Het kiessysteem

Kiezen om de macht te delen

Het kiesrecht van een bevoorrechte minderheid in 1830 werd geleidelijk uitgebreid tot alle Belgische mannen en vrouwen vanaf 18 jaar.
Om zelf verkozen te worden moet men minstens 18 jaar oud zijn.


Stemmen : van voorrecht tot recht

Van 1831 tot 1893 gold het cijnskiesstelsel. Alleen mannen vanaf 25 jaar die veel belastingen betaalden, mochten kiezen. De grondbelasting gaf hierbij de doorslag, wat de vaak adellijke grootgrondbezitters bevoordeelde.

Van 1893 tot 1919 was het meervoudig algemeen kiesrecht voor mannen van kracht : met diploma's of grond kreeg men er 1 of 2 stemmen bovenop.



 
 
 
 
 
 
 

Een arbeider studeert voor het kiesexamen.
Gravure in 'De schanddaden van het cijnskiesstelsel' van Léon Defuisseaux
Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis

Hij die zou moeten stemmen.
Gravure in 'De schanddaden van het cijnskiesstelsel' - Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis

Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis


Sinds 1919 geldt het enkelvoudig algemeen kiesrecht voor mannen : één man, één stem.

Pas in 1948 kregen ook de vrouwen dit kiesrecht.

Sinds 1981 heeft iedere Belg vanaf 18 jaar kiesrecht en sinds 1993 kan men vanaf 21 jaar verkozen worden in het federale Parlement. Vanaf 25 mei 2014 wordt de verkiesbare leeftijd 18 jaar in plaats van 21 en worden de senatoren niet meer rechtstreeks verkozen. In België is er kiesplicht.


bevolking kiesgerechtigden
parlementsverkiezingen
1831 4.080.000 46.000 1 %
1848 4.359.000 79.000 2 %
1894 6.342.000 1.355.000 21 %
1919 7.577.000 1.761.000 23 %
1949 8.526.000 5.031.000 59 %
1981 9.849.000 6.877.000 70 %
1995 10.131.000 7.199.000 71 %
1999 10.128.000 7.305.000 72 %
2003 10.310.000 7.571.000 75 %
2007 10.585.000 7.721.000 73 %
2010 10.840.000 7.768.000 72 %
2014 11.132.269 8.001.278 72 %

Ook het systeem van de zetelverdeling veranderde. Tot 1899 gold het meerderheidsstelsel, waarbij per kieskring de kandidaten met de meeste stemmen, die ook de absolute meerderheid hadden, verkozen werden.
In 1899 werd het evenredigheidsstelsel (=systeem D'Hondt) ingevoerd. Hierdoor worden de zetels over de partijen verdeeld in verhouding tot de behaalde resultaten.


Stembusdag

Tot 2014 werden de kamerleden en senatoren om de 4 jaar verkozen, behalve bij vervroegde verkiezingen. Door de inwerkingtreding van de zesde staatshervorming, worden de federale verkiezingen enkel georganiseerd om de Kamerleden voor een duur van 5 jaar te verkiezen.

Het Europees parlement (*) en de gemeenschaps- en gewestraden worden om de 5 jaar verkozen, de gemeente- en provincieraden om de 6 jaar.


Stemplicht

België is een van de weinige landen waar de stemplicht of opkomstplicht nog bestaat. Dit betekent dat alle stemgerechtigden verplicht zijn naar het stemhokje te gaan. Een stemgerechtigde die echt voor geen enkele partij of kandidaat wil kiezen, kan een blanco of ongeldig stembiljet in de stembus steken of de blanco mogelijkheid aanklikken op het beeldscherm van de stemcomputer.

Zieken, gevangenen, kiezers die op de dag van de verkiezingen in het buitenland verblijven en kiezers die om beroepsredenen, studieredenen of omwille van hun geloofsovertuiging niet kunnen gaan stemmen, kunnen bij volmacht stemmen. Zij wijzen dan een andere kiezer aan om in hun plaats te gaan stemmen. Het daarvoor vereiste volmachtformulier is verkrijgbaar bij de gemeente en moet door henzelf en door hun gevolmachtigde worden ondertekend. De onmogelijkheid om zelf te gaan stemmen moet bewezen worden met een attest.

