BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2017-2018
________
13 december 2017
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1711

de Guy D'haeseleer (Vlaams Belang)

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________
Gemeenschappen en gewesten - Schulden aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ) - Bedrag - Zaken voor de rechtbanken - Aantal
________
gewesten en gemeenschappen van België
schuld
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
sociale bijdrage
________
13/12/2017Verzending vraag
22/3/2018Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1711 d.d. 13 december 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Omdat deze vraag betrekking heeft op de schulden aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) van de Gemeenschappen en de Gewesten gaat het hier over een transversale aangelegenheid.

In het verleden is reeds veel te doen geweest over de schulden van de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest aan de RSZ. Ik verwijs hier naar de juridische procedures met betrekking tot de schulden van het ministerie van Onderwijs van de Franse Gemeenschap en van het Waals Gewest, dat een schuld had als gevolg van achterstallige bijdragen in het kader van de maaltijdcheques.

Kan de geachte minister mij meedelen, opgesplitst per gewest en gemeenschap :

1) hoeveel de totale RSZ-schuld van deze gemeenschappen en gewesten op dit moment bedraagt en hoe hoog de verwijlintresten intussen zijn ?

2) hoeveel zaken momenteel nog betwist worden voor de rechtbank, wat de stand van zaken is van nog eventueel hangende procedures voor de arbeidsrechtbanken en hoven, welk bedrag er betwist wordt, alsook de reden van betwisting  ?

3) met welke overheden er afbetalingsplannen zijn overeengekomen, om hoeveel afbetalingsplannen het gaat en of ze worden nageleefd  ?

Antwoord ontvangen op 22 maart 2018 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

1) Ik kan u meedelen dat op 28 december 2017 de totale Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ)-schuld (bijdragen, bijdrageopslagen, intresten en gerechtskosten) van de Vlaamse Gemeenschap 2 379 707,00 euro bedraagt en de totale RSZ-schuld van het ministerie van het Brussels Gewest 773 547,06 euro bedraagt. De totale RSZ-schuld van de Franse Gemeenschap bedraagt 8 719 493,04 euro.

Ik kan u eveneens toelichten dat op 28 december 2017 de verwijlintresten 1 332 657,61 euro bedragen voor de Vlaamse Gemeenschap en 212 811,23 euro voor het ministerie van het Brussels Gewest. Voor de Franse Gemeenschap bedragen de totale intresten 5 350 183,19 euro.

2) Ik kan u meedelen dat er voor wat betreft de Vlaamse Gemeenschap momenteel één zaak betwist wordt voor de arbeidsrechtbank. Het betreft een zaak van het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap over de centraal betaalde lonen van de gesubsidieerde instellingen van het BO en BLO.

De schuld betreft enerzijds bijdrageopslagen en intresten voor de kwartalen 4/91 en 4/93 en bijdragen, opslagen en intresten voor de eerste wijziging van het kwartaal 4/95. Anderzijds betreft het een schuld in bijdragen, bijdrageopslagen en intresten voor de twaalfde en dertiende wijziging van het vierde kwartaal 1995 en bijdrageopslagen en intresten voor de tweede wijziging aan het tweede kwartaal 2002.

De totale schuld bedraagt 2 379 707,00 euro, gedetailleerd als volgt :

– bijdragen : 813 908,79 euro ;

– bijdrageopslagen : 232 975,11 euro ;

– intresten : 1 332 657,61 euro (op 28 december 2017) ;

– gerechtskosten : 165,49 euro.

In deze zaak wisselen de partijen hun conclusies uit maar werd nog geen vonnis geveld.

Wat de Franstalige Gemeenschap betreft, waren er twee types betwistingen : de problematiek van de lasten uit het verleden en de problematiek van de « Smetbanen ».

