BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2015-2016
________
9 maart 2016
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-876

de Martine Taelman (Open Vld)

aan de minister van Justitie
________
Drugsdoden - Aantal - Handhaving - Strijd tegen drugs - Arrestaties en veroordelingen - Aantal - Stedelijk of landelijk fenomeen - Volksgezondheid - Overleg met de Gemeenschappen
________
officiële statistiek
gewesten en gemeenschappen van België
geografische spreiding
verdovend middel
handel in verdovende middelen
drugverslaving
strafsanctie
________
9/3/2016Verzending vraag
3/10/2016Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-875
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-877
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-876 d.d. 9 maart 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Drugsgebruik heeft in 2015 aan 1 226 Duitsers het leven gekost, bijna 20 % meer dan een jaar eerder.

Ook het aantal nieuwe gebruikers van harddrugs nam licht toe. Vooral synthetische drugs zoals speed en xtc komen over het algemeen uit Nederland.

Jarenlang daalde het aantal drugsdoden in Duitsland. Na een lichte stijging in 2014 lijkt nu echt sprake van een trendbreuk, constateren Duitse media. De krant Die Welt vroeg de cijfers op bij de federale recherche, het Bundeskriminalamt.

Zowel synthetische drugs als heroïne, cocaïne en het uiterst gevaarlijke chrystal meth worden meer gebruikt. Een duidelijke verklaring is daar niet voor.

Drugs zijn een transversale Gemeenschapsaangelegenheid. De Gemeenschappen zijn bevoegd wat de preventieve gezondheidszorg betreft. De handhaving van de handel in illegale producten is een federale aangelegenheid.

Graag had ik hieromtrent dan ook volgende vragen voorgelegd :

1) Is er in ons land ook een toename van het aantal drugsdoden? Hoeveel drugsdoden waren er de jongste drie jaar? Hoeveel waren er per jaar?

2) Welke maatregelen worden genomen voor de handhaving en de strijd tegen drugs, in het bijzonder wat betreft de toename van synthetische drugs die via het internet worden verkocht ? Kunt u hier concrete cijfers geven met betrekking tot het aantal arrestaties en het aantal veroordelingen voor de handel in drugs ? Kunnen deze cijfers worden geduid ?

3) Blijft de drugshandel een stedelijk fenomeen of is er, net als in de buurlanden, een toename van het drugsgebruik in de landelijke gemeenten? Kan dit cijfermatig toegelicht worden ?

4) Voert u regelmatig overleg met de Gemeenschappen over de gezamenlijke strijd tegen drugs en kunt u meedelen wat hiervan de resultaten zijn ?

Antwoord ontvangen op 3 oktober 2016 :

1) Er wordt verwezen naar de minister van Sociale Zaken, gelet op diens bevoegdheid ter zake en aan wie deze vraag eveneens werd gesteld.

2) De aanpak van de handel in synthetische drugs op Internet hangt in grote mate af van de mogelijkheden ter beschikking van politie en justitie hebben om het plegen van criminaliteit via het Internet effectief aan te pakken. De identificatie en lokalisatie van de aan- en verkopers op allerhande Internetsites vormt bij de aanpak van dit fenomeen een groot probleem.

Het vigerende strafprocesrecht dient afgestemd te worden op de noden van een effectieve criminaliteitsbestrijding in de informatiemaatschappij, bijvoorbeeld wat betreft het stellen van onderzoeksdaden op het Internet.

De kadernota Integrale Veiligheid bevat de grote strategische lijnen van het veiligheidsbeleid voor de komende jaren. Het internet en de ICT als facilitator van criminaliteit is als transversaal thema in deze kadernota opgenomen.

Wat betreft de gevraagde cijfergegevens omtrent het aantal veroordelingen voor drughandel, geeft de veroordelingstatistiek (beheerd binnen de dienst voor het Strafrechtelijk beleid, DGWL, FOD Justitie) op basis van de extractie van 16 maart 2016, 6 431 veroordelingen aan voor de handel in verdovende middelen, slaapmiddelen en psychotrope stoffen in 2015. Deze statistiek is opgebouwd uit de veroordelingsberichten, die de vonnissen uitgesproken door een rechtbank per opgenomen veroordeelde bevatten. Dit betekent dat een veroordelingsbericht betrekking kan hebben op meerdere strafrechtelijke inbreuken. Bovendien kan een individu of rechtspersoon meermaals per jaar veroordeeld worden en bijgevolg in meerdere veroordelingsberichten per jaar voorkomen. Het totaal aantal veroordelingen per strafrechtelijke inbreuk ligt dus hoger dan het totaal aantal veroordelingsberichten en het totaal aantal veroordeelden. Dit dient in rekening gebracht bij de interpretatie van dit cijfer.

Voor wat betreft gegevens over het aantal arrestaties door de politiediensten wordt verwezen naar de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, gelet op diens bevoegdheid ter zake en aan wie deze vraag eveneens werd gesteld.

3) Drughandel en druggebruik, zijn twee afzonderlijke fenomenen die niet noodzakelijk aan elkaar zijn gelinkt. Een hotspot voor drughandel betekent nog niet dat deze drugs ook op die plek worden geconsumeerd en omgekeerd. De vaststelling of de drughandel en / of het druggebruik in ons land meer stedelijke fenomenen zijn dan wel eerder naar het landelijk niveau opschuiven is moeilijk te maken en te onderbouwen. Dit hangt samen met het grote « dark number » verbonden aan deze fenomenen, waardoor vele feiten niet ter kennis van politie en justitie worden gebracht. De justitiële databanken laten niet toe gegevens omtrent de plaats van het gepleegde feit te genereren.

4) Een efficiënt drugsbeleid vereist een globale en geïntegreerde aanpak. Dit wordt in ons land sinds 2002 gerealiseerd door een samenwerkingsakkoord tussen de verschillende regeringen in ons land. Gezien de drugproblematiek vooral vanuit een gezondheidsbenadering wordt bekeken, werd naar aanleiding van dit akkoord door de minister van Volksgezondheid de algemene cel Drugbeleid (ACD) geïnitieerd, als overlegplatform inzake de aanpak van de drugproblematiek in al haar uitingsvormen over alle beleidsdomeinen en beleidsniveaus heen. Dit platform wordt samengesteld door leden van de federale regering en de deelregeringen. De minister van Justitie is actief betrokken bij de werkzaamheden van deze ACD.

Voor wat betreft de resultaten van dit overleg wordt verwezen naar de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, gelet op diens bevoegdheid ter zake en aan wie deze vraag eveneens werd gesteld.