Présidence
de Mme. Christine Defraigne
(La séance
est ouverte à 14 h 18.)
|
Voorzitter: mevrouw
Christine Defraigne
(De vergadering wordt
geopend om 14.18 uur.)
|
Demande
d’explications de M. Karl Vanlouwe au ministre de la
Justice sur «la nouvelle prison à Haren et la
fermeture de la prison de Saint-Gilles» (n° 5-299)
|
Vraag om
uitleg van de heer Karl Vanlouwe aan de minister van Justitie
over «de nieuwe gevangenis van Haren en de sluiting van de
gevangenis van Sint-Gillis» (nr. 5-299)
|
Demande
d’explications de Mme Zakia Khattabi au ministre de la
Justice sur «la construction de la nouvelle prison à
Haren et les implications pour les prisons de Saint-Gilles et
Forest» (n° 5-324)
|
Vraag om
uitleg van mevrouw Zakia Khattabi aan de minister van Justitie
over «het bouwen van een nieuwe gevangenis in Haren en de
gevolgen voor de gevangenissen van Sint-Gillis en Vorst»
(nr. 5-324)
|
M. le
président. – Je vous propose de joindre ces
demandes d’explications. (Assentiment)
|
De voorzitter. –
Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)
|
|
De heer Karl Vanlouwe
(N-VA). – Deze vraag, die ik enkele weken geleden
indiende, is opnieuw actueel geworden nu blijkt dat er in ons
land 11.000 gevangenen zijn. Naar aanleiding van mijn bezoek aan
de gevangenissen van Sint-Gillis en van Vorst werd mijn aandacht
gevestigd op de investeringen die de voorbije jaren werden gedaan
in deze penitentiaire instellingen. Zo werd in Sint-Gillis onder
meer een nieuwe operatiezaal en ziekenboeg geïnstalleerd en
worden momenteel twee vleugels volledig vernieuwd.
Dat staat in schril contrast
met de oude gevangenis van Vorst, die zich thans in een staat
bevindt die de cipiers vergelijken met hoe Sint-Gillis er
vijftien jaar geleden uitzag. De twee gevangenissen liggen naast
elkaar, maar vooral in Sint-Gillis werden verschillende grote
renovatiewerken uitgevoerd die dat gebouw moderner hebben
gemaakt. De gevangenis van Vorst daarentegen werd verwaarloosd en
is volgens sommigen enkel nog geschikt om afgebroken te worden.
Zo wordt gevreesd dat bepaalde stukken van "de kapel",
de hoogste plaats in het centrale gebouw, naar beneden kunnen
vallen.
Ondanks de substantiële
investeringen in Sint-Gillis staat er in het masterplan
gevangenissen te lezen dat zodra de nieuwe gevangenis van Haren
in functie treedt, de drie bestaande Brusselse gevangenissen van
Vorst, Sint-Gillis en Berkendaal gesloten zullen worden. Dat zal
nog jaren duren, maar ik wens toch enkele vragen te stellen bij
dit plan.
In de Senaatscommissie
Justitie werd al herhaaldelijk aangehaald dat de
gevangeniscapaciteit van Brussel zal dalen. De gevangenisdirectie
van Sint-Gillis zegt dat daar op dit ogenblik ongeveer 650
gedetineerden zijn en in Vorst eveneens 650 gedetineerden, voor
Brussel dus al minstens 1300, zonder de gedetineerden in de
vrouwengevangenis van Berkendaal mee te tellen. In de nieuwe
gevangenis van Haren zouden ongeveer 1000 gedetineerden kunnen
opgenomen worden. Dat staat nog los van het feit dat men een
demografische groei verwacht in Brussel en dat parallel hiermee
ook de nood aan cellen voor Brussel zal toenemen. U verklaarde in
de commissie dat de gedetineerden verdeeld zullen worden over de
gevangenissen in Vlaanderen en Wallonië.
Onbewust wordt er een nieuwe
overbevolkingsproblematiek gecreëerd.
Welke timing plant u voor de
ingebruikname van de gevangenis in Haren? Wat zijn de plannen om
de werken te beginnen en wanneer zullen ten vroegste de eerste
gedetineerden hun plaats kunnen innemen?
Op welke wijze zal het
capaciteitsprobleem voor gevangenen in Brussel aangepakt worden,
rekening houdend ook met de bevolkingsgroei?
Kan u bevestigen dat de
toestand van de gevangenis van Vorst verschillend is van deze in
de gevangenis van Sint-Gillis? Deze laatste is dankzij de
renovaties toch wel menswaardig geworden.
|
Mme
Zakia Khattabi (Ecolo). –
Monsieur le ministre, je souhaiterais
que nous fassions le point sur l’état d’avancement
du dossier relatif à la construction d’une nouvelle
prison à Haren.
Selon mes
informations, le cahier des charges serait prêt.
Pouvez-vous confirmer ou infirmer cette information, nous dire où
en est la procédure et, le cas échéant,
expliciter le contenu global de ce cahier des charges ?
Au cours du
processus de détermination de ce cahier des charges,
avez-vous eu des contacts avec la Région bruxelloise ?
Un accord est indispensable à ce stade car, si l’État
fédéral a la maîtrise du « foncier »,
la délivrance des permis d’urbanisme relève
des compétences de la Région.
Il se dit que le
cahier des charges pourrait comprendre des éléments
liés aux sites de Saint-Gilles et Forest :
destruction des bâtiments existants, voire reconstruction.
Confirmez-vous cette information ?
Quelle est votre
position concernant les affectations futures des sites de
Saint-Gilles et de Forest ? Avez- vous eu des contacts avec
la Région à ce sujet ?
|
Mevrouw Zakia Khattabi
(Ecolo). –
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – We moeten in eerste instantie
kijken naar het totale masterplan voor het geheel van de
gevangenisinfrastructuur. Dat werd opgesteld voor de periode
2008-2012 en loopt eigenlijk tot 2016 met de bedoeling de
capaciteit aan te passen, maar vooral ook om meer humane
omstandigheden te garanderen binnen die infrastructuren. Er komt
ook vervangingsnieuwbouw. Er is dus een cascade aan initiatieven
genomen om de capaciteit uit te breiden. Ik zal mij nu beperken
tot de initiatieven voor Brussel.
Zoals ik al eerder heb gezegd,
is de beslissing voor het nieuwe complex te Haren genomen omdat
de huidige instellingen te Vorst, Sint-Gillis en Berkendaal in
zeer slechte staat zijn en niet meer voldoen aan de huidige
voorwaarden voor een menswaardige detentie. In het verleden werd
al veel geïnvesteerd in deze instellingen, maar uiteindelijk
werd het gewenste resultaat nog niet behaald.
In de gevangenis van
Sint-Gillis werden recentelijk inderdaad renovaties doorgevoerd
en de situatie is daar nu beter dan in Vorst, maar nog niet
ideaal. We zijn van mening dat het veel beter zou zijn het geheel
in een nieuwe infrastructuur onder te brengen. Dat vergt echter
tijd en ondertussen moeten we wel nog een aantal noodzakelijke
ingrepen doen om de bestaande instellingen te kunnen behouden tot
het nieuwe complex in Haren klaar is. Het is de bedoeling de
werken te starten eind 2012, begin 2013 zodat de gevangenis
operationeel kan zijn tegen eind 2016. Naast de nieuwe
instellingen te Brussel komen er ook nieuwe gevangenissen in
Vlaanderen en Wallonië. Daardoor zal de capaciteit daar ook
stijgen, maar het is de bedoeling dat een deel van de
gedetineerden die nu in Brusselse gevangenissen zitten,
overgeplaatst worden naar andere inrichtingen. De nieuwe
gevangenissen in Vlaanderen en Wallonië vangen dus deels de
overbevolking in Brussel op. Bovendien daalt het aantal plaatsen,
maar stijgt wel het aantal cellen voor Brussel.
|
Nous avons décidé
d’investir à Haren où nous avons prévu
une capacité de 1 160 places. Nous avons l’ambition
d’y placer deux fois 500 hommes, 140 femmes en remplacement
de Berkendael et des jeunes. En effet, les jeunes sont désormais
placés à Saint-Hubert ou à Everberg, mais
nous avons estimé nécessaire de disposer de places
pour jeunes à Bruxelles.
La capacité
prévue à Haren est énorme ; c’est
la plus importante du pays. Le Conseil des ministres du
15 décembre dernier a décidé de
procéder à l’achat du terrain.
De plus, l’étude
de mobilité a commencé cette semaine et la dernière
main est mise au cahier des charges en vue de la désignation
du consultant qui coordonnera le projet.
Dans
l’intervalle, un groupe de travail constitué
spécialement à cet effet continue à élaborer
le cahier des charges des performances de la prison même,
mais cette activité n’est pas encore finalisée.
Vu importance de
ce dossier, le travail est complexe et demandera encore du temps.
Comme il est d’usage, un contact est organisé
régulièrement avec tous les acteurs concernés.
Un groupe de
travail a effectivement été créé pour
accompagner ce projet. Il est composé de représentants
de la justice, de la Régie des bâtiments, de la
Région flamande, de la commune de Machelen, de la Région
de Bruxelles-Capitale et de la ville de Bruxelles. En vue de
poursuivre le développement du projet et d’assurer
le suivi de l’étude de mobilité, d’autres
instances seront également invitées à titre
complémentaire, à savoir la police, le maître
d’œuvre bruxellois et les acteurs des transports en
commun : De Lijn et TEC. En effet, il est très
important que le transport public desserve la prison.
Quant à
savoir ce que deviendront les prisons de Forest et de
Saint-Gilles, aucune décision n’a encore été
prise. Cette question n’est donc pas liée au présent
dossier. Elle sera examinée en temps opportun, en
concertation avec la Régie des bâtiments et tous les
autres acteurs concernés, notamment les villes.
En résumé,
nous consentons des investissements importants – nous avons
acheté le terrain de vingt hectares – et nous
faisons procéder à des études préliminaires.
De plus, nous collaborons avec la Fondation Roi Baudouin qui a
constitué un groupe de travail, afin d’étudier
le concept de l’emprisonnement.
En général,
les projets de ce type sont envisagés sur des terrains
énormes, en dehors des villes. Le présent projet a
la particularité de se trouver en ville, ce qui pose
certains problèmes mais offre aussi des opportunités.
Nous étudions
donc cette question avec les différents acteurs concernés,
afin de voir comment nous allons organiser une telle capacité,
à un tel endroit. C’est le dernier site disponible à
Bruxelles ; nous devons saisir cette opportunité.
|
|
|
Ik denk dus dat het een goede
zaak is. We evolueren. We hebben in lopende zaken de beslissing
genomen om die gronden aan te kopen. We mogen inderdaad geen tijd
verliezen, want het is absoluut noodzakelijk Vorst, Sint-Gillis
en Berkendaal te vervangen en deze dus te sluiten.
|
M. Karl
Vanlouwe (N-VA). –
|
De heer Karl Vanlouwe
(N-VA). – De minister erkent dat er verschillen zijn
tussen de gevangenissen van Vorst en Sint-Gillis. Vorst is totaal
verouderd terwijl Sint-Gillis geëvolueerd is naar een
aanvaardbare gevangenis met een moderne ziekenboeg en een
operatiekwartier. In Sint-Gillis werden belangrijke werken
uitgevoerd, wat niet het geval is in Vorst.
Er is inderdaad een
capaciteitsprobleem. Een humane opvang voor gedetineerden is met
name in Vorst niet mogelijk. Ik heb cellen gezien met vier
gevangenen waar de matrassen op de grond liggen. Als de
overbevolking blijft aanhouden, vrees ik dat er in de nieuwe
gevangenissen met meer cellen opnieuw twee of drie gevangenen per
cel zullen zijn. Men heeft dan misschien wel een moderne
gevangenis, maar nog geen humane opvang.
Waarom kan de minister het
onderscheid niet maken tussen Vorst en de gemoderniseerde
gevangenis van Sint-Gillis en deze laatste behouden? Sint-Gillis
ligt kort bij het justitiepaleis en is ideaal voor mensen die in
voorlopige hechtenis zitten. De gevangenis van Haren zou dan
bestemd zijn voor mensen die effectief veroordeeld zijn. Gevreesd
wordt immers dat het vervoer van gedetineerden vanuit Haren naar
de raadkamer of naar de correctionele zitting voor problemen kan
zorgen.
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Er is nog niets beslist over de
toekomstige bestemming. We hebben wel niet de ambitie om
Sint-Gillis te behouden. De beslissing moet door een volgende
regering worden genomen.
|
M. Karl
Vanlouwe (N-VA). –
|
De heer Karl Vanlouwe
(N-VA). – De gevangenis van Berkendaal was vroeger een
psychiatrisch proefproject. Nadien werd het een
vrouwengevangenis. Het gaat om een relatief moderne gevangenis
die amper 20 jaar oud is.
|
Mme Zakia
Khattabi (Ecolo). – En tant que défenseur des
alternatives à l’enfermement, je trouve effrayant
d’entendre parler de 1 160 places, même si c’est
pour remplacer les places existantes.