Wat betreft de lasten uit het verleden werden twee arresten uitgesproken door het Arbeidshof van Brussel op 9 september 2010 en op 5 april 2012 en een arrest van het Hof van Cassatie op 18 januari 2016. De totale overblijvende schuld voor dit deel van het dossier bedraagt 3 344 927,02 euro, uitsluitend voor intresten. Naar aanleiding de verwerping van de voorziening in Cassatie op 18 januari 2016, ingesteld door de Franse Gemeenschap, is deze schuld definitief geworden en niet meer betwistbaar.

Wat betreft de « Smetbanen » werd een arrest uitgesproken op 1 april 2015. De totale overblijvende schuld voor dit deel van het dossier bedraagt 5 374 566,02 euro en is samengesteld als volgt :

– bijdragen : 3 060 308,92 euro ;

– bijdrageopslagen : 307 067,36 euro ;

– intresten (tot op 28 december 2017) : 2 005 256,17 euro ;

– gerechtskosten : 1 933,57 euro.

Aangezien de ganse problematiek over de verschillende werkgeversrekeningen van de Franse Gemeenschap definitief beslecht is, heeft de RSZ de herberekening van de intresten voor het deel van het geschil betreffende de Smetbanen kunnen maken.

In navolging van de betaling uitgevoerd door de Franse Gemeenschap voor zijn gehele schuld, bleek een openstaand saldo verschuldigd. De Franse Gemeenschap heeft toelichting gevraagd over de toerekening van haar betaling alsook over de berekeningswijze van de intresten. De partijen hebben elkaar ontmoet eind november 2017 om hun toelichtingen te geven en zijn overeengekomen om een meer gedetailleerde afrekening te maken in de loop van de maand januari 2018.

Wat betreft het ministerie van het Brussels Gewest, zijn er in het totaal vijfentwintig procedures hangende voor de arbeidsrechtbank van Brussel.

De totale schuld voor deze hangende procedures bedraagt 773 547,06 euro, als volgt gedetailleerd :

– bijdragen : 0,00 euro ;

– bijdrageopslagen : 558 984,05 euro ;

– intresten : 212 811,23 euro ;

– gerechtskosten : 1 751,78 euro.

Wat de grond van de zaak betreft, gaat het over aangiftes van bijdragen en wijzigingen gedaan door de centrale dienst der Vaste Uitgaven voor de personeelsleden van het Brussels Gewest. Wanneer het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd gecreëerd, werd de financiële kost van het personeel overgedragen. Echter, het nieuwe Gewest kon niet direct genieten van een eigen thesaurie zodat het niet beschikte over de noodzakelijke fondsen om de betalingen binnen de termijnen te verzekeren.

De huidige betwisting betreft de nog niet betaalde bijdragenopslagen en intresten. De RSZ heeft gedagvaard voor vijfentwintig procedures voor deze problematiek ten aanzien van het Brussels Gewest en alle procedures werden naar de rol verstuurd in afwachting van een definitieve beslissing in het dossier van de Franse Gemeenschap om hetzelfde debat als dat van de « last van het verleden » te vermijden.

Een verzoek tot kwijtschelding van bijdrageopslagen en intresten werd ingediend door het Brussels Gewest en heeft het voorwerp uitgemaakt van een beslissing tot gedeeltelijke toekenning ten bedrage van 50 % van de bijdrageopslagen en een weigering voor het saldo.

Deze weigering heeft het voorwerp uitgemaakt van een vernietiging door de Raad van State bij arrest van 13 november 2006 wegens gebrek aan afdoende motivering. De Rijksdienst heeft hierop een afdoende gemotiveerde beslissing genomen op 13 februari 2007.

In navolging van deze initiatieven, heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de beslissing tot weigering van vrijstelling betwist voor de arbeidsrechtbank op 22 september 2017, stellende dat de tweede beslissing niet werd ontvangen.

Deze zaak is momenteel hangende voor de arbeidsrechtbank.

3) Ik kan u meedelen dat er geen afbetalingsplannen bestaan.