BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2016-2017
________
23 februari 2017
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1302

de Christie Morreale (PS)

aan de minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie
________
Tallowamine - Verbod - Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1313 - Koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik - Toelating voor het product in België tot februari 2018
________
verdelgingsmiddel
fytosanitair product
onkruidverdelger
commercialisering
giftige stof
EU-recht
________
23/2/2017Verzending vraag
17/3/2017Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1302 d.d. 23 februari 2017 : (Vraag gesteld in het Frans)

Terwijl de negatieve gevolgen van pesticiden en de gevaren ervan voor particulieren dagelijks onder de aandacht worden gebracht, zou ik u een vraag willen stellen over de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, en die van 10 januari 2010 en 30 november 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 1994.

Deze vragen behoren tot de bevoegdheid van de Senaat aangezien ze een federale materie betreffen die een invloed heeft op de bevoegdheden van de deelstaten op het vlak van landbouw, volksgezondheid, milieu, welzijn,...

Artikel 10/1 § 1 van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 definieert een lijst met gewasbeschermingsmiddelen die niet voor amateurgebruik mogen worden erkend. De uitvloeiers, hechtmiddelen, synergisten, safeners en andere toevoegingsmiddelen die bestemd zijn om de werking van de gewasbeschermingsmiddelen te bevorderen, worden er opgesomd.

Nochtans heeft de Europese Commissie in haar uitvoeringsverordeing (EU) 2016/1313 van 1 augustus 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof “glyfosaat”, de formuleringshulpstof POE-tallowamine verboden. Dat reglement is in werking getreden op 22 augustus 2016.

Hoe kon die formuleringshulpstof toegelaten worden voor amateurgebruik? Dat is in strijd met de bepalingen van artikel 10/1 van het koninklijk besluit van 28 februari 1994. Immers, het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (European Food Safety Authority – EFSA) is daar duidelijk over: de formuleringshulpstof POE-tallowamine behoort tot een stoffengroep zoals de oppervlakteactieve stoffen, die in talijke formules op basis van glyfosaat aanwezig zijn.

Zoals u in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag nr 6-1227 hebt vermeld, hebt u beslist dat tallowamine in België nog toegelaten kan worden tot februari 2018. Acht u die maatregel voorzichtig?

Antwoord ontvangen op 17 maart 2017 :

Ik wil eraan herinneren dat ik altijd zeer waakzaam ben geweest en zal blijven met betrekking tot de mogelijke risico’s van gewasbeschermingsmiddelen, en dat ik de evolutie van de wetenschappelijk kennis daarover aandachtig volg.

Het is hier zeer belangrijk een onderscheid te maken tussen “toevoegingsstoffen” of “toevoegingsmiddelen” enerzijds en “formuleringshulpstoffen” anderzijds.

“Toevoegingsstoffen” zijn stoffen of preparaten die bestaan uit formuleringshulpstoffen of preparaten die een of meer formuleringshulpstoffen bevatten, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd en op de markt worden gebracht om door de gebruiker te worden gemengd met een gewasbeschermingsmiddel en die de doeltreffendheid of andere verdelgende kenmerken van een pesticide versterken (artikel 2(3)(d) van de Verordening (EG) nr. 1107/2009). In het KB van 28/02/94 is sprake van “toevoegingsmiddelen”, met dezelfde betekenis.

“Formuleringshulpstoffen” zijn stoffen of preparaten die worden gebruikt of die bestemd zijn om te worden gebruikt in een gewasbeschermingsmiddel of toevoegingsstof, maar die geen werkzame stoffen, beschermstoffen of synergisten zijn (artikel 2(3)(c) van de Verordening (EG) nr. 1107/2009).

Het essentiële onderscheid tussen beide categorieën is dus dat toevoegingsstoffen of -middelen als dusdanig op de markt worden gebracht en door de gebruiker zelf moeten worden gemengd met het gewasbeschermingsmiddel, terwijl een formuleringshulpstof door de fabrikant van het gewasbeschermingsmiddel in dat middel wordt verwerkt.

Artikel 10/1, § 1, van het KB van 28/02/94 schrijft inderdaad voor dat toevoegingsmiddelen niet voor een niet-professioneel gebruik kunnen worden toegelaten. De reden daartoe is dat het niet opportuun werd geacht om een amateur te laten omgaan met middelen die hij zelf moet mengen, gelet op de risico’s die dit inhoudt op het vlak van accidentele blootstelling en van foute verhoudingen tussen de diverse bestanddelen.