Je constate
qu’aucune décision n’a été prise
à propos de l’affectation de Saint-Gilles et de
Forest. À Saint-Gilles, il se disait que le cahier des
charges comportait également un élément lié
à l’affectation de ces deux terrains. Je note que le
cahier des charges est encore en cours de rédaction et je
me réjouis que ce dossier soit clairement dissocié.
|
Mevrouw Zakia Khattabi
(Ecolo). –
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. – Nous avons décidé
de ne pas répondre aux demandes liées, notamment à
propos de l’octroi d’un droit de préemption à
l’État. Aucun engagement n’a toutefois été
pris au sujet de ces bâtiments.
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. –
|
Mme Zakia
Khattabi (Ecolo). – Je me réjouis que tous les
acteurs participent aux discussions. Par ailleurs, c’est la
première fois que j’entends parler du projet de
création de vingt places pour les jeunes.
La Communauté
française a-t-elle été, le cas échéant,
associée à un moment donné à ce
groupe de travail ?
J’aimerais
en outre savoir si vous intégrez la question du Palais de
Justice dans la discussion sur l’étude de mobilité.
Les acteurs de la Justice s’interrogent en effet sur les
possibilités de transfèrement des détenus
vers le Palais de Justice. Les Bruxellois s’inquiètent
d’ailleurs à propos de la future affectation de cet
édifice. Je ne manquerai pas de revenir ultérieurement
sur ce dossier.
|
Mevrouw Zakia Khattabi
(Ecolo). –
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. – Le grand concours et
l’exposition sur le Palais de Justice de Bruxelles se
dérouleront le 8 mars prochain.
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. –
|
Demande
d’explications de M. Frank Boogaerts au ministre de la
Justice sur «les menaces terroristes» (n° 5-295)
|
Vraag om
uitleg van de heer Frank Boogaerts aan de minister van Justitie
over «terreurdreigingen» (nr. 5-295)
|
M. Frank
Boogaerts (N-VA). –
|
De heer Frank Boogaerts
(N-VA). – De Tijd publiceerde begin dit jaar een
interview met federaal procureur Johan Delmulle over
terrorismedossiers. Een aantal van zijn verklaringen roepen toch
vragen op.
Allereerst maakt de heer
Delmulle zich zorgen over de beveiliging binnen het federaal
parket van het interne mail- en telefoonverkeer. Die diensten
worden niet extra beveiligd, waardoor het volgens de federaal
procureur "een koud kunstje" moet zijn voor
buitenlandse inlichtingendiensten en criminelen om die informatie
te onderscheppen. De meest geheime informatie wordt dan maar
rondgebracht door chauffeurs.
Verder klaagt de heer Delmulle
het acute tekort aan terrorismespeurders bij het federale parket
aan. In 2009 ontving het federale parket 231 inlichtingen over
terrorisme. Met slechts vier magistraten moest worden beslist
welke inlichtingen dieper moesten worden onderzocht en welke
niet.
De heer Delmulle stelde ook
dat het federale parket in 2009 maar één proactief
onderzoek heeft gevoerd. Dat zou vaker moeten gebeuren, maar het
kan helaas niet.
De heer Delmulle kaart ook nog
enkele lacunes in de wetgeving aan. Zo verwijst hij naar twee
zelfmoordaanslagen in Afghanistan, waar Belgische militairen bij
betrokken waren. Hij vraagt zich af wat er zou gebeuren mochten
er aan Belgische zijde doden vallen.
Ook de vervolging van makers
van extremistische websites is een probleem. Alleen als de makers
duidelijke banden met een terroristische groepering hebben,
kunnen ze worden veroordeeld. De heer Delmulle verwijst naar een
Europese bepaling die België verplicht nog dit jaar een
wetgeving met betrekking tot dergelijke websites uit te werken.
Terwijl in onze buurlanden
Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk een verhoogd terreuralarm
van kracht is, moet federaal procureur Johan Delmulle sommige
terreuronderzoeken in de koelkast steken bij gebrek aan
capaciteit en wetgeving.
Heeft de minister weet van de
beperkte beveiliging van de interne communicatiemiddelen bij het
federale parket? Zijn er vermoedens of bewijzen dat derden
hierdoor reeds interne informatie hebben verworven? Zullen
maatregelen worden genomen om dit te verhelpen?
Kan de minister bevestigen dat
het federale parket 231 inlichtingen over terrorisme heeft
ontvangen in 2009? Hoeveel van die gegevens werden effectief
onderzocht? Welke dossiers hielden een mogelijke dreiging in?
Welke inlichtingen werden niet behandeld en waarom niet?
Is de minister van mening dat
ook het aantal proactieve onderzoeken moet worden verhoogd? Zo
ja, welke maatregelen zullen hiertoe worden genomen?
Is er inderdaad een tekort aan
vertalers en tolken? Over hoeveel vertalers en tolken beschikt
het federale parket in het kader van terrorismebestrijding? Hoe
worden die mensen gescreend? Hoeveel dossiers behandelen ze? Voor
welke talen zijn er tekorten? Hoe zal de minister eventuele
tekorten wegwerken?
Is de minister op de hoogte
van de wetgeving in andere Europese landen op het vlak van de
vervolging van buitenlandse terroristen die aanslagen plegen
tegen landgenoten in het buitenland ?
Wanneer zal de hierboven
vermelde Europese bepaling rond websites worden ingevoerd? Wat is
de reden voor de vertraging?
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Het federaal parket vervult een
cruciale rol in de uitwisseling van gerechtelijke informatie,
onder meer in de strijd tegen het terrorisme. Tot op heden
gebeurde deze externe informatie-uitwisseling via niet beveiligde
kanalen of in heel gevoelige zaken soms per drager.
Ingevolge een beslissing van
het Ministerieel Comité voor Inlichting en Veiligheid
wordt thans het BINII-netwerk in de plaats gesteld, dat mits
enige aanpassingen tegemoet zou kunnen komen aan de zorgen van de
federaal procureur.
Ik meen te weten dat het bij
het federaal parket geplaatste BINII-netwerk op een homologatie
wacht en dan volop kan worden gebruikt met de diensten die reeds
over een dergelijk systeem beschikken, zoals de Veiligheid van de
Staat, OCAD of het crisiscentrum van de regering.
Tot op heden ben ik er niet
van op de hoogte dat er vermoedens of bewijzen zijn dat derden
informatie uit het netwerk zouden hebben bekomen als gevolg van
de aangehaalde beperkte beveiliging.
De federaal procureur deelde
mij mede dat hij 231 inlichtingen inzake terrorisme heeft
ontvangen in 2009 en dat er 52 strafonderzoeken werden gevoerd:
41 onder leiding van de federale procureur en 11 onder leiding
van een gespecialiseerde onderzoeksrechter terrorisme. Er kan
niet worden ingegaan op het detail van elk van deze inlichtingen
en onderzoeken, omwille van het geheim van het onderzoek en de
scheiding van de machten en omdat veel van die inlichtingen
afkomstig zijn van inlichtingendiensten, OCAD, buitenlandse
politiediensten, enzovoort.
Alle inlichtingen worden door
het federaal parket ernstig genomen. De federale procureur samen
met de federale magistraat – hoofd van de sectie terrorisme
- en de magistraat-titularis beslissen, in overleg met de
gespecialiseerde politiediensten, welk gevolg aan elke inlichting
zal worden gegeven. Dat kan gaan van "geen verder gevolg"
tot "het openen van een volwaardig opsporingsonderzoek"
of "het gelasten van een gespecialiseerde onderzoeksrechter
terrorisme met een gerechtelijk onderzoek". Een van die
dossiers was dat lastens Malika El Aroud, dat vorig jaar heeft
geleid tot zware veroordelingen voor het hof van beroep te
Brussel.
Met betrekking tot de
onderzoeken worden door het federaal parket prioriteitsniveaus
ingesteld aan de hand van de risico’s van de dreiging,
bijvoorbeeld al dan niet onmiddellijk fysiek gevaar. Het is hun
verantwoordelijkheid om dat verder te regelen.
Wat de vertalers en tolken
betreft, kan ik het volgende antwoorden.
In gevoelige dossiers van
groot banditisme en terrorisme doen de politiediensten geregeld
een beroep op personen die voorkomen op de lijst van beëdigde
vertalers. Nochtans blijkt dat ernstig kan worden getwijfeld aan
de betrouwbaarheid van enkelen onder hen, door de afwezigheid van
enig grondig voorafgaandelijk onderzoek hieromtrent.
In afwachting van een
wetgevend initiatief dat deze materie zou moeten regelen,
bezorgde de federale procureur de procureur-generaal te Gent een
beperkte lijst van vertalers en tolken, waarop door het federaal
parket veelvuldig een beroep wordt gedaan voor gevoelige dossiers
van terrorisme/groot banditisme/misdrijven tegen de mensheid.
Op vraag van de
procureur-generaal te Gent verklaarde de Nationale
Veiligheidsoverheid zich akkoord om deze veiligheidsverificaties
te laten uitvoeren. De minister van Justitie werd door de
procureur-generaal te Gent gevat met de officiële aanvragen
tot veiligheidsverificaties.
In de loop van 2009 werd het
resultaat van de veiligheidsverificaties voor een eerste reeks
van vertalers en tolken bekomen. Men kan zich afvragen of deze
verificaties niet zouden moeten gebeuren voor alle vertalers en
tolken, daar in theorie alle tolken en vertalers in aanmerking
komen om te werken in gevoelige dossiers van terrorisme en andere
vormen van georganiseerde criminaliteit en of er op zijn minst
geen uniforme en strengere selectieprocedures dienen te worden
voorzien.
De selectieprocedures zouden
ook moeten slaan op het bepalen van het niveau van de kennis van
de taal van vertalers en tolken, nu in vele dossiers van onder
meer terrorisme bijkomend volgende problemen werden vastgesteld.
Er is een veelvoud aan gebruikte regionale dialecten, zoals van
het Arabisch afgeleide talen. Er zijn ook problemen met de
kwaliteitsvolle vertaling naar de taal van de procedure en met
het contextualiseren van politieke teksten. Daarnaast is er een
overvloed aan in beslag genomen referentieteksten die vaak ook al
werden teruggevonden in een ander dossier of in het buitenland.
Op dat vlak er is de vraag naar een Europese centralisatie van
referentieteksten met hun vertaling.
De problematiek van de
vertalers en tolken situeert zich ook op het niveau van de
politiediensten. De politiediensten beschikken over geen tolken
en vertalers waar uitsluitend een beroep op kan worden gedaan
binnen het raam van federale strafonderzoeken. Elke politiedienst
kan op hen een beroep doen.
Sta me toe nog iets te zeggen
over de aanpassing van artikel 12 VTSV die het federaal parket
meer gerechtelijke aandacht en slagkracht moet geven voor Belgen
die in het buitenland slachtoffer van zwaarwichtige misdrijven
zijn geworden.
|
|
Om dit probleem op te lossen,
werd in 2009 in het federaal parket een werkgroep opgericht die
een voorstel van voorontwerp van wet en memorie van toelichting
uitwerkte tot wijziging van artikel 12. Daarbij wordt de bepaling
dat een verdachte enkel kan worden vervolgd indien hij in België
wordt aangetroffen, weggelaten wanneer het gaat om één
van de terroristische misdrijven die limitatief zijn opgesomd in
artikel 137 van het Strafwetboek. Daarvoor moeten de artikelen 6,
1°ter en 10 ter, 4° VTSv en artikel 10, 5°VTSv worden
aangepast.
Op 17 december 2009
ging het College van procureurs-generaal principieel akkoord met
de voorgestelde aanpassingen.
In 2010 werd het dossier door
de verschillende beleidscellen besproken, maar omdat de regering
in lopende zaken is, laat de verdere afhandeling op zich wachten.
Het ontwerp ligt klaar en we zouden het moeten kunnen behandelen.
Dat geldt ook voor enkele andere prioriteiten, zoals het ontwerp
over een verscherpte definitie van terrorisme, waardoor ook het
aanzetten tot terrorisme en het rekruteren en trainen van mensen
voor terrorisme strafbaar worden. Sinds april vorig jaar liggen
al deze ontwerpen klaar. We zouden ze moeten kunnen behandelen…
|
M. Frank
Boogaerts (N-VA). –
|
De heer Frank Boogaerts
(N-VA). – Het antwoord van de minister bewijst dat er
op dat vlak nog altijd problemen rijzen, maar ook dat er aandacht
aan wordt besteed en dat er initiatieven worden genomen. De
conclusie is toch dat een permanente aandacht nodig is en dat er
nog wel één en ander moet gebeuren.
|
Demande
d’explications de M. Karl Vanlouwe au ministre de la
Justice sur «l’inertie de la Sûreté de
l’État concernant l’affaire d’espionnage
dans le bâtiment européen du Juste Lipse» (n°
5-305)
|
Vraag om
uitleg van de heer Karl Vanlouwe aan de minister van Justitie
over «de inertie van de Veiligheid van de Staat bij de
spionagezaak in het Justus Lipsiusgebouw » (nr. 5-305)
|
M. Karl Vanlouwe (N-VA).
–
|
De heer Karl Vanlouwe
(N-VA). – Het Comité I heeft het relaas van het
grote spionageschandaal in het Justus Lipsiusgebouw
bekendgemaakt. Dit gebeurde acht jaar na de ontdekking van de
afluisterapparatuur, omdat het gerechtelijk onderzoek pas
recentelijk werd afgerond.
Verbazend genoeg meldde het
federaal parket dat er met betrekking tot deze zaak niemand
vervolgd zal worden.
