BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2016-2017
________
13 juni 2017
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1484

de Christie Morreale (PS)

aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling
________
Klimaatambities van België - Heronderhandeling op het Europese niveau - Overleg met de gewesten - Negatieve invloed op het imago van België
________
opwarming van het klimaat
vermindering van gasemissie
beleid inzake klimaatverandering
verhouding land-regio
________
13/6/2017Verzending vraag
7/7/2017Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1484 d.d. 13 juni 2017 : (Vraag gesteld in het Frans)

Op 1 juni 2017 kondigde de Amerikaanse president de terugtrekking aan van zijn land uit het Klimaatakkoord van Parijs, tot grote verontwaardiging van de internationale gemeenschap. Velen riepen op tot hechtere relaties met andere partners, maar ook tot repressieve economische maatregelen.

Al deze vragen behoren tot de bevoegdheid van de Senaat omdat ze gaan over een federale materie die van invloed is op de bevoegdheden van de deelstaten inzake energie, klimaat, milieu, milieubeheer en -bescherming, enz.

Onze fractie verwachtte een sterk signaal vanwege de federale regering om blijk te geven van het feit dat we het niet eens zijn met die Amerikaanse beslissing, maar in plaats daarvan kondigde u aan de klimaatambities van België te willen versoepelen door een heronderhandeling op het Europese niveau en stelde u dat de doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen met 35 % te verminderen tegen 2030 overdreven is.

De Waalse regering voert al sinds verschillende legislaturen een voluntaristisch beleid inzake de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Dat is naar mijn mening een engagement dat van levenbelang is. Het voortbestaan van de planeet is de allergrootste prioriteit en gaat voor al het andere. Een dergelijke beslissing heeft een rechtstreekse invloed op het beleid dat door de gewesten wordt gevoerd. Hebt u overleg gepleegd met uw collega's voor u uw wil te kennen gaf? Wat is de impact van die verklaring op de intra-Belgische relaties? Denkt u niet dat een dergelijk standpunt het Belgische imago negatief beïnvloedt in Europees en internationaal verband?

Antwoord ontvangen op 7 juli 2017 :

Als antwoord op uw vraag wil ik eerst en vooral in herinnering brengen dat ik mij ondubbelzinnig aangesloten heb bij de golf van protest nadat president Trump op 1 juni aankondigde dat de Verenigde Staten zich terugtrekken uit het Akkoord van Parijs. De regering blijft vastbesloten om het Akkoord van Parijs te ondersteunen en de verbintenissen die in die context aangegaan zijn, volledig na te leven. Via de stem van de eerste minister heeft de regering bovendien de kans gekregen om het standpunt van België op dat vlak duidelijk over te brengen aan President Trump zelf. Ik heb mijzelf onmiddellijk aangesloten bij de boodschap van de « High Ambition Coalition »: #committedtoParis. Ik zal samen met mijn collega’s van de federale regering, van de Gewesten en met onze Europese partners blijven bestuderen welke bijkomende politieke initiatieven aangewezen zouden zijn op internationaal niveau.

Wat de klimaatambities van België in de Europese context betreft, kent het voorstel van verordening « Effort sharing », waarover momenteel onderhandeld wordt op het niveau van de Raad en het Europees Parlement, aan België een doelstelling voor de reductie van broeikasgasemissies met 35% in 2030 ten opzichte van 2005 toe. Zoals ik reeds kunnen verduidelijken heb, is het niet mijn bedoeling, noch die van de regering, om die doelstelling naar beneden toe bij te stellen. Het Belgische standpunt, waarover overleg is gepleegd tussen de verschillende ministers die belast zijn met klimaat, op federaal en op gewestelijk niveau, is op dat vlak duidelijk, en er is voor mij geen sprake van om daarvan af te wijken. Sommige andere elementen uit het voorstel van verordening vormen evenwel aandachtspunten voor België, ik denk hier in het bijzonder aan de verschillende vormen van flexibiliteit die toegestaan zijn om de doelstellingen te behalen, en aan de nadere regels voor de berekening van de trajecten voor de lineaire vermindering van de broeikasgasemissies tijdens de periode 2021-2030. De standpunten omtrent die verschillende elementen maakten ook het voorwerp van overleg uit tussen de federale overheid en de gewesten, en zijn momenteel goed uitgewerkt.