Een eerste niet gewettigde onthouding wordt gestraft met een berisping of een geldboete van 5 tot 10 euro (te vermenigvuldigen met 6), dus 30 tot 60 euro. Bij herhaling is de geldboete 10 tot 25 euro (= 60 tot 150 euro).

Ook Belgen die permanent in het buitenland verblijven, kunnen stemmen voor de federale parlementsverkiezingen. Zij hebben de keuze uit verschillende mogelijkheden. Zij kunnen stemmen in België of in het buitenland. Als zij in België wensen te stemmen, moeten zij zich als kiezer laten inschrijven in een Belgische gemeente naar hun keuze. Stemmen in het buitenland kunnen zij bij de diplomatieke of consulaire beroepspost waarbij zij ingeschreven zijn. In beide gevallen kunnen zij zowel persoonlijk als bij volmacht stemmen.

Belgen in het buitenland kunnen er ook voor opteren te stemmen per briefwisseling. Men is ook verplicht gevolg te geven aan de oproep om deel uit te maken van een stembureau of stemopnemingsbureau. Personen die worden opgeroepen om deel uit te maken van een stembureau of stemopnemingsbureau en dat zonder geldige reden niet doen, kunnen een boete van 50 tot 200 euro krijgen (te vermenigvuldigen met 6).


Hoe geldig stemmen?

Men heeft vier mogelijkheden:

Stembiljetten waarop zowel bovenaan op de lijst werd gestemd als naast één of meer namen zijn ook geldig. In dat geval wordt geen rekening gehouden met de lijststem.

Opgelet: "panacheren" of stemmen op verschillende lijsten van een stembiljet, tenminste voor wie nog met potlood en papier stemt, maakt de stem automatisch ongeldig. Met de computer is het zelfs niet mogelijk te panacheren.


Kieskringen en kiescollege

In 2003 werden voor de Kamer van volksvertegenwoordigers provinciale kieskringen ingevoerd, met twee uitzonderingen: de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de kieskring Leuven vallen niet samen met een provincie. In 2012 is de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst. De nieuwe kieskringen zijn nu Brussel-Hoofdstad (en de 6 faciliteitengemeenten) en Vlaams-Brabant. Er zijn daardoor in totaal 11 kieskringen. Het aantal zetels wordt bepaald op basis van het aantal inwoners van de kieskring.


Wie kan kandidaat zijn en hoe worden de lijsten samengesteld?

De partijen dienen in elke kieskring waarin ze willen opkomen een lijst met kandidaten in. Om lijsten te kunnen indienen, moet een partij eerst een aantal handtekeningen verzamelen.

Alle Belgen die minstens 18 zijn, hun burgerlijke en politieke rechten genieten en in België wonen, zijn verkiesbaar.

Geregeld duikt de klacht op dat er te weinig vrouwen zijn in het Parlement. De laatste jaren werden verscheidene maatregelen genomen om hun aanwezigheid in het Parlement te versterken. Sinds 2002 mag "op elk van de lijsten (…) het verschil tussen het aantal kandidaten van elk geslacht niet groter zijn dan één", of eenvoudiger gezegd: de kieslijst moet - op één na - evenveel vrouwen als mannen tellen. Bovendien mogen de eerste twee kandidaten van elk van de lijsten geen twee mannen of twee vrouwen zijn.

De samenstelling van de lijsten is niet altijd een eenvoudige zaak. De partijen moeten niet alleen de regels betreffende de aanwezigheid van mannen en vrouwen op de lijst naleven. Zij houden ook rekening met de populariteit en invloed van de kandidaten, hun sociaal-economisch profiel, hun leeftijd, hun woonplaats of regio van afkomst enz.

De kandidaten zelf hebben er belang bij zo hoog mogelijk op de lijst te staan. Dat verhoogt, zoals hierna uitgelegd wordt (zie "Hoe worden de zetels verdeeld?" en "Zeteltoewijzing en naamstemming") hun kansen om verkozen te zijn.


Hoe worden de zetels verdeeld?

Nadat de stemmen zijn geteld, kan per kieskring worden berekend hoeveel kandidaten van elke partij er verkozen zijn. Het aantal zetels dat een partij behaalt, is evenredig met het aantal kiezers dat op deze partij een of meer kandidaten ervan heeft gestemd. De partijen die in een kieskring geen 5% van het totaal aantal uitgebrachte stemmen hebben gehaald, hebben in die kieskring geen recht op een zetel. De verdeling van de zetels over de partijen gebeurt op basis van een vrij ingewikkeld berekeningssysteem: het "systeem D'Hondt".