De Staatsveiligheid wordt door
de onthullingen in verlegenheid gebracht. Zo hebben experts van
de geheime diensten van Frankrijk, Spanje, Duitsland en
Groot-Brittannië geconcludeerd dat de afluisterapparatuur al
in het gebouw verwerkt zat van bij de constructie van het gebouw
in 1994. Het onderzoek dat de Staatsveiligheid voerde was
incoherent en zeer traag. In 2004 was er een eerste officiële
onderzoeksvraag; in 2005 kwam er een antwoord onder de vorm van
een onvolledig dossier. Pas in 2009, vijf jaar nadat de feiten
aan het licht kwamen, werden door het gerecht huiszoekingen
uitgevoerd.
De verwijten van het Comite I
aan het adres van de Staatsveiligheid zijn niet mals: "ordeloos
en zonder structureel actieplan", "Er waren zeven
secties van de Staatsveiligheid bij betrokken, maar niemand deed
de coördinatie of de opvolging."
Waarom bleef het dossier zo
lang aanslepen? Hoe komt het dat de afluisterapparatuur acht jaar
lang onopgemerkt bleef, terwijl experts van andere EU-landen
daarover hun bedenkingen formuleerden?
Deelt de minister de mening
van de Staatsveiligheid dat de Israëlische geheime dienst
achter deze spionagepraktijken zit?
Welke lessen zijn er getrokken
uit deze zaak en welke stappen zijn er ondernomen om soortgelijke
spionagepraktijken sneller te kunnen opmerken, opvolgen en
behandelen?
Momenteel bouwt de overheid
het nieuwe hoofdkwartier van de Europese president, een nieuw
hypermodern gebouw aan het Résidence Palace. In antwoord
op een vraag die ik daarover vanmorgen aan minister Reynders heb
gesteld, heb ik vernomen dat het gebouw eind 2013 voorlopig zou
worden opgeleverd. Zal de minister in extra controle voorzien om
te vermijden dat ook hier bij de constructie van dit gebouw
spionageapparatuur "ingemetseld" wordt?
Wat is de stand van zaken in
het andere spionageschandaal van vorig jaar waarin de geheime
dienst van Colombia het Europese Parlement of bepaalde Europese
parlementsleden als doelwit had? Voert de Staatsveiligheid
hierover een onderzoek?
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – De infrastructuur van derden, ook
die van de EU, is niet direct een verantwoordelijkheid en
bevoegdheid van de Veiligheid van de Staat. De veiligheid in het
Justus Lipsiusgebouw wordt verzorgd door het Veiligheidsbureau
van het Consilium. Uiteraard kunnen op vraag van de EU de
Belgische veiligheidsdiensten bijstand verlenen. Vóór
het ontdekken van de afluisterapparatuur heeft de Veiligheid van
de Staat geen vraag voor assistentie of hulp, bijvoorbeeld voor
een sweeping, ontvangen. Nadien heeft de Veiligheid van de
Staat haar medewerking verleend, eerst aan het onderzoek van het
Veiligheidsbureau van het Consilium en nadien aan het onderzoek
van het federaal parket.
Op 6 mei 2003 diende
de procureur des Konings van Brussel een strafdossier voor
"federalisering" in bij het federaal parket met
betrekking tot de ontdekking van afluistermateriaal in de zetel
van de Raad van de Europese Unie.
Het federaal parket besloot op
14 mei 2003 een onderzoek op te starten, voerde in
eerste instantie een eigen opsporingsonderzoek, om dan op
5 februari 2004 een onderzoeksrechter te Brussel te
vorderen om een gerechtelijk onderzoek te voeren naar deze feiten
wegens inbreuk op de artikelen 314bis en 259bis van
het Strafwetboek.
Op 4 oktober 2006
werd de onderzoeksrechter van Brussel ook gevat door een klacht
met burgerlijke partijstelling vanwege de Raad van de Europese
Unie, op basis van de artikelen 259bis en 314bis van het
Strafwetboek.
Het strafonderzoek kon
inmiddels afgesloten worden en het federaal parket nam, na een
gedetailleerde studie van het volledige dossier, op
30 november 2010 een vordering tot
buitenvervolgingstelling omdat de daders onbekend waren.
De regeling van de
rechtspleging is vastgelegd op 13 september 2011. De
raadkamer van Brussel zal op die datum, na alle partijen te
hebben gehoord – de onderzoeksrechter, het federaal parket
en de burgerlijke partij – moeten oordelen of het onderzoek
volledig is en of de vordering van het federaal parket kan worden
ingewilligd.
Het strafonderzoek was erg
complex en nam al gauw verschillende jaren in beslag, wegens
diverse redenen, zoals het zeer technisch karakter en de lange
duur van de gerechtelijke expertises, het in hoge mate
internationaal karakter van het onderzoek, het groot aantal
internationale rechtshulpverzoeken dat diende te worden
uitgevoerd, voornamelijk in Duitsland (met tijdrovende
verplaatsingen, overlegvergaderingen, vertalingen, enz.) en het
feit dat de met het onderzoek belaste gespecialiseerde
politieagenten op een bepaald ogenblik mutatie kregen naar een
andere FGP.
Het feit dat de huiszoekingen
op het einde van het onderzoek plaatsvonden, past in de
onderzoeksstrategie van de onderzoeksrechter en is gebruikelijk:
eerst het dossier opbouwen en dan pas zoekingen en verhoren
uitvoeren.
Het onderzoek van de
Staatsveiligheid heeft niet kunnen aantonen wie achter de
ontplooiing van de afluisteractiviteiten in het Justus
Lipsiusgebouw zit. Ook het onderzoeksrapport van het vast Comité
I wijst geen vreemde mogendheid of inlichtingendienst aan als
organisator of opdrachtgever van de afluisteractiviteiten. Het
rapport van het Vast Comité I besluit ook niet dat de
Staatsveiligheid bijvoorbeeld de Israëlische piste
onvoldoende heeft onderzocht.
Ondertussen hebben er een
aantal veranderingen plaatsgevonden die kunnen helpen om
dergelijke onderzoeken efficiënter uit te voeren.
Sinds kort beschikt de
Staatsveiligheid over een operationeel centrum. Door middel van
dit operationeel centrum wordt het mogelijk om complexe operaties
en onderzoeken gecentraliseerd op te volgen en beter te
coördineren.
Onder strikte voorwaarden kan
de Staatsveiligheid nu ook bijzondere inlichtingenmethoden
inzetten. Daarmee moet ze effectiever kunnen optreden in het
onderzoeken van spionagedossiers. In het verleden kon de
Staatsveiligheid alleen een beroep doen op open bronnen,
informantenwerking en beperkte observatie- en
schaduwingtechnieken. Op het einde van de vorige legislatuur
hebben we gelukkig nog net de BIM-wet goedgekeurd, zodat de
Staatsveiligheid nu die meer technische middelen kan inzetten.
Ik heb ook al in de Kamer
gezegd dat we vooral moeten nadenken hoe we dergelijke
spionageacties kunnen voorkomen. Een maatregel die men kan
overwegen is dat bijvoorbeeld de Nationale Veiligheidsoverheid
(NVO) veiligheidsprocedures uitvaardigt die gerespecteerd moeten
worden bij de bouw van infrastructuur die later spionagegevoelige
instanties of organisaties zal huisvesten.
|
|
Die procedures kunnen
voorkomen dat er bij de bouw van de infrastructuur
spionageapparatuur kan worden ingewerkt. Indien nodig kunnen de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten daar ook een rol in spelen.
Een tweede mogelijke maatregel is het verbeteren van de
veiligheid van de informatie- en communicatie-infrastructuur door
normering en certificatie. De Nationale Veiligheidsoverheid werkt
momenteel aan zo’n project. Het is een efficiënt
middel om de veiligheid van informatienetwerken, ongeacht de
herkomst, te verbeteren.
De veiligheid van het nieuwe
hoofdkwartier van de Europese President is in eerste instantie de
verantwoordelijkheid van de bouwheer en nadien van de exploitant
of gebruiker van het gebouw. Indien men wenst dat de Veiligheid
van de Staat bijvoorbeeld een sweeping uitvoert, dan moet
de bouwheer of later de EU dit moeten aanvragen.
Het onderzoek naar de
activiteiten van de Colombiaanse geheime dienst DAS op Belgisch
grondgebied wordt door de Veiligheid van de Staat uitgevoerd
overeenkomstig haar bevoegdheden bepaald in de wet van
30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen-
en veiligheidsdiensten. Er werd ook een gerechtelijk onderzoek
geopend waaraan de Veiligheid van de Staat haar medewerking
verleent.
|
M. Karl
Vanlouwe (N-VA). –
|
De heer Karl Vanlouwe
(N-VA). – U hebt er, mijnheer de minister, op gewezen
dat de bouwheer desnoods aan de Staatsveiligheid kan vragen een
sweeping uit te voeren, om alles met betrekking tot
veiligheid te checken en na te gaan of er geen
afluisterapparatuur wordt ingebouwd. Mag ik erop wijzen dat de
bouwheer in het Résidence Palace de Regie der Gebouwen is,
dus eigenlijk de Belgische overheid zelf. Uw collega of de
Ministerraad kan dus beslissen om de Staatsveiligheid nu, tijdens
de verbouwingswerken, te laten optreden. Op die manier kan in de
toekomst een schandaal rond het gebouw van de Europese president
worden vermeden.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice
sur «les éventuelles conséquences
désastreuses d’une évangélisation
frisant le fanatisme» (n° 5-317)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over
«de mogelijk bedreigende gevolgen van een naar fanatisme
georiënteerde evangelisatie» (nr. 5-317)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – De Amerikaanse politica Gabrielle Giffords
overleefde nauwelijks een aanslag, maar vele anderen stierven
daarbij. Een dolgedraaide jongeman maaide hen weg. Dat is de
zoveelste illustratie dat instabiele mensen, gevat door
haatzaaiende media, een dramatische vernietigingsdrang kunnen
ontwikkelen. Daarbij speelt vaak een dodelijke combinatie,
namelijk enerzijds een in religie verpakte ultrarechtse boodschap
en anderzijds de media die, zeker in de VS, graag ruimte geven
aan de charismatische leiders van een ontspoorde evangelisatie.
Als het regent aan de andere
kant van de Atlantische oceaan, dan druppelt het in Europa. De
radicalisering van minderheden in sommige religies veroorzaakt
een frontale aanval op de grote godsdiensten. Zeker de islam
ondergaat een lawine van veralgemeende beschuldigingen die deze
religie ongenuanceerd en zelfs op een kwaadaardige wijze
herleiden tot een godsdienst van extremisme, terreur en haat. Ook
de katholieke kerk komt door haar fouten en uitspattingen meer en
meer in een verdomhoek terecht. Juist die malafide aanvallen
geven de extremistische en conservatieve krachten binnen de
godsdiensten meer en meer vrij spel. Almaar meer eerlijke
gelovigen overwegen hun geloof te verzaken of deden dat al. Net
de gematigde, op dialoog gerichte en moderne vormen van religie
vragen ondersteuning binnen het grondwettelijk recht van vrijheid
van godsdienst. Tegelijkertijd vereisen extremistische religieuze
uitlatingen die het grondwettelijk recht op vrijheid van
meningsuiting bedreigen, een strenge, doortastende aanpak. Zij
belagen immers de absolute grenzen van een rechtsstaat en een
actief pluralistische samenleving.
Deelt de minister de analyse
dat het morbide bondgenootschap van manipulatieve media en als
religie verpakte opzweping, beangstigende effecten ressorteert?
Beaamt de minister mijn vaststelling dat de vergiftiging van
labiele, kwetsbare, vaak jonge mensen een tragisch en moorddadig
potentieel in zich draagt? Gaat de minister ermee akkoord dat ook
de eerlijke en oprechte religie sterk lijdt onder dit fenomeen en
erdoor wordt besmet? Dat godsdiensten een lawine van
verdachtmakingen ondergaan? Dat fanatici vaak hun wanhopige
religiositeit putten uit de boodschappen van haatpredikers die
hun ultrarechtse boodschappen kruiden met een potpourri van
Bijbelteksten en verwijzingen naar een goddelijke missie? Dat
deze boodschappen opvallend hetzelfde klinken als alom bekende
politieke boodschappen, zoals de ontkenning van de menselijke
gelijkwaardigheid, het verketteren van een interculturele etnisch
diverse samenleving, de afwijzing van humane en vriendelijke
waarden en amper verpakt racisme? Kortom, herkent de minister
hier het bekende verhaal van een irreëel en monocultureel
ideaal dat historisch zijn ontmenselijkte gevolgen bewees?
Over welke mogelijkheden en
instrumenten beschikt de minister om het insijpelende gevaar van
deze als religie verpakte haatcampagnes te bestrijden? Overweegt
de minister om dit fenomeen, dat ongetwijfeld ook in Europa en
ons land vaste voet krijgt, systematisch te counteren en zo de
besmetting van zwakke en weifelende mensen te voorkomen? Wat kan
de minister doen om zowel het grondwettelijk recht op
godsdienstvrijheid als het grondwettelijk recht op vrije
meningsuiting met elkaar te verzoenen en elkaar te laten
versterken? Ik hoop daarbij op antwoorden die qua intelligentie
de ronduit beschamende oproep van enige tijd geleden van zijn
collega van Binnenlandse Zaken overtreffen, toen zij onder andere
jeugdverenigingen en scholen opriep om jongeren wier gedrag
beangstigend overkwam aan de ordediensten te melden.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart Laeremans
(VB). – Sommige vragen van de heer Anciaux zijn
uiteraard terecht, maar hij maakt zelf één groot
amalgaam van alle mogelijke strekkingen. Hij vermengt
godsdienstfanaten en buitensporige evangelisten in de VS met
mensen die zijn sprookjes van interculturaliteit in vraag durven
stellen. Hij criminaliseert al die mensen. Hij gaat zich te
buiten aan buitensporige vergelijkingen die kant noch wal raken.
