BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2016-2017
________
28 december 2016
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1238

de Martine Taelman (Open Vld)

aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der gebouwen
________
Mensenhandel - Uitbuiting bedelarij - Minderjarigen - Aantal dossiers - Veroordelingen
________
mensenhandel
bedelarij
minderjarigheid
officiële statistiek
________
28/12/2016Verzending vraag
16/2/2017Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1239
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1238 d.d. 28 december 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik verwijs naar het onlangs vrijgegeven Jaarrapport mensenhandel en mensensmokkel 2016 vanwege het Federaal Migratiecentrum ; ik citeer : « Uitbuiting van bedelarij in het kader van mensenhandel is een fenomeen dat weinig aan bod komt. » En verder : « Over het fenomeen mensenhandel met het oog op uitbuiting van de bedelarij in België is weinig geweten. »

Ook het aantal opgestarte mensenhandeldossiers rond bedelarij is bijzonder laag. In 2012 betreft het zeven dossiers, in 2013 twaalf, in 2014 veertien en in 2015 tien dossiers.

Bijzonder verontrustend is volgende passage : « Over de betrokkenheid van minderjarige slachtoffers bestaan er weinig statistische gegevens. »

Deze vraag betreft gelijke kansen en is dus een bevoegdheid van de Senaat overeenkomstig artikel 79 van het reglement van de Senaat en het gaat over een transversale aangelegenheid – Gemeenschappen.

Terwijl het federale niveau instaat voor de bestraffing en vervolging van bedelarij in het kader van mensenhandel, staan de Gemeenschappen vanuit het perspectief van opvang, jeugdhulp en onderwijs in voor de opvang van de minderjarige slachtoffers van mensenhandel in het algemeen en bedelarij in het bijzonder.

Ik had dan ook volgende vragen voor de geachte minister :

1) Kunt u meedelen voor respectievelijk 2013, 2014 en 2015, in het licht van de hoger aangehaalde opgestarte dossiers voor mensenhandel rond bedelarij, hoeveel dossiers er op jaarbasis daadwerkelijk resulteerden in een veroordeling voor mensenhandel rond bedelarij ? Kunt u deze cijfers duiden ?

2) Hoe reageert u op de vaststelling dat wat betreft de betrokkenheid van minderjarige slachtoffers inzake bedelarij er weinig statistische gegevens voorhanden zijn ? Kunt u meedelen, en dit voor de jaren 2013, 2014 en 2015, hoeveel dossiers voor mensenhandel in de context van bedelarij er respectievelijk werden opgestart door de parketten waarin minderjarigen betrokken waren als slachtoffer ? In hoeveel gevallen volgden er daadwerkelijk veroordelingen ? In welke gerechtelijke arrondissementen waren deze dossiers gesitueerd ?

3) Hoeveel slachtoffers werden geïdentificeerd inzake mensenhandel rond bedelarij en hoeveel hiervan waren minderjarigen en dit voor respectievelijk 2013, 2014 en 2015 ? Kunt u dit desgevallend toelichten ? Zo neen, waarom niet ?

Antwoord ontvangen op 16 februari 2017 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen: 

Enkel de minister van Justitie is bevoegd om op de drie vragen die u mij stelde te antwoorden. 

Ik deel het geachte lid mee dat ik voor het antwoord op de vraag verwijs naar het antwoord op de vraag 6-1239 gesteld aan de heer Koen Geens, minister van Justitie.