Zetelverdeling

Volgens de berekeningswijze D'Hondt deelt men in elke kieskring voor elke partij het totaal aantal stembiljetten met stemmen voor die partij achtereenvolgens door 1, 2, 3, 4, 5 enz. De resultaten van die bewerking noemt men kiesquotiënten. De verkregen kiesquotiënten rangschikt men volgens grootte tot er voor alle partijen samen evenveel quotiënten zijn als te begeven zetels. Het laatste kiesquotiënt is dan de kiesdeler. Elke partij krijgt vervolgens zoveel zetels als zij kiesquotiënten heeft die groter zijn dan of gelijk aan de kiesdeler.

Een voorbeeld

Bij een verkiezing zijn 12 zetels te begeven. Er zijn 4 partijen (A, B, C en D). Er dagen 100 kiezers op. Partij A behaalt 40 stemmen, partij B 30, partij C 20 en partij D 10.


Stemcijfer gedeeld door A B C D
1 40.0 30.0 20.0 10.0
2 20.0 15.0 10.0 5.0
3 13.3 10.0 6.6 3.3
4 10.0 7.5 5.0 2.5
5 8.0 6.0 4.0 2.0
6 6.6 5.0 3.3 1.6

De kiesdeler (= het twaalfde quotiënt dat in aanmerking komt voor een zetel) is 7,5. Dit levert voor partij A 5 zetels op. Partij B krijgt 4 zetels, partij C 2 zetels en partij D 1 zetel. Wanneer het toeval wil dat meer dan een partij hetzelfde quotiënt heeft voor de laatst te verdelen zetel, dan gaat die zetel naar de partij met de meeste stemmen. Dat zou in het bovenstaand voorbeeld het geval zijn als er maar 7, 8, 9 of 10 zetels te verdelen waren, Behaalden de partijen evenveel stemmen, dan gaat de zetel naar de kandidaat met de meeste naamstemmen. Zijn ook dat er evenveel, dan gaat de zetel uiteindelijk naar de oudste kandidaat.


Zeteltoewijzing en naamstemmen

Wanneer uitgemaakt is hoeveel zetels de verschillende partijen in een kieskring hebben behaald, moeten die zetels worden toegekend aan individuele kandidaten. Hierbij spelen de voorkeurstemmen een belangrijke rol.

Of een kandidaat al dan niet verkozen is, kan zowel afhangen van het aantal voorkeurstemmen dat hij behaalt als van zijn plaats op de lijst. Om verkozen te zijn, moeten de kandidaten het verkiesbaarheidscijfer van hun lijst halen. Dat is het totaal aantal stemmen voor de lijst gedeeld door het aantal zetels waarop die partij recht heeft plus 1.

De kandidaten die met hun voorkeurstemmen dat verkiesbaarheidscijfer halen, zijn in elk geval verkozen. De anderen zijn verkozen als zij nog kunnen putten uit de pot van de lijststemmen om met de voorkeurstemmen en lijststemmen samen het verkiesbaarheidscijfer te halen.

De helft van de stemmen die bovenaan op de lijst van een partij werden uitgebracht, wordt immers verdeeld over de kandidaten, te beginnen met de eerste, vervolgens de tweede enz. Elke kandidaat krijgt op zijn beurt het aantal lijststemmen dat hij nodig heeft om samen met zijn voorkeursstemmen het verkiesbaarheidscijfer te halen, en dat tot de pot op is.

Wie onderaan de lijst staat (= de lijstduwer) maakt dus weinig kans om verkozen te worden, behalve wanneer hij of zij genoeg voorkeurstemmen behaalt om daarmee alleen reeds het verkiesbaarheidscijfer te halen.


Info over de federale verkiezingen van 25 mei 2014 :

www.verkiezingen.fgov.be




* Het Europees parlement telt 12 Nederlandstalige verkozenen, 8 Franstaligen en 1 Duitssprekende verkozene


Voor meer informatie

Senaat
Communicatiedienst
1009 Brussel
Tel.: 02/501.79.10 – Fax.: 02/501.79.31

E-mail: [email protected]