Hij criminaliseert opvattingen die niet overeenstemmen met de
zijne. Dit is heel vergaand!
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Extreem rechts verbiedt me dus vragen te
stellen.
|
Mme la
présidente. –
|
De voorzitter. –
Mijnheer Laeremans, u had in principe vooraf een vraag moeten
indienen als u daarover een debat wil voeren. Er staan vijftig
vragen om uitleg op de agenda, dus er is geen tijd voor een
debat. Ik verzoek u de volgende keer eerst een vraag in te
dienen.
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Godsdienstvrijheid en vrijheid van
meningsuiting zijn grondrechten die overal gewaarborgd zijn.
Daarover kan geen discussie bestaan. Het is niet altijd evident
een evenwicht te vinden tussen de uitoefening van de
verschillende rechten en te beslissen welke mogelijke beperkingen
aanvaardbaar zijn.
In elke religie of
levensbeschouwing zullen er fundamentalistische stromingen
voorkomen die zich niet open en tolerant opstellen ten aanzien
van andersdenkenden, zelfs in de eigen gemeenschap. In principe
moet het debat daarover in de eigen gemeenschap worden gevoerd,
want die heeft in eerste instantie de verantwoordelijkheid om
alle afwijkingen en excessen intern aan te pakken. Dat is ook een
aspect van de vrijheid van godsdienst. Daarom werd ook een
systeem uitgewerkt met vertegenwoordigers. Ook moet het debat
worden voortgezet op basis van de recente voorstellen van een
aantal professoren om de erediensten op een gelijke en
georganiseerde manier te behandelen en te financieren en om daar
ook een aantal eisen tegenover te stellen. Één van
de ideeën is dat in de toekomst explicieter zou worden
opgelegd dat erediensten, om verder erkend te kunnen blijven,
expliciet alle fundamentele mensenrechten moeten aanvaarden en
actief nastreven, ook binnen hun eigen eredienst. Binnen de
levensbeschouwingen moeten de personen die een dominerende
positie bekleden een belangrijke rol vervullen. Het uitoefenen
van fundamentele rechten en vrijheden wordt namelijk begrensd
door de rechten van de anderen en de waarden van tolerantie.
Er bestaan uiteraard een
aantal wettelijke bepalingen. Het moet mogelijk zijn opinies te
uiten die storend of zelfs kwetsend zijn, maar er moet een
duidelijk onderscheid worden gemaakt met wat le discours de la
haine wordt genoemd.
Terwijl het eerste in het
kader van de dialoog kan worden besproken, leidt het tweede tot
potentieel gevaarlijke situaties. Dergelijke feiten zijn dan ook
strafbaar op basis van de antidiscriminatiewet. Artikel 22
bepaalt namelijk: "Met gevangenisstraf van een maand tot een
jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend euro of met
een van die straffen alleen wordt gestraft:
1° hij die in een van de
in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden
aanzet tot discriminatie jegens een persoon wegens een van de
beschermde criteria, en dit, zelfs buiten de in artikel 3
bedoelde domeinen;
2° hij die in een van de
in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden
aanzet tot haat of geweld jegens een persoon wegens een van de
beschermde criteria, en dit, zelfs buiten de in artikel 3
bedoelde domeinen;
3° hij die in een van de
in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden
aanzet tot discriminatie of tot segregatie jegens een groep, een
gemeenschap of de leden ervan, wegens een van de beschermde
criteria, en dit, zelfs buiten de in artikel 3 bedoelde domeinen;
4° hij die in een van de
in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden
aanzet tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de
leden ervan, wegens een van de beschermde criteria, en dit, zelfs
buiten de in artikel 3 bedoelde domeinen."
De beschermde criteria waarvan
sprake, zijn: leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat,
geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke
overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige
gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische
eigenschap of sociale afkomst.
De verwijzing naar artikel 444
van het Strafwetboek bepaalt dat de gebeurtenissen zich in het
openbaar moeten voordoen.
Ook de antiracismewet kan
worden toegepast. Artikel 20 van de wet van 30 juli 1981
tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven
daden bepaalt hetzelfde als artikel 22 van de
antidiscriminatiewet. De geschonden criteria zijn nationaliteit,
ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming.
|
|
De toepassing van beide wetten
vergt een bijzondere opzet.
Er moet worden aangezet tot
haat en geweld tegenover een gemeenschap of een individu waarbij
één van de beschermde criteria wordt geschonden. De
aanzet dient van dien aard te zijn dat derden worden bewogen tot
haatgevoelens ten aanzien van de geviseerde persoon, groep of
gemeenschap of van de leden ervan.
Het Centrum voor Gelijkheid
van Kansen en Racismebestrijding kan optreden indien dergelijke
feiten zich voordoen, en dit op basis van artikel 3, tweede lid,
5°, van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting
van een Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor
Racismebestrijding.
In de Europese context heeft
de OVSE op haar jaarlijkse Human Dimension Implementation Meeting
daar de nodige aandacht aan besteed.
Ik wijs ook op de discussie
over de sekten. De professoren stellen voor de erkenning van
erediensten en levensbeschouwingen beter te organiseren.
Ten slotte wijs ik op de
bespreking in de Kamer van een aantal wetsvoorstellen met
betrekking tot de strafbaarstelling van beïnvloeding van
jongeren waardoor ze, tegen hun wil in, worden beperkt in hun
vrijheid. Dat is een zeer delicaat debat. De Raad van State heeft
veel kritiek omdat een definitie heel moeilijk ligt.
Kortom, we zoeken naar
wetgevende instrumenten om de nefaste effecten van overmatige
levensbeschouwelijke beïnvloeding te bestrijden.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Een ruimer debat is inderdaad nodig.
Erkenning is belangrijk. We moeten wel opletten dat een aantal
terechte eisen rond waarden en normen worden gerespecteerd. Ik
ben zelf gelovig en behoor tot de katholieke kerk. Ik besef ook
dat in de katholieke kerk niet alle waarden en normen op een
correcte wijze worden nageleefd, bijvoorbeeld de gelijkheid
tussen man en vrouw.
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Dat is een zeer boeiend debat.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – De strijd tegen sekten, tegen gevaarlijke
uitspattingen, moet worden opgedreven. Tegelijk moet ook het
respect voor de godsdienst worden hersteld. Dat evenwicht moeten
we vinden.
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – De ambassadeur van Marokko in
Brussel verzekerde mij gisteren dat wij veel toleranter zijn dan
de Marokkanen en dat zij verwachten dat wij strenger optreden
tegen hun landgenoten in ons land. Het is boeiend te zien hoe in
de verschillende culturen omgegaan wordt met waarden en normen en
hoe wij vanuit een wellicht overdreven tolerantie, zaken laten
gebeuren die in andere culturen onaanvaardbaar zouden zijn.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice
sur «l’abus de pouvoir commis par un juge
d’instruction et les dangers qui peuvent s’ensuivre»
(n° 5-320)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over
«het machtsmisbruik van een onderzoeksrechter en de gevaren
die hierdoor kunnen ontstaan» (nr. 5-320)
|
Demande
d’explications de M. Karl Vanlouwe au ministre de la
Justice sur «l’incident survenu entre un juge
d’instruction et le personnel de la prison de Saint-Gilles»
(n° 5-325)
|
Vraag om
uitleg van de heer Karl Vanlouwe aan de minister van Justitie
over «het incident tussen een onderzoeksrechter en het
gevangenispersoneel van Sint-Gillis» (nr. 5-325)
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice
sur «le contrôle de certains magistrats» (n°
5-389)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over
«de controle op sommige magistraten» (nr. 5-389)
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice
sur «la libération d’un passeur de drogue»
(n° 5-435)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over
«de vrijlating van een drugskoerier» (nr. 5-435)
|
Demande
d’explications de M. Bart Laeremans au ministre de la
Justice sur «les incidents survenus entre les juges
d’instruction bruxellois et les directions des
établissements pénitentiaires» (n° 5-452)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie
over «de incidenten tussen de Brusselse onderzoeksrechters
en de gevangenisdirecties» (nr. 5-452)
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice
sur «l’entrée d’une équipe
d’enquête à l’intérieur de la
prison de Saint-Gilles» (n° 5-461)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over
«het binnenglippen van een onderzoeksequipe in de
gevangenis van Sint-Gillis» (nr. 5-461)
|
M. le
président. – Je vous propose de joindre ces
demandes d’explications. (Assentiment)
|
De voorzitter. –
Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Onlangs was er in de gevangenis van Vorst een
ernstig incident tussen een onderzoeksrechter, enerzijds, en
personeelsleden en directie, anderzijds. De onderzoeksrechter
trachtte de strenge controleregels om een gevangenis binnen te
gaan te omzeilen. Toen het personeel en de directie dat niet
toestond, beval de geagiteerde onderzoeksrechter de arrestatie
van de personeelsleden voor ondervraging door de politie. Hij
baseerde zijn beslissing op de vaststelling dat ze het onderzoek
tegenwerkten. Nochtans pasten ze enkel de regels toe die gelden
voor alle bezoekers van de gevangenis, dus ook voor een
onderzoeksrechter.
Hoe ernstig neemt de minister
die zaak, waarin duidelijk sprake is van machtsmisbruik? Mij
boezemt het angst in dat een onderzoeksrechter, die in ons
rechtssysteem heel wat macht heeft, zijn macht op die wijze
misbruikt.
Het bovenvermelde incident
staat trouwens niet alleen. Er was ook het incident met een
onderzoeksrechter die in een celwagen via de achterpoort de
gevangenis van Sint-Gillis is binnengeglipt. Het is zeer bizar
hoe met de spelregels wordt omgegaan. In mijn hoedanigheid van
advocaat heb ik me vaak in de gevangenissen van Sint-Gillis en
Vorst aangemeld. Ik weet dat er strenge maatregelen zijn, die
soms vervelend kunnen zijn. Toch heb ik schrik van een
onderzoeksrechter die deze regels aan zijn laars lapt.
Ook in het kader van de
discussies over de Salduz-rechtspraak zijn er problemen met
onderzoeksrechters aan het licht gekomen. De commissie voor de
Justitie van de Senaat heeft een goede regeling uitgewerkt zodat
de advocaten bij het eerste verhoor aanwezig kunnen zijn.
Onderzoeksrechter De Troy weigert echter pertinent om die
regeling toe te passen. Dat is volgens mij ook een geval van
machtsmisbruik.
Heel die sfeer beangstigt mij.
De belangrijke functie van de onderzoeksrechter komt hierdoor in
een slecht daglicht te staan. De rechten van de verdediging - en
eigenlijk de rechten van diegenen die zich op dat moment in een
zwakkere positie bevinden, of het nu gaat om een beklaagde of een
gevangenisdirecteur - komen hierdoor in het gedrang.
Wat wordt hiertegen gedaan? Er
wordt steeds verwezen naar de Hoge Raad voor de Justitie. Of naar
de hiërarchische overste, maar die zegt uiteraard dat er
geen vuiltje aan de lucht is. Ik ben bang dat de democratische
instellingen de controle over de grenzen van de macht van de
rechter uit handen geven. Als er dan gevallen van machtsmisbruik
opduiken, loopt ons democratische systeem gevaar.
Mijn vraag heeft niet zozeer
betrekking op de concrete feiten, die overigens al gedateerd
zijn, maar wel op de structurele aanpak van dit probleem.
|
M. Karl
Vanlouwe (N-VA). –
|
De heer Karl Vanlouwe
(N-VA). – Ik zal de feiten die genoegzaam bekend zijn
niet herhalen. Het om twee incidenten: één met
onderzoeksrechter De Troy en één met
onderzoeksrechter Burm. Onderzoeksrechter Burm was de gevangenis
binnengekomen voor een verhoor en blijkbaar wist niemand van het
gevangenispersoneel dat de onderzoeksrechter in de gevangenis
aanwezig was. We kunnen ons afvragen of de regels wel nageleefd
werden, in het eerste geval door de onderzoeksrechter en in het
tweede geval door de cipiers of het bewakingspersoneel.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Het is natuurlijk vreemd dat die
onderzoeksrechter zich achteraan in een busje verstopt.
|
M. Karl
Vanlouwe (N-VA). –
|
De heer Karl Vanlouwe
(N-VA). – Ik weet niet of dat zo is gegaan.
Hoe verklaart de minister de
houding van onderzoeksrechter De Troy? De voorzitter van de
rechtbank van eerste aanleg, Luc Hennart, bevestigde dat er geen
tuchtprocedure wordt opgestart tegen de onderzoeksrechter. De
minister verwees in de Kamercommissie naar een verslag van de
procureur-generaal. Kunnen wij een een kopie krijgen van de
processen-verbaal en van het uitgebreide verslag van de
procureur-generaal?