Maar dit artikel 10/1, § 1, strekt er allerminst toe dat gewasbeschermingsmiddelen voor niet-professioneel gebruik geen formuleringshulpstoffen mogen bevatten. Vrijwel geen enkele werkzame stof kan als dusdanig worden gebruikt. Bijgevolg bevatten zo goed als alle gewasbeschermingsmiddelen, met inbegrip van deze voor niet-professioneel gebruik, naast de werkzame stof ook formuleringshulpstoffen.

De toelating van gewasbeschermingsmiddelen voor niet-professioneel gebruik die naast glyfosaat de formuleringshulpstof POE-tallowamine bevatten is dus helemaal niet in strijd met de bepalingen van artikel 10/1 van het KB van 28/02/94. Deze bepalingen werden nauwgezet nageleefd.

Voor de zogenaamde respijtperiode heb ik het advies van het Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik gevolgd, dat luidde als volgt. Ik geef u opnieuw de data

- Het op de markt brengen en de opslag van de betrokken middelen door de toelatingshouder is toegelaten tot 22/08/2016.

- De op de markt aanwezige voorraden mogen door derden worden verkocht en opgeslagen tot 22/02/2017.

- Het gebruiken is nog toegelaten tot 22/02/2018.

De Verordening (EU) nr. 2016/1313, waarbij POE-tallowamine verboden wordt als formuleringshulpstof van gewasbeschermingsmiddelen op basis van glyfosaat, is in werking getreden op 22 augustus 2016 (20 dagen na de publicatie ervan). Vanaf deze datum werd het de houders van Belgische toelatingen verboden gewasbeschermingsmiddelen die glyfosaat en POE-tallowamine bevatten verder op de markt te brengen, terwijl het overeenkomstig de bepalingen van artikel 46 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 mogelijk zou zijn geweest de toelatingshouders toe te staan de betrokken middelen verder op de markt te brengen tot 22 februari 2017. Dit artikel 46 bevat bepalingen inzake de maximale respijtperioden die lidstaten kunnen toepassen in geval van een intrekking van een toelating. Er werd in dit geval dus onmiddellijk een halt toegeroepen aan het op de markt brengen van product dat in voorraad was bij de toelatingshouders.

Het is belangrijk op te merken dat deze voorraden sinds 22 augustus 2016 dus niet meer aangevuld mogen worden dankzij de voormelde vervroeging. Een aantal toelatingshouders achtten deze maatregel overdreven streng en hebben er bezwaren tegen geuit; deze bezwaren werden evenwel verworpen.

Voor het verder verkopen en gebruiken van voorraden die reeds bij derden en bij gebruikers aanwezig waren, heeft het Comité zich gehouden aan de bepalingen met betrekking tot de respijtperiode zoals bepaald in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Het Comité achtte deze termijnen proportioneel gelet op:

- De resultaten van toxicologische studies uitgevoerd op de in België toegelaten gewasbeschermingsmiddelen die glyfosaat en POE-tallowamine bevatten;

- De context waarin de “Statement of EFSA: Request for the evaluation of the toxicological assessment of the co-formulant POE-tallowamine” werd opgesteld.

Dit advies van de EFSA (Statement) identificeert niet zozeer vastgestelde gevaren of risico’s van POE-tallowamine als wel een gebrek aan informatie over deze formuleringshulpstof. Het wekt allerminst verbazing dat een procedure met betrekking tot een eventuele vernieuwing van een goedkeuring van een werkzame stof niet voldoende gegevens genereert voor de beoordeling van de formuleringshulpstoffen die samen met de werkzame stof in gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden aangewend. Die procedure is immers niet bedoeld om formuleringshulpstoffen te beoordelen.

In dit verband moet worden gewezen op artikel 27 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009, dat enkele algemene bepalingen bevat met betrekking tot formuleringshulpstoffen. Punt 5 van dit artikel 27 bepaalt dat voor de uitvoering van dit artikel nadere regels kunnen worden vastgesteld op Europees niveau. Tot op heden is dit evenwel niet gebeurd.

Die nadere regels moeten een geharmoniseerd en voorspelbaar kader creëren voor de beoordeling van formuleringshulpstoffen. Voor de beoordeling van POE-tallowamine was dit kader dus niet voorhanden. De onzekerheden omtrent POE-tallowamine zoals deze naar voor komen uit de EFSA Statement zijn dus voor een groot stuk terug te voeren tot de context waarin deze Statement werd opgesteld.

Toch heb ik, op basis van deze onzekerheden in de Statement van de EFSA, de beslissing om deze formuleringshulpstoffen in te trekken, ondersteund en verdedigd op Europees niveau.