de rapport direct entre la production d’électricité à partir de sources d’énergie renouvelables et la fermeture éventuelle de centrales électriques au charbon ou de centrales nucléaires.

  2. Il est en effet exact que l’on ne peut comparer, stricto sensu, un GW produit à partir d’énergie renouvelable à un GW produit dans une centrale au charbon ou une centrale nucléaire. Chaque vecteur énergétique a ses caractéristiques propres en matière de flexibilité, de souplesse d’utilisation, de prévisibilité, d’intermittence, etc. En matière d’énergie renouvelable, l’hydro-électrique est par exemple bien prévisible et pas intermittent, à la différence du photovoltaïque ou de l’éolien, bien que l’éolien (en particulier) soit de plus en plus prévisible mais reste bien entendu dépendant de l’existence de vent ou non. Les centrales au charbon et les centrales nucléaires sont typiquement utilisées pour produire de l’électricité de base, ce qui n’est pas (hormis hydro et biomasse) le cas pour toutes les énergies renouvelables.

  3. L’objectif de 13 % des énergies renouvelables à l’horizon 2020 dans le cadre de la nouvelle directive européenne en matière d’énergie renouvelable pourrait, selon les récentes études du Bureau fédéral du Plan, mener à un pourcentage de l’ordre de 19 % de production d’électricité d’origine renouvelable, ce qui nécessitera des investissements dans les domaines de l’éolien (dont l’éolien offshore) et de la biomasse principalement. Ces investissements sont tributaires avant tout de la valeur du carbone (cf. ETS) et des politiques de soutien aux énergies renouvelables (cf. certificats verts et offshore, entre autres), mais ne sont pas liés au phasing out nucléaire.

De vragen van het geachte lid met betrekking tot de opwekking van duurzame versus conventionele energie heeft mijn volle aandacht genoten. Als antwoord op zijn vragen heb ik de eer het geachte lid het volgende mee te delen:

  1. Er bestaat geen rechtstreeks verband tussen elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen en de eventuele sluiting van elektriciteits-centrales op steenkool of van kerncentrales.

  2. Het klopt inderdaad dat men het strictu sensu een GW opgewekt uit hernieuwbare energie niet kan vergelijken met een GW opgewekt in een steenkoolcentrale of een kerncentrale. Elke energiedrager heeft zijn eigen kenmerken op het vlak van flexibiliteit, gebruiksgemak, voorspel-baarheid, tijdelijke onderbreking, enz. Bij de hernieuwbare energie is bij voorbeeld hydro-elektriciteit goed voorspelbaar en niet intermitterend terwijl dat niet het geval is voor zonnecelenergie of windenergie, hoewel windenergie (in het bijzonder) steeds meer voorspelbaar wordt maar uiteraard afhankelijk blijft van de windkracht. Steenkoolcentrales en kerncentrales worden typisch gebruikt voor de opwekking van basiselektriciteit; dat is niet zo bij hernieuwbare energie (behalve dan voor hydro en biomassa).

  3. De doelstelling van 13 % hernieuwbare energiebronnen tegen 2020 in het raam van de nieuwe Europese richtlijn inzake hernieuwbare energie zou volgens recente studies van het Federaal Planbureau kunnen leiden tot de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in de orde van 19 %. Hiervoor zijn vooral investeringen nodig in windenergie (waaronder offshore windenergie) en biomassa. Die investeringen zullen in de eerste plaats afhangen van de kostprijs van de koolstofuitstoot (ETS) en van het beleid ter ondersteuning van de hernieuwbare energiebronnen (cfr. onder meer groenestroom-certificaten en offshore) maar staan los van de nucleaire uitstap.