Welke initiatieven gaat de
minister nemen om te vermijden dat dergelijke incidenten zich in
de toekomst nog voordoen? Gaat hij bijvoorbeeld een omzendbrief
opstellen over de rechten en plichten van magistraten,
onderzoeksrechters, substituten en procureurs die een gevangenis
betreden?
Zou er in voornoemde gevallen
sprake kunnen zijn van machtsmisbruik?
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart Laeremans
(VB). – Het verwondert me dat de vorige sprekers niet
spraken over een ander ernstig incident, met de Frantstalige
onderzoeksrechter Coumans, dat tot een hevige reactie van het
parket leidde. Enige tijd geleden werd een drugskoerier betrapt
met twee kilo cocaïne. Hoewel hij bekentenissen had
afgelegd, kwam hij tot ieders verbazing snel op vrije voeten. De
onderzoeksrechter weigerde immers de arrestant te verhoren omdat
hij niet kon beschikken over een computer, een printer en een
voertuig. Hierdoor verstreek de aanhoudingstermijn van 24 uur.
Het zal niemand trouwens verwonderen dat die man, afkomstig uit
Benin, nu onvindbaar is. Het parket van Brussel heeft bijzonder
verontwaardigd gereageerd en sprak over het overschrijden van de
grenzen van het toelaatbare.
Opmerkelijk is dat de
voorzitter van de Brusselse rechtbank van eerste aanleg de zaak
relativeerde en oordeelde dat het niet aan de onderzoeksrechter
is om zich te verplaatsen. De politie had de verdachte maar
moeten overbrengen naar het justitiepaleis, aldus de voorzitter.
Nochtans zat de verdachte, die bolletjes cocaïne had
ingeslikt, wegens gezondheidsrisico’s in de ziekenboeg van
de gevangenis van Sint-Gillis.
Kort nadien was er een
incident met een onderzoeksrechter die niet via de metaaldetector
gepasseerd was, maar de gevangenis was binnengereden volgens de
procedure voor de verdachten. Blijkbaar worden onderzoeksrechters
aan veel strengere controles onderworpen dan verdachten. Dit is
de wereld op zijn kop. Ik heb dan ook eerder sympathie voor de
opvatting van de onderzoeksrechter dan voor deze van de
gevangenisdirectie, maar laat me niet uit over de maatregelen die
met betrekking tot die directie werden genomen.
Klopt het dat het een
onderzoeksrechter niet verplicht is om zich te verplaatsen in het
kader van een aanhoudingsbevel, zelfs niet wanneer de verdachte
om elementaire gezondheidsredenen in de ziekenboeg van de
gevangenis verblijft? Wat is de houding van de minister tegenover
deze uitlatingen?
|
|
Welke initiatieven werden
genomen om de betrokken drugskoerier alsnog te vervolgen? Werd
hij gedagvaard?
Werden de toegangsregels voor
de Brusselse gevangenissen onlangs verscherpt? Zo ja, kan dit
nader worden toegelicht? Werd hierover overleg gepleegd met de
parketten of de onderzoeksrechters? Erkent de minister dat de
toegangsregels voor magistraten soepeler moeten zijn dan voor
gedetineerden en verdachten?
Hoe komt het dat de
onderzoeksrechters in de gevangenis niet kunnen beschikken over
de noodzakelijke infrastructuur, meer in het bijzonder een
verhoorlokaal, een computer met internetverbinding en een
printer?
Heeft het aangekondigd overleg
tussen de magistratuur en de gevangenisdirecties inmiddels
plaatsgehad? Welke infrastructurele maatregelen zijn gepland?
Wenst de minister deze snel te helpen realiseren, ook elders in
het land, en daar de nodige kredieten voor vrij te maken?
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Ik had ook een vraag om uitleg over het
vrijlaten van die drugskoerier. Ik beperk me tot de concrete
vragen, die aansluiten bij de vragen die daarnet al zijn gesteld.
Vindt de minister de feiten
aanvaardbaar? Zal hij optreden tegen deze gang van zaken? Over
welke instrumenten beschikt hij om deze onderzoeksrechter tot de
orde te roepen en te bestraffen?
Hoe evalueert en duidt de
minister deze opeenstapeling van onaanvaardbare gedragingen van
onderzoeksrechters in Brussel? Vindt de minister het niet hoogst
noodzakelijk om de Brusselse onderzoeksrechters erop te wijzen
dat ze het imago van justitie schaden? Kan de minister nog langer
tolereren dat een van de meest wezenlijke overheidsopdrachten op
een dergelijke, bijna systematische wijze wordt beklad? Is het
niet aangewezen om een duidelijk signaal te geven aan de
bevolking en aan de vele mensen bij justitie die zich met hart en
ziel inzetten?
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Onlangs was er inderdaad een reeks
incidenten met onderzoeksrechters. In hetzelfde rijtje kunnen we
ook een weigering vermelden om een arrest van de kamer van
inbeschuldigingstelling mee te delen. Door al deze elementen is
het debat over de onderzoeksrechter tegenover de rechter van het
onderzoek plots weer opgelaaid. Zelf heb ik dat debat nooit
gevoerd, omdat er in elk systeem nu eenmaal wel ergens een
probleem zit.
De aangehaalde dossiers hebben
natuurlijk wel mijn aandacht getrokken. Ik heb er uiteraard ook
de nodige vragen over gesteld en in de Kamer heb ik ook al op
vragen daarover geantwoord. De dossiers zijn verschillend, maar
in alle gevallen had de betrokkene het probleem ook op een
normale manier kunnen oplossen.
Ik kan me voorstellen dat een
onderzoeksrechter bepaalde verwachtingen heeft wanneer hij naar
de gevangenis gaat, maar in tegenstelling tot wat onder andere
l’Association syndicale des magistrats
op een bepaald ogenblik heeft gezegd, zijn de regels voor de
toegang tot de gevangenis duidelijk. Daar is geen discussie over
mogelijk. Er is de indruk gewekt dat bij gebrek aan duidelijke
regels in de praktijk iedereen een beetje doet wat hij wil. Maar
elke persoon, dus ook een magistraat, moet de controle passeren.
Daar wordt geen uitzondering op gemaakt.
|
|
In een circulaire van 2001
wordt precies voorgeschreven hoe men de gevangenis moet
binnenkomen. Op grond hiervan kunnen we in deze twee gevallen
duidelijk spreken over een weigering om zich aan de regels te
onderwerpen.
Het parket onderzoekt de
dossiers. Ik beschik nog niet over het tweede verslag. Welke
opvolging daaraan wordt gegeven is mij dus vandaag nog niet
bekend.
Ik vindt de incidenten wel
verontrustend. De problematiek van laksheid, geweld en
ontsnappingen dwingen ons tot een strakke toepassing van de
regels in de gevangeniswereld. Ik betreur dat er een
vertrouwensbreuk ontstaat tussen de magistratuur en de
gevangeniswereld. Niet alleen de gevangenisdirecties, maar ook de
vakbonden hebben fel gereageerd.
Het incident met de
drugkoerier is van een andere aard. De procureur des konings
vindt het onaanvaardbaar. Het argument dat men geen auto ter
beschikking heeft, houdt volgens hem geen steek en het argument
dat er geen informaticamateriaal ter beschikking is, vindt hij
niet pertinent. Voor deze problemen kunnen oplossingen gevonden
worden. Het openbaar ministerie heeft formeel kritiek geuit. Het
onderzoek over dit incident is nog aan de gang.
Ook ik heb naar aanleiding
hiervan gereageerd. Het huidige tuchtrecht functioneert niet
goed. Daarom heb ik het initiatief genomen de voorstellen die nu
al voor het tuchtrecht circuleren, opnieuw te bekijken. Ik ben
echter niet bevoegd voor het toepassen van het tuchtrecht, wel de
voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. Hij heeft al
commentaar gegeven, maar zal hij ook initiatief nemen?
Ook inzake de externe controle
op de magistratuur is er een probleem? Er is de Hoge Raad voor de
justitie, maar die heeft dan weer geen bevoegdheid inzake lopende
dossiers.
Ik heb de Hoge Raad voor de
Justitie gevraagd een analyse te maken van de functie van
onderzoeksrechter en te onderzoeken of er nu een reëel
organisatorisch probleem is?
|
(Rires)
|
Ik heb meteen gevraagd hierbij
rekening te houden met de bepalingen van het arrest-Salduz dat
moet worden toegepast. Ik wil voorkomen dat magistraten terzake
tegenwerpingen maken over tijd en personeel.
In afwachting van de
onderzoeken die momenteel door het parket en de Hoge Raad voor de
justitie worden gevoerd, wil ik de positie van de
onderzoeksrechter niet fundamenteel ter discussie stellen. De
meeste onderzoeksrechters kunnen hun job wel aan en verrichten
goed werk. Ik geloof nooit, mijnheer Anciaux, dat u op een
bepaalde dag zomaar door een van hen zal worden aangehouden. Als
u zich een beetje ordentelijk gedraagt, zal u vrij door het leven
blijven gaan. (Gelach)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Mijnheer de minister, het stelt me alvast
gerust dat u belooft een oogje in het zeil te houden. Ik ben ook
blij dat u erkent dat het tuchtrecht niet ideaal is en niet goed
functioneert. Dat is ook mijn indruk.
Het onderzoek van de Hoge Raad
voor Justitie gaat over de praktische aangelegenheden. Als uit
dat onderzoek blijkt dat er bij de onderzoeksrechters frustraties
bestaan, dan moeten we die wegnemen. Ik ben het daarmee eens,
maar tegelijk denk ik dat we het tuchtsysteem moeten verbeteren,
zodat meer externe controle mogelijk wordt. Zoniet blijven we in
een ons-kent-ons-verhaal, waar alleen maar mistoestanden uit
voortkomen.
|
M. Karl
Vanlouwe (N-VA). –
|
De heer Karl Vanlouwe
(N-VA). – De korpschef van onderzoeksrechter De Troy
schrijft in zijn verslag dat er geen tuchtprocedure volgt. U zegt
dat u nu nog wacht op een verslag van de procureur-generaal,
mijnheer de minister. Kunt u ons daarover informeren?
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Ik heb dat verslag nog niet, maar
zodra dat klaar is, zal ik u daarvan op de hoogte brengen.
|
M. Karl
Vanlouwe (N-VA). –
|
De heer Karl Vanlouwe
(N-VA). – Over het incident met onderzoeksrechter Burm
is het onderzoek nog bezig, maar is er al wel een verslag van de
procureur des Konings van Brussel.
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Hij heeft me inderdaad een brief
met zijn eerste bedenkingen geschreven met het oog op een vraag
in de Kamer. Ik heb uit die brief ook geciteerd.
|
M. Karl
Vanlouwe (N-VA). –
|
De heer Karl Vanlouwe
(N-VA). – Ik ga ervan uit dat we over het incident met
onderzoeksrechter De Troy duidelijkheid krijgen met het verslag
van de procureur-generaal en dat het verslag dat nog moet komen,
ons ook informatie zal brengen over het incident met
onderzoeksrechter Burm.
Ten slotte stel ik voor om de
circulaire van 2001, waarover u ook hebt gesproken, eens in
herinnering te brengen, want er worden in de gevangenissen nogal
eens verschillende regels toegepast, ook in de gevangenissen in
Brussel, die vlak naast elkaar liggen.
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Daarmee ben ik het helemaal eens.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart Laeremans
(VB). – Mijnheer de minister, uw antwoord komt altijd
op hetzelfde neer: we moeten afwachten en het wordt onderzocht.
Nochtans heb ik enkele heel concrete vragen gesteld, onder meer
over de toegangsregels voor de Brusselse gevangenissen. Daarvoor
hoeft u niet te wachten op het parket, want de penitentiaire
instellingen kunnen u daarover inlichten.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
Klopt het dat op het ogenblik
de toegangsregels strenger zijn voor onderzoeksrechters en
magistraten dan voor verdachten? Dat is toch de wereld op zijn
kop. Dat er een zeker wantrouwen heerst tegenover advocaten kan
ik nog begrijpen, want er zijn honderden advocaten.
Onderzoeksrechters daarentegen zijn gekend. Zij moeten kunnen
werken.
Hoe komt het dat
onderzoeksrechters in de gevangenissen niet over de noodzakelijke
infrastructuur, zoals een verhoorlokaal, kunnen beschikken? Op
die vraag kreeg ik evenmin een antwoord.
Ik heb gevraagd of er
infrastructurele maatregelen zijn gepland. Uw diensten hebben
zelf aangekondigd dat er een overleg is gepland tussen de
magistratuur en de gevangenisdirecties. Heeft dat overleg al
plaatsgehad?
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Ik gaf een algemene benadering,
geen detaillistische. Wilt u dat ik de tekst van het reglement
voorlees?
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart Laeremans
(VB). – Neen, die gedetailleerde informatie heb ik niet
gevraagd.
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Het onderzoek van de Hoge Raad
voor de Justitie komt voorlopig in de plaats van het verdere
overleg. Ik wil de analyse van de Hoge Raad afwachten. Er zijn
verschillende onderdelen in die analyse: het Salduz-arrest, de
algemene infrastructuur en de onderzoeksrechter in de
gevangeniscontext. Hoe lopen die zaken en waar liggen de
problemen? Het verslag van de Hoge Raad is een noodzakelijke stap
alvorens verder te gaan.
