BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2012-2013
________
8 maart 2013
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-8434

de Martine Taelman (Open Vld)

aan de minister van Justitie
________
Illegale en radicale scholen - Wahabisme - Verspreiden van radicalisme - Staatsveiligheid - Deradicaliseringsprogramma's
________
staatsveiligheid
religieus conservatisme
islam
extremisme
onderwijsinstelling
radicalisering
________
8/3/2013Verzending vraag
17/9/2013Rappel
18/12/2013Rappel
29/1/2014Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-8433
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-8434 d.d. 8 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Regelmatig duiken zowel in ons land als in het buitenland haatpredikers op in het nieuws. Onder het mom van "culturele" evenementen of lezingen worden haatbijeenkomsten met paramilitaire trekjes georganiseerd waar impliciet en soms expliciet wordt aangezet tot haat. Daarnaast zouden ook illegale scholen worden gerund. In bepaalde gevallen worden die scholen gesticht op de uitdrukkelijke vraag van het regime van en met fondsen uit Saudi-Arabië. Ze beantwoorden aan het voornemen van de Saudische autoriteiten om de officiële islam van het land, het wahabisme, te propageren. Het wahabisme is een fundamentele vertakking van het soennisme. De doctrine baseert zich op een strenge interpretatie van de islamitische godsdienst. De Staatsveiligheid meldt dat dergelijke scholen bestaan. Ze vormen een probleem in de strijd tegen het radicalisme. De controle van het officiële onderwijs is een gemeenschapsbevoegdheid. Radicale onderwijsinitiatieven, voor het grootste deel het werk van privépersonen, maken over het algemeen gebruik van de lessen Arabisch en islamitische godsdienst om de radicale islam te verspreiden. Die lessen worden op verschillende plaatsen gegeven, in moskeeën en islamitische scholen of centra. De term "school" wordt gedefinieerd als een inrichting waar les wordt gegeven, en heeft dus ook betrekking op islamitische instituten, centra of lesruimtes die door moskeeën of verenigingen zijn opgericht.

Ik had dan ook volgende vragen voor de minister:

1) Heeft de federale overheid reeds met de respectieve onderwijsministers overleg gepleegd om die illegale scholen efficiënt aan te pakken en de verspreiding ervan terug te dringen?

2) Wordt opgevolgd in welke mate die scholen haat en radicalisme verspreiden? In hoeverre kan de Staatsveiligheid hiertegen actief optreden en in hoeverre doet ze dat ook?

3) Werden de zogenaamde lesgevers van die scholen al in vervolging gesteld voor het verspreiden van haat en het overtreden van de anti-discriminatiewetgeving? Kan dit cijfermatig worden toegelicht?

4) In hoeverre bestaan er in ons land deradicaliseringsprogramma's voor de mensen die deze lessen bijwoonden? Bestaat er geen dringende behoefte om al dan niet in samenwerking met de gemeenschappen dergelijke programma's uit te werken? Kan de minister dit toelichten?

5) Kent de minister het Nederlandse onderzoeksrapport "Teruggang en Uittreding. Processen van deradicalisering ontleed' dat in 2008 aan de Tweede Kamer werd overgezonden? Is ze zinnens initiatieven in die zin te ontwikkelen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kan ze de inhoud van die initiatieven toelichten?

Antwoord ontvangen op 29 januari 2014 :

1) en 5) Deze materie is eigen aan Binnenlandse Zaken, waar het gaat om preventie en deradicalisering :

De Federale Overheidsdienst (FOD) BiZa met de Directie-generaal “Veiligheid en preventie” behandelt de problematiek en heeft vorig jaar o.m. een internationaal seminarie rond deze problematiek georganiseerd.

2) Deze scholen of onderwijsinitiatieven worden gevolgd in het kader van de algemene opvolging van radicalisme door de Veiligheid van de Staat. Problematische situaties worden gemeld aan de bevoegde diensten, de Veiligheid van de Staat kan hier wettelijk niet zelf in tussen komen.

3) De statistische analisten van het College van procureurs-generaal kunnen deze vraag niet beantwoorden, aangezien de gegevensbank van dat College van procureurs-generaal inderdaad geen veld bevat dat de mogelijkheid biedt om het beroep van de vermoedelijke dader van de feiten op systematische wijze in te vullen.

4) Er zijn in België geen formele deradicaliseringsprogramma’s. De Veiligheid van de Staat is niet bevoegd om deze te organiseren, maar stelt graag zijn expertise ter beschikking indien dit opportuun wordt geacht.