Op 14 juni heeft het Europees Parlement, door het rapport van rapporteur Gerbrandy goed te keuren, zijn mandaat aangenomen om de institutionele onderhandelingen op te starten. Ik heb goede hoop dat het ook mogelijk zal zijn om snel tot een ambitieuze algemene aanpak op het niveau van de Raad te komen en dat die verordening vóór het einde van het jaar zal kunnen worden aangenomen. Ik verheug mij erover dat het Europees Parlement zich uitgesproken heeft vóór bepaalde voorstellen die België verdedigd heeft tijdens de besprekingen in de Raad.

Ik wil u ook meedelen dat de werkzaamheden met het oog op de ontwikkeling en de uitvoering van de op nationaal niveau vereiste acties om ervoor te zorgen dat België zijn klimaat-energiedoelstellingen tegen 2030 naleeft, aan de gang zijn. Een werkgroep die gezamenlijk ingesteld is door de Nationale Klimaatcommissie (NKC) en de overleggroep Staat-Gewesten inzake energie (ENOVER) is er momenteel mee belast om de elementen van het geïntegreerd Nationaal Energie-Klimaatplan (NEKP 2030) uit te werken, waarvan een eerste ontwerp begin 2018 zal moeten worden voorgelegd aan de Europese Commissie, in de context van de Europese Unie van Energie en Klimaat. Het is mijn bedoeling om binnenkort aan de regering een set van maatregelen voor te stellen die de federale bijdrage tot dat NEKP zullen vormen. Die maatregelen zullen, samen met de gewestelijke maatregelen, georganiseerd moeten zijn rond een gemeenschappelijke visie, teneinde de vastgelegde doelstellingen zo doeltreffend mogelijk te bereiken. Ik vestig uw aandacht in de context daarvan op de aanbevelingen die de Senaat gedaan heeft in zijn « Informatieverslag over het intra-Belgisch besluitvormingsproces inzake burden sharing met betrekking tot klimaatdoelstellingen », dat begin dit jaar goedgekeurd is – aanbevelingen die mijn volledige aandacht kregen. Een openbare raadpleging over het ontwerp van NEKP zal worden georganiseerd zodra dit ontwerp voldoende vergevorderd zal zijn. Tot slot wijs ik er in verband met dit dossier op dat de werkzaamheden ook worden voortgezet teneinde een interfederaal energiepact uit te werken. Het is voor mij van belang dat dit pact in de context van een langetermijnvisie uitgewerkt wordt, aangezien het er hier op aankomt de lijnen uit te tekenen om de langetermijnovergang van ons energiesysteem te realiseren en daarbij onze economie koolstofvrij te maken. Een raadpleging van de stakeholders is daarover aan de gang, teneinde tegen het einde van het jaar een concreet ontwerp van energiepact uit te werken. Die twee processen (NEKP en energiepact) zijn natuurlijk nauw met elkaar verweven, aangezien de doelstellingen van het NEKP coherent moeten zijn met de « Lage-emissiestrategieën op lange termijn », volgens het voorstel van Europese verordening betreffende de « Governance van de Energie-unie ». Die nationale langetermijnstrategieën zullen tegen uiterlijk 1 januari 2020 moeten worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Wat dat betreft, hebben mijn administraties, alsook de betrokken gewestelijke administraties, reeds scenario’s en impactstudies gerealiseerd en ze zullen die blijven ontwikkelen. Ik zal er, in de dialoog met mijn collega’s van de gewesten en met mijn administraties, dus over waken dat de coherentie tussen die drie processen verzekerd wordt.