Ik ben het ermee eens dat we
de aandacht moeten vestigen op de reglementen. Het koninklijk
besluit en de circulaire van 1991 zijn duidelijk. Blijkbaar zijn
bepaalde magistraten echter niet van die reglementering op de
hoogte. Het kan geen kwaad hen eraan te herinneren.
Wat het management en de
materiële mogelijkheden betreft, zal de Hoge Raad ons snel
helderheid geven. Afhankelijk van de knelpunten die de Hoge Raad
in zijn analyse vaststelt, moeten we handelen. Dat is de beste
methode.
|
M. Bart
Laeremans (VB). –
|
De heer Bart Laeremans
(VB). – Ik begrijp dat het overleg voorlopig is
opgeschort. Ik hoop dat u er bij de Hoge Raad op aandringt dat
het onderzoek snel wordt beëindigd. Anders zijn er
binnenkort nieuwe incidenten.
|
Demande
d’explications de Mme Inge Faes au ministre de la Justice
sur «l’informatisation de la Justice» (n°
5-353)
|
Vraag om
uitleg van mevrouw Inge Faes aan de minister van Justitie over
«de informatisering van Justitie» (nr. 5-353)
|
Mme Inge Faes
(N-VA). –
|
Mevrouw Inge Faes (N-VA).
– Mijn vraag is gebaseerd op het persbericht dat begin dit
jaar op de website van de FOD Justitie is verschenen. Blijkbaar
wordt in de toekomst de nieuwe MaCH-applicatie veralgemeend bij
Justitie.
Werd dit systeem getoetst aan
de meest gangbare software binnen de advocatuur, zoals
bijvoorbeeld Toga, of gaat dat nog gebeuren? Ik meen mij te
herinneren dat de firma’s die dergelijke software
ontwikkelen in het verleden ook al betrokken werden bij de
informatisering van Justitie.
Schuldbemiddelingsdossiers
zouden als proefproject dienen om van start te gaan met
elektronische procesvoering. Wat beschikkingen en dergelijke meer
betreft, zie ik geen probleem. Anderzijds zal de
schuldbemiddelaar te gepasten tijde ook documenten moeten
doorsturen die bij het elektronische dossier worden gevoegd. Ik
denk hierbij aan het homologatieverzoek van het plan van
minnelijke aanzuivering, de vraag tot gerechtelijke aanzuivering,
de kwijtschelding en andere.
Is het de bedoeling dat de
schuldbemiddelaars op termijn met gestandaardiseerde documenten
werken, of wordt er geopteerd voor het behoud van het huidige
systeem en zullen die documenten bijvoorbeeld worden gescand, wat
veel werk zal inhouden voor de griffiers.
|
|
Na de toelichting van de
minister in de Kamercommissie voor de Justitie bleek men op het
werkterrein niet overal op de hoogte van het proefproject.
In die toelichting van
12 januari zegt de minister dat de
schuldbemiddelingsdossiers als proefproject zullen starten en
gedematerialiseerd zullen worden. Zal dat project in één
stap in heel het land worden geïmplementeerd, of zal het
proefproject eerst in een aantal gerechtelijke
proefarrondissementen worden getest? Indien het project niet in
het hele land gelijktijdig wordt gelanceerd, welke
arrondissementen komen dan wel in aanmerking en op basis van
welke criteria?
bpost zal van start gaan met
het elektronisch verzenden van de poststukken, al dan niet met
ontvangstmelding. Zijn de arbeidsrechtbanken klaar voor het
voorgestelde systeem? Minnelijke voorstellen moeten immers
aangetekend worden verzonden zoals bepaald in de wet.
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Ik zal vandaag geen integraal
overzicht geven van de ICT-ontwikkelingen bij Justitie. Zoals
bekend heb ik onlangs in de Kamer een overzicht gegeven van de
toekomstige aanpassingen. Na de Phoenix-ervaring wordt nu, samen
met de magistraten, nagegaan wat prioritair is. Er worden
databanken uitgebouwd. Iedereen krijgt dezelfde
desktop-applicaties. 22.000 computers zullen op dezelfde manier
met elkaar kunnen communiceren. We zijn ook bezig met de
invoering van het MaCH-systeem. Rechtbanken en gebouwen zullen
onderling verbonden worden. Een groot plan dus, dat stap voor
stap wordt uitgevoerd.
De vredegerechten zijn al
aangepast. Nu zijn de politierechtbanken en -parketten aan de
beurt. We zullen dit jaar ook proberen de collectieve
schuldenregeling aan te pakken. De griffies van de rechtbanken
van koophandel en de arbeidsauditoraten volgen in het tweede
semester.
Ik heb geen volledig
elektronisch dossier inzake collectieve schuldenregeling beloofd
tegen eind 2011, wel de volledige overstap naar MaCH voor de
procedure van collectieve schuldenregeling. Zodra die overstap
geregeld is, is de basis gelegd voor een evolutie naar een
volledig elektronisch dossier. De collectieve schuldenregeling
zal dan wel als eerste "case" dienen. De projecten om
dat te realiseren, lopen reeds simultaan: scanning van de
dossiers, elektronisch documentenarchief, centrale printing,
enzovoort, zodat ze na de uitrol van MaCH in deze applicatie
kunnen worden "ingeplugd". De link naar andere partners
buiten Justitie, zoals de advocatuur, wordt in hoofdzaak gemaakt
via een elektronische postbus en verzendloket. Ik heb
aangekondigd dat de eerste postbus nog dit jaar operationeel zal
zijn. De samenwerking met externe partners heeft op technologisch
vlak vooral te maken met het afspreken van technische
standaarden. Uiteraard is daarvoor overleg nodig met de externe
partners. Zaterdag 29 januari is reeds een eerste
elektronische procedure van start gegaan. Door het uiteindelijk
in werking treden van de databank met beslagberichten en
collectieve schuldenregeling, is de oude procedure van papieren
documenten, papieren archieven en fysieke neerlegging ter griffie
verdwenen. Berichten worden nu nog slechts elektronisch
aangemaakt door gerechtsdeurwaarders, griffies en
schuldbemiddelaars. Ze worden ook elektronisch geconsulteerd,
behoudens een overgangsperiode van drie jaar gedurende dewelke de
oude papieren archieven nog ter griffie moeten worden
geraadpleegd. Aan de hand van dit voorbeeld is het dus duidelijk
dat een samenwerking met de externe partners van Justitie wordt
opgezet. De eerste weken zullen we nog wat overgangspijnen kennen
omwille van de verandering van de werkmethodes, maar ik denk dat
we op de goede weg zijn.
|
|
We zullen ongetwijfeld
evolueren naar een strategie waarbij de documenten elektronisch
en maximaal gestandaardiseerd aangeleverd moeten worden. De
aanpak in het net vernoemde beslagberichtenproject is daar een
voorbeeld van. Het is niet de bedoeling dat Justitie verwordt tot
één groot scanningsinstituut.
Elektronische procedures en
elektronische communicatie zullen zeer stapsgewijs ingevoerd
moeten worden. Iedereen zal moeten begrijpen dat dit ook de
afschaffing van papieren procedures inhoudt. Door twee circuits
te organiseren, een papieren en een elektronisch, komen we niet
tot meer efficiëntie, maar creëren we juist dubbel
werk. Uiteraard zijn overgangsperiodes nodig, maar hoe korter die
zijn, hoe beter en hoe efficiënter. Uit het project
beslagberichtendatabank zullen we veel kunnen leren op dat vlak.
Het cultuurveranderingsproces is echter pas begonnen.
Bijna alle
informaticaprojecten starten met analyses, testfasen,
proefprojecten. Op die manier proberen we een gestructureerde
stelselmatige opbouw te realiseren. Ook bij de doorgedreven
informatisering van de collectieve schuldenregeling zal dat zo
zijn. In de eerste fase zal dit jaar, arrondissement per
arrondissement, MaCH worden geïntroduceerd.
Dat de mensen op het terrein
nog niet geïnformeerd zijn, is niet abnormaal. Ook de
communicatie verloopt systematisch. Dankzij het recent opgestarte
overlegplatform tussen gerechtelijke orde en de FOD Justitie
gebeurt de communicatie in overleg tussen de partners van het
platform. Binnen het kader van change management is het
nuttig elkeen op het juiste moment te informeren, meestal kort
voor het ogenblik dat ook de impact van de verandering voelbaar
wordt. De verantwoordelijken voor de communicatie zullen daarvoor
instaan. Vooral voor mensen op het terrein is het van groot
belang dat de communicatie zeer concreet is en dat het project
ook tot op dat niveau is uitgewerkt.
Het central printing project
in samenwerking met bpost, is inderdaad een van de onderdelen van
het project.
Ondanks de vele moeilijkheden
gaan we nu stap voor stap vooruit. Midden volgend jaar zal de
informatisering van de vzw-databank een feit zijn, zodat een vzw
van thuis uit kan worden opgericht. Alles wordt op elkaar
afgestemd: achtereenvolgens komen de beslagberichten, vzw’s,
schuldenregelingen, de automatische intrekking van rijbewijzen
door het linken van politierechtbanken en politieparketten aan de
databank rijbewijzen, aan de beurt. Kortom geen top-down maar een
bottom-up benadering
|
Mme Inge Faes
(N-VA). –
|
Mevrouw Inge Faes (N-VA).
– De hele elektronische aanpassing bij Justitie is zeker
geen gemakkelijke oefening. Het is wel spijtig dat er onvoldoende
wordt gecommuniceerd. Er verschijnt een persbericht op de website
van Justitie over de nieuwe ontwikkelingen, maar de mensen op het
terrein zijn te weinig geïnformeerd.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice
sur «l’état inadmissible du complexe
cellulaire «Portalis» à Bruxelles» (n°
5-400)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over
«de onaanvaardbare toestand van het Brusselse cellencomplex
Portalis» (nr. 5-400)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – De minister weet dat de toestand in het
cellencomplex Portalis onaanvaardbaar is. Mensen die in cellen
zitten, zijn nog altijd mensen en ze moeten dan ook menselijk
worden behandeld. De toestand is niet alleen een probleem voor de
gedetineerden, maar ook voor het personeel dat in het gebouw moet
werken.
De problemen zijn bekend. Geen
verse lucht. Veel te warm: temperaturen die oplopen tot 38 graden
of meer. Ondraaglijk licht. Er wordt nauwelijks schoongemaakt. Er
zijn gaten in de muren. Geen gescheiden toiletten. Geen
ontspanningsruimten. Geen eetzaal. Dat alles veroorzaakt zowel
bij het personeel als bij de gedetineerden heel wat stress en
agressiviteit. Bovendien blijkt het gebouw hoogst onveilig. Zo
zijn er geen evacuatieplannen.
Wat wordt hieraan gedaan?
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. –. De problemen zijn gekend en
onaanvaardbaar. De infrastructuur is gewoon slecht. Gelukkig
vormt alleen het cellencomplex in het Portalis-gebouw een
probleem. Ook de vakbonden hebben het probleem aangekaart, en we
proberen echt een oplossing te vinden.
De airco zou onvoldoende
werken, waardoor het werklokaal te warm zou zijn. Er is een
onderhoudscontract voor de installatie. Volgens de betrokken
firma werkt de installatie voldoende. Omdat dit probleem moet
worden uitgeklaard heb ik gevraagd dat een onafhankelijke audit
zou worden uitgevoerd om te weten wat er exact aan de hand is.
De audit is ondertussen
aanbesteed en besteld. De aangewezen firma zal de werken
eerstdaags aanvatten. Het verslag zal zo snel mogelijk worden
besproken. De onderhoudsfirma gaat ondertussen na of extra
onderhoudsactiviteiten nodig zijn.
De reiniging van de cellen
vormt een groot probleem waarvoor ik alle begrip heb. De hygiëne
moet beter. Daarom werden twee initiatieven genomen. Er is een
prijsaanvraag gelanceerd om een externe firma om de twee weken
een grondige reiniging te laten uitvoeren. Een eerste opdracht
heeft geen resultaat opgeleverd; er waren te weinig kandidaten.
Er is toen onmiddellijk een nieuwe procedure gestart en de
offertes lopen binnen. Er zijn nog een aantal technische
problemen naar boven gekomen. Daarom is beslist in afwachting van
een gunning te werken met een aantal punctuele schoonmaakbeurten
die eerstdaags starten.
Een ander probleem is dat er
bij veelvuldig watergebruik waterdoorsijpeling is naar de
onderliggende verdieping. Hieraan wordt ook gewerkt en samen met
een firma wordt nagegaan of een waterafstotende laag kan worden
aangebracht. Het toeval wil dat het archief zich net onder het
cellencomplex bevindt.
Er zijn inderdaad maar enkele
cellen met een toilet. Dat is overal zo in onze justitiepaleizen.
Het gaat hier immers over wachtcellen, waar de beklaagden moeten
wachten totdat ze worden voorgeleid. Een individueel toilet is
dan in principe niet nodig. Ik begrijp dat het voor de bewakers
makkelijker zou zijn mocht er op de cel een toilet zijn, maar dat
vergt technisch en budgettair een zware ingreep. Het is in dat
gebouw eigenlijk niet mogelijk. Het voordeel is wel dat het
onderhoud eenvoudiger is.
Er zouden ook problemen zijn
met de brandveiligheid, maar het bouwdossier, de bouwfysische
brandveiligheid, het beveiligingsdossier, namelijk de
elektronische beveiliging in de vorm van toegangscontrole en
andere technieken, en alle brandscenario’s en
evacuatiescenario’s werden door de brandweer goedgekeurd.
De lokalen werden pas in gebruik genomen na een keuring door de
brandweer. Alle informatie en de evacuatieplannen werden aan de
betrokkenen bij de politie bezorgd.
De celwagens kunnen wel
degelijk binnen rijden.
|
|
Binnen onze bevoegdheid doen
we er alles aan om een praktische oplossing te vinden. We hebben
aan de Regie der Gebouwen die het gebouw huurt, een brief
geschreven om ze wijzen op hun verantwoordelijkheid en die van de
eigenaar bij de aanpak van de structurele problemen.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Het gebouw dateert van 2006 en is dus nog
geen vijf jaar oud. Het lijkt me dan ook niet normaal te zijn dat
er nu al structurele problemen zijn.
Het verslag van het Comité
P dateert van 2009. Ik hoop dat er nu snel werk wordt gemaakt van
dit dossier.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice
sur «le rapport du Comité des droits de l’homme
des Nations unies concernant les prisons belges» (n°
5-406)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over
«het rapport van het Mensenrechtencomité van de
Verenigde Naties over de Belgische gevangenissen» (nr.
5-406)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Het Mensenrechtencomité van de
Verenigde Naties bracht in oktober 2010 een rapport uit naar
aanleiding van het vijfde periodieke verslag over België.
Dit VN-rapport is bijzonder kritisch over de toestand in de
Belgische gevangenissen.
Volgens het Comité zijn
de Belgische gevangenissen overbevolkt, zijn de gebouwen
verouderd en worden de gevangenen niet gescheiden volgens
strafmaat. Bovendien zijn nog niet alle bepalingen van de
basiswet van 12 januari 2005 betreffende het
gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden
(wet-Dupont) in werking getreden. Het Mensenrechtencomité
eist dat die problemen, in het bijzonder de overbevolking, worden
aangepakt. Het vraagt bovendien om niet uitsluitend te investeren
in de bouw van nieuwe gevangenissen, maar ook om alternatieve
straffen, zoals elektronisch toezicht en voorwaardelijke
vrijlatingen, te overwegen.
De problemen zijn al langer
gekend, op de oplossingen moeten we wellicht nog even wachten.
Nochtans beloofde de huidige regering om nog tijdens deze
zittingsperiode 2500 cellen bij te bouwen. Daar heb ik ooit al
een vraag over gesteld en daarop heeft u mij al een antwoord
gegeven.
Gaat de minister akkoord met
de conclusie van het VN-Mensenrechtencomité dat veel
kritiek uit op onze gevangenissen? We moeten het
Mensenrechtencomité ernstig nemen. Het Comité
verwacht een puntsgewijs antwoord op zijn kritieken. Hoe gaan we
al die opmerkingen in de praktijk weerleggen? Wanneer zal de
minister het Comité antwoorden. Is dat al gebeurd? Zo ja,
dan had ik graag dat antwoord ontvangen.
Wat is de stand van zaken in
verband met de uitvoering van de wet-Dupont? Wanneer zal de wet
in werking treden?
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – Het
Mensenrechtencomité is opgericht bij het Internationaal
Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten. Artikel 40 van
dat verdrag voorziet erin dat de staten die partij zijn bij dit
verdrag de verplichting op zich nemen om verslag uit te brengen
over de maatregelen die zij hebben genomen en de uitvoering die
ze geven aan de in dit verdrag erkende rechten, alsmede over de
vooruitgang die valt waar te nemen in het genot van die rechten
telkens wanneer het Comité dit verzoekt. Het gaat om een
vijfjaarlijkse rapportageplicht.
In die verslagen
wordt, geïntegreerd in een algemeen overzicht van de
mensenrechtensituatie in het land, ook telkens zo precies
mogelijk geantwoord op de bezorgdheden, aanbevelingen en vragen
die door het Comité werden geformuleerd naar aanleiding
van het vorig verslag. Het is dus niet zo dat er onmiddellijk een
puntsgewijs antwoord wordt verwacht op de kritieken. Deze
kritieken worden beantwoord in een volgend verslag, over vijf
jaar dus. Het Comité kan ook vragen om sneller te
reageren, maar dit gebeurde niet voor de materie van deze vraag.
De opmerking in het verslag
met betrekking tot onze gevangenissen is terecht. Meer dan de
helft ervan dateert van de 19e eeuw. Daarom bouwen we er ook
nieuwe.
|
|
Naast Haren met 1190 plaatsen
ter vervanging van oude gevangenissen, ben ik bezig met werken
aan 7 nieuwe gevangenissen. Die werken vorderen. Dat Masterplan
moet een antwoord bieden op de fundamentele kritiek op onze
infrastructuur.
Er wordt nog terechte kritiek
geformuleerd, onder andere op het gebrek aan scheiding van de
gedetineerden. Normaal worden veroordeelden en mensen in
voorlopige hechtenis inderdaad van elkaar gescheiden, maar door
de overbevolking is dat niet altijd even strikt toe te passen.
We moeten inderdaad werken aan
een evenwichtig straffenarsenaal en eigenlijk moeten we daarvoor
ons Strafwetboek herschrijven. We zouden daarvoor een commissie
moeten installeren, maar misschien is dat in lopende zaken niet
mogelijk. De definities, welke straf er op welk misdrijf staat,
het is allemaal niet meer coherent. We moeten dat absoluut
fundamenteel herschrijven. Tijdens de vorige legislatuur heb ik
een zeer goede ervaring gehad met de discussies over een nieuw
sociaal strafwetboek, waaruit een heel andere filosofie naar
voren is gekomen. Dezelfde oefening moeten we ook maken voor het
gewone Strafwetboek.
Ook de voorlopige hechtenis
moeten we aanpakken. De cijfers tonen aan dat er veel te veel
mensen in voorlopige hechtenis worden genomen.
In het verslag staan dus vele
correcte bedenkingen, met als meest fundamentele punt de
infrastructuur. Op dat vlak is het Masterplan volop in
uitvoering. Op vele plaatsen komt er bijkomende capaciteit, we
werken aan vier nieuwe gevangenissen, in Achêne aan een
instelling voor jongeren, en ook aan psychiatrische ziekenhuizen.
Voor de vervanging van de oude Brusselse gevangenissen hebben we
al een site. Nu moet nog een plaats in Antwerpen en in Namen
worden gevonden. Sambreville was een optie, maar daar is
discussie over. Ik geef u een kopie van de volledige lijst. Uit
alles blijkt dat we zeer aandachtig zijn voor de bedenkingen van
het Mensenrechtencomité.
Het strafuitvoeringsbeleid
probeer ik van zeer dichtbij te volgen omdat het mijn inziens,
veel meer dan vroeger, een zeer belangrijk onderdeel is van de
activiteiten van een minister van Justitie. Maar ook op de vele
andere vlakken zetten we heel wat stappen in de goede richting.
We moeten zeer zeker een
langetermijnpolitiek volgen en het zal nog enkele jaren duren
alvorens we een goed rapport mogen verwachten. Misschien zullen
we over vijf jaar toch al heel ander plaatje kunnen voorleggen,
ook aan het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – De bedenkingen van de minister zijn
interessant. Ik ben het met hem eens dat het Strafwetboek zou
moeten worden herschreven. Ik hoop alleen dat dit dan in een
sociale context zal gebeuren en niet in de huidige tijdsgeest,
die rechts en onverdraagzaam is. In het laatste geval geef ik er
de voorkeur aan het herschrijven nog even uit te stellen.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice
sur «les personnes internées» (n° 5-407)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over
«de geïnterneerden» (nr. 5-407)
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice
sur «la Commission de défense sociale» (n°
5-408)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over
«de Commissie ter bescherming van de maatschappij»
(nr. 5-408)
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice
sur «le traitement psychiatrique des personnes internées
dans les prisons» (n° 5-409)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over
«de psychiatrische behandeling voor geïnterneerden in
gevangenissen» (nr. 5-409)
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice
sur «le nombre de personnes internées dans les
prisons» (n° 5-412)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over
«het aantal geïnterneerden in de gevangenissen»
(nr. 5-412)
|
M. le
président. – Je vous propose de joindre ces
demandes d’explications. (Assentiment)
|
De voorzitter. –
Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)
|
M. Bert Anciaux (sp.a).
–
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – Over deze problematiek, die me na aan het
hart ligt, heb ik schriftelijke vragen ingediend in de maanden
november en december. Er is echter nooit een antwoord op gekomen.
Er is het probleem van de
beschikbaarheid van gerechtspsychiaters, het gebrek aan
begeleiding van geïnterneerden en er zijn talrijke problemen
die te maken hebben met mensen die nooit veroordeeld zijn.
Geïnterneerden zijn geen misdadigers, het zijn mensen die
ziek zijn. Ik maak me daar bijzonder veel zorgen over. Als jonge
advocaat heb ik veel pro Deo gepleit. Ik heb gezien hoe mensen in
"vergeetputten" werden gestoken en er twintig jaar
later nog niet uit waren.
Deze toestand is bijzonder
dramatisch en alarmerend en daarom kreeg ik graag een antwoord op
de volgende vragen:
Hoeveel gerechtpsychiaters
zijn momenteel actief in ons land? Door wie en op welke wijze
worden ze aangesteld en volgens welke criteria? Worden die
gerechtpsychiaters gecontroleerd of geëvalueerd? Hoe vaak
gebeurt dat en welke criteria worden daarbij gebruikt?
Kan het departement Justitie
een gerechtspsychiater ontslaan? Is dat al gebeurd? Zo ja, om
welke redenen?
Hoeveel van de huidige
gerechtspsychiaters genoten een bijkomende gespecialiseerde
forensische opleiding? Vindt de minister dat een vereiste waaraan
moet worden voldaan vooraleer als gerechtpsychiater erkend of
aangesteld te worden? Kan hij bevestigen dat er in het Belgische
psychiatrische onderzoek effectief een gebrek is aan
eenvormigheid?
Klopt het dat er geen
objectieve normen en richtlijnen zijn voor de vaststelling van
krankzinnigheid, zwakzinnigheid, ontoerekeningsvatbaarheid?
Kan de minister me een lijst
bezorgen van het aantal psychiatrische onderzoeken van de
afgelopen vijf jaar? Kan de minister aangeven hoeveel ervan tot
een internering hebben geleid? Klopt het dat de
gerechtspsychiaters slechts 347,56 euro ontvangen voor een
psychiatrisch onderzoek, ongeacht de complexiteit en de
hoeveelheid werk?
Zijn veel gerechtspsychiaters
de afgelopen jaren gestopt met dit werk?
Is de minister op de hoogte
van de praktijk waarbij een verdedigende partij in het kader van
een tegenexpertise rapporten op maat laat opstellen? Zo ja, wat
kan aan die praktijken gedaan worden?
Ik heb zelf ervaren dat
sommige gerechtsdeskundigen aan de lopende band verslagen maakten
die, op de naam na, amper van elkaar verschilden.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
Is de minister op de hoogte
van de getuigenis van onder meer magistraat Peter Hartoch over de
onthutsende situatie bij de CBM’s? Het ging over de
amateuristische manier waarop die Commissies ter Bescherming van
de Maatschappij werken, over hoeveel ruimte ze krijgen en
dergelijke. Is hij zich bewust van de verstrekkende gevolgen van
de beslissingen van CBM’s op het leven van de betrokkenen?
Acht hij de CBM’s in de huidige opzet geschikt en bekwaam
om deze beslissingen te nemen? Sommigen noemen het verschijnen
voor een CBM een loterij: wie geluk heeft, kan na enkele jaren
vrijkomen. Ik heb het daar bijzonder moeilijk mee.
Kan de minister mij voor dit
jaar de maandelijkse hoeveelheid te behandelen dossiers per CBM
bezorgen? Acht hij dit een haalbare werklast voor een organisatie
die op vrijwillige basis werkt? Bestaat er een controle op de
kwaliteit van deze beslissingen? Wie heeft inzage in deze
beslissingen? Is er tegen de beslissing van de CBM’s een
beroep mogelijk? Worden de geïnterneerden altijd bijgestaan
door een advocaat? Worden de geïnterneerden daadwerkelijk
gehoord door de leden van de commissie of worden er vaak
beslissingen genomen op basis van een vaak mager samengesteld
dossier, zoals magistraat Peter Hartoch beweert? Acht de minister
dit een goede manier van werken?
Welk percentage van het aantal
invrijheidstellingen op het totaal aantal dossiers wordt door de
CBM’s behandeld? Zijn er grote verschillen tussen de zeven
CBM’s inzake het percentage invrijheidstellingen?
Erkent de minister de kritiek
dat er weinig eenvormigheid bestaat in de werkwijzen van de
verschillende commissies?
Door wie, voor welke periode
en op welke wijze worden de leden van de CBM’s aangesteld
en op basis van welke criteria? Hoe kunnen we dat objectiever
maken en de bekwaamheid beter evalueren? Welke vergoeding
ontvangen deze mensen?
Heeft de minister al een zicht
op de manier waarop de strafuitvoeringsrechtbanken hun nieuwe
taken uitvoeren? Zal er hierbij een beroep worden gedaan op
psychiaters? Hoe zal hij garanderen dat er genoeg deskundigheid
aanwezig is om te kunnen omgaan met de specifieke kenmerken van
de problemen inzake geïnterneerden? Hoeveel psychiaters
worden daarbij betrokken?
Dan heb ik nog vragen over de
behandeling van de geïnterneerden in de gevangenissen. Ik
hoef de minister niet te zeggen dat meer dan duizend
geïnterneerden vandaag in gewone gevangenissen verblijven.
Dat is niet meer van deze tijd. Het betekent voor hen een
onbestemd wachten tot een geschikte instelling bereid is om hen
op te nemen.
De lange opsluiting van een
psychiatrisch zieke delinquent, verstoken van therapie, is
absoluut geen neutrale periode.
Men zou recentelijk begonnen
zijn met de psychiatrische begeleiding door zorgteams, bestaande
uit een psychiater, een psycholoog, een maatschappelijk werker,
een psychiatrische verpleegkundige, een ergotherapeut, een
opvoeder en een kinesitherapeut. Ik heb daar een reeks vragen
bij. Hoeveel zorgteams zijn beschikbaar? Zijn die in alle
gevangenissen beschikbaar? Hoeveel VTE’s zijn dat per
beroepscategorie? Acht de minister dat voldoende om een
toereikende verzorging te garanderen? Zijn die zorgteams
beschikbaar voor de geïnterneerden die tussen de gewone
gevangenen zijn opgesloten? Zo neen, krijgen zij enige andere
vorm van therapeutische en medische begeleiding? Zo ja, waaruit
bestaat ze en acht de minister dat voldoende? Waaruit bestaat het
verschil in regime tussen geïnterneerden en gewone
gedetineerden? Vindt de minister dit onderscheid normaal en plant
hij nog andere initiatieven dan het bouwen van een nieuwe
gevangenis? Welke therapieën worden aangeboden aan deze
patiënten, want dat zijn ze uiteindelijk? Is er een verschil
tussen geïnterneerden in psychiatrische annexen en
gedetineerden tussen de gewone gevangenispopulatie? Hoe ziet de
tijdsindeling van de gedetineerden eruit? Wat zijn hun
ontspanningsmogelijkheden?
|
|
Hoe worden de personeelsleden
die met geïnterneerden werken, geselecteerd? Wordt er van
hen een bijkomende opleiding verwacht? Over welke
klachtenprocedures beschikken de geïnterneerden? Worden die
vaak gebruikt? Welke gevolgen worden daaraan gegeven?
Kunnen geïnterneerden
zich ten volle beroepen op hun patiëntenrechten zoals die
zijn bepaald in de wet van 22 augustus 2002 betreffende
de rechten van de patiënt?
Hoeveel geïnterneerden
zijn er momenteel in de België? Hoeveel van die
geïnterneerden verblijven in gevangenissen? Hoeveel van die
gedetineerden kunnen niet terecht in de psychiatrische afdelingen
en verblijven bij de gewone gevangenispopulatie? Kan de minister
mij de cijfers van de voorbije jaren bezorgen?
Hoeveel bedroeg het percentage
van geïnterneerden op de hele gevangenispopulatie? Kan de
minister bij deze cijfers en procenten ook al een prognose maken
voor 2010? Merkte hij in de voorbije jaren een stijging van het
aantal geïnterneerden?
Welke gevangenissen beschikken
momenteel over een psychiatrische vleugel en hoeveel plaatsen
zijn daar beschikbaar?
Met hoeveel verblijven de
geïnterneerden gemiddeld in een cel? Ik beklemtoon dat het
toch gaat om zieke mensen. Bestaan er daar normen voor? Welke?
Kan de minister mij de
gemiddelde duurtijd van een interneringsperiode bezorgen,
berekend voor de voorbije vijf jaar? Kan hij mij voor dezelfde
periode een overzicht geven van het aantal geïnterneerden in
de gevangenis volgens de periode van opsluiting – minder
dan zes jaar tot meer dan twintig jaar? Wat was de gemiddelde
duurtijd in deze periode?
Hoeveel geïnterneerden
wachten in de gevangenis op hun vrijlating op proef, op
voorwaarde dat ze worden opgenomen in een psychiatrische
omgeving?
Kan de minister mij voor 2008
en 2009 een overzicht geven van het aantal geïnterneerden
per vergrijp : geweldfeiten, seksuele delicten en dergelijke
meer? Kan hij mij voor dezelfde periode een overzicht geven van
het aantal geïnterneerden in de gevangenis per vergrijp?
Er is al jaren beloofd dat er
twee forensische psychiatrische centra bijkomen in Gent en
Antwerpen. De uitvoering daarvan werd uitgesteld, maar ik heb
begrepen dat de minister er nu echt werk van maakt en dat die
centra binnenkort zullen worden gebouwd. Ik reken erop dat dit
bericht juist is en dat die centra in Gent en in Antwerpen
werkelijkheid zullen worden.
Welke initiatieven denkt de
minister nog te nemen om te voorkomen dat geïnterneerden in
de toekomst nog tussen de gewone gevangenispopulatie belanden?
Mevrouw de voorzitter, ik
verontschuldig mij voor deze stortvloed aan vragen, maar al deze
vragen zijn schriftelijk al gesteld en er is daar geen antwoord
op gekomen.
|
M. Stefaan De
Clerck, ministre de la Justice. –
|
De heer Stefaan De Clerck,
minister van Justitie. – De problematiek van de
psychiatrisch deskundigen is mij bekend. Het statuut en de
selectie van deze deskundigen, alsook de kwaliteitsnormen van de
expertises lokten in het verleden meermaals kritische reacties
uit.
Het aantal psychiatrische
deskundigen is niet bepaald. De aanduiding van een
gerechtsdeskundige gebeurt op vordering van de magistraat die de
dossiers behandelt.
In 2008 bijvoorbeeld hebben
256 psychiaters voor Justitie gewerkt.
De kwestie van de
psychiatrische deskundigen wordt behandeld in het kader van de
globale problematiek van Justitie, waar de deskundigen een
onderdeel van zijn.
Gerechtspsychiaters worden
aangesteld door de magistraten en niet door het departement
Justitie. Bij mijn weten werden er door het departement ook nog
geen deskundigen ontslagen.
De gerechtspsychiaters zijn
geneesheren die een universitaire opleiding van 12 jaar hebben
gevolgd en opgeleid zijn om geestesstoornissen te diagnosticeren.
In 2006 werd betaald voor 4771
dossiers, in 2007 voor 5406 dossiers, in 2008 voor 4792 dossiers,
in 2009 voor 4626 dossiers en in 2010 voor 4533 dossiers.
Het is niet mogelijk op te
geven hoeveel van die dossiers een daadwerkelijke internering
betreffen.
De evaluatie van de rapporten
gebeurt door de opdrachtgevende magistraat. Indien het deskundige
verslag hem geen voldoening geeft, kan hij op grond van artikel 3
van de programmawet van 27 december 2006 bij
gemotiveerde beslissing de vergoeding verminderen.
De betaling van de
gerechtspsychiaters geschiedt op grond van het tarief dat is
vastgelegd in de "schaal van honoraria voor
gerechtsdeskundigen in strafzaken".
Het is correct dat het tarief
momenteel 347,56 euro bedraagt voor het onderzoek van een persoon
met studie van het strafdossier, het onderzoek naar de
erfelijkheid en de sociale en medische antecedenten, het
somatische onderzoek, daarin begrepen het grondige neurologische
en geestesonderzoek, het opstellen van een uitvoerig verslag met
beschrijving, bespreking en samenvatting van het geval.
|
|
De nieuwe wet van
21 april 2007 op de internering, die nog niet in
werking is getreden, bepaalt dat de psychiatrisch deskundigen
door de minister van Volksgezondheid moeten worden erkend.
Deze nieuwe wet bepaalt ook
dat binnen de 24 maanden, te rekenen vanaf de inwerkingtreding
van dit artikel, de Koning de voorwaarden en de procedure voor
het verlenen van de erkenning vastlegt.
Met deze bepaling wil de
wetgever betere garanties bieden met betrekking tot de kwaliteit
van de gerechtelijke expertises. Op die manier zou ook de
perceptie van de vermeende willekeur bij de interneringen, die
zelfs bij sommige magistraten leeft, uit de wereld moeten worden
geholpen.
Voor de opleidingen van de
gerechtspsychiaters, bieden een aantal universiteiten in België
specifieke modules en voortgezette opleidingen, gericht op de
gerechtelijke psychiaters. Tot hiertoe werden mij geen
moeilijkheden bij het vinden van gerechtspsychiaters
gerapporteerd. Disfuncties bij de tegenexpertises werden mij
evenmin gesignaleerd.
U weet wellicht dat de
Commissies tot Bescherming van de Maatschappij al sinds 1930
operationeel zijn.
De voorzitters van die
commissies worden voor een termijn van drie jaar aangewezen door
de eerste voorzitters van de hoven van beroep. Ik ben van oordeel
dat de commissies tot hiertoe goed werk hebben geleverd. De
werklast verschilt van commissie tot commissie. Dit wordt nader
bekeken tegen de inwerkingtreding van de nieuwe wet van 2007 op
de internering. Zodra deze nieuwe wet in werking treedt, zullen
de beslissingen over de geïnterneerden worden genomen door
een kamer van de strafuitvoeringsrechtbank en moeten de CBM’s
verdwijnen. Er zullen dan voltijdse voorzitters en assessoren
zijn.
Voor de wettelijke
mogelijkheden van voorziening tegen beslissingen van de CBM,
verwijs ik naar de bepalingen van de wet.
Geïnterneerden worden
altijd bijgestaan door een advocaat.
Wat betreft het aantal
vrijstellingen op proef in verhouding tot het totale aantal
dossiers, is momenteel een bevraging lopende bij de 7 commissies,
maar nog niet alle cijfers zijn beschikbaar.
De kwestie van de
eenvormigheid zal in de toekomst bewaakt kunnen worden door het
overlegplatform van de strafuitvoeringsrechtbanken. Nieuwe
initiatieven zullen voorlopig niet worden genomen. Verschillen in
uitspraken bestaan nu trouwens ook bij de gewone rechtbanken. De
rechters hebben nu eenmaal een discretionaire bevoegdheid.
De wijze van voordracht en
aanwijzing van de voorzitter en de leden van de commissies zijn
bepaald in de wet op de bescherming van de maatschappij.
Voor de organisatie van de
opstart en de werking van de strafuitvoeringsrechtbanken voor
geïnterneerden zal op een analoge wijze tewerk gegaan worden
als bij de inwerkingtreding van de strafuitvoeringsrechtbank voor
de gewone veroordeelden in 2007. De strafuitvoeringsrechtbanken
moeten uiteraard zelf instaan voor hun organisatie.
In het licht van eventuele
aanpassingen aan de nieuwe wet op de internering, onderzoekt een
werkgroep op mijn beleidscel momenteel wat de beste samenstelling
van de kamers van die strafuitvoeringsrechtbank is die de
interneringsdossiers zal behandelen. We werken vooral met
raadsheer Heymans, die een specialist is terzake. De wet moet
immers op verschillende vlakken worden aangepast, reden waarom ze
nog niet in werking is getreden. Nu zijn we concreet bezig met
het checken van de wet, met de voorbereiding van
uitvoeringsbesluiten, in overleg met de sector, voor een optimaal
resultaat. Ik kan echter nog geen exacte datum geven voor de
toepassing van die wet die in 2007 werd aangenomen.
Elke gevangenis met een
psychiatrisch annex heeft een zorgteam, samengesteld uit een
psychiater, een psycholoog, een ergotherapeut, een
maatschappelijk werker, een opvoeder en een psychiatrisch
verpleegkundige. Naargelang de grootte van de annex, en dus het
aantal geïnterneerden, zijn dat voltijdse of deeltijdse
krachten. Er bestaan uiteraard verschillen tussen de
gevangenissen, aangezien de infrastructuur en de concrete
doelgroep verschillend kunnen zijn.
In principe werken de mensen
van het zorgteam enkel in de annexen zelf, maar op sommige
plaatsen kan dat ook zijn in de celafdeling waar de
geïnterneerden zich bevinden.
Het regime van de
geïnterneerden wordt bepaald met inachtneming van de functie
van de personele en de infrastructurele mogelijkheden. Naargelang
de penitentiaire inrichting kunnen er dus verschillen bestaan. De
nieuwe afdeling De Haven te Merksplas heeft bijvoorbeeld andere
mogelijkheden dan de overbevolkte gevangenissen te Gent of te
Antwerpen.
De zorgteams hebben vooral een
pre- therapeutische finaliteit. Ze begeleiden de geïnterneerden
en bereiden hen voor op een toekomstige opname in het gewone
zorgcircuit. Dit gaat gepaard met allerlei activiteiten die
uiteraard ook een therapeutisch aspect hebben, maar men kan niet
spreken van behandelingen zoals in een psychiatrisch ziekenhuis.
Elke inrichting organiseert
haar eigen activiteiten naargelang van haar mogelijkheden en de
categorie geïnterneerden.
De leden van de zorgteams
worden aangeworven zoals de andere ambtenaren, namelijk via een
selectieprocedure door SELOR, op basis van hun diploma en
competenties. Ze hebben een basisopleiding gekregen, zowel
theoretisch als praktisch. Ze worden, net als alle
personeelsleden, geëvalueerd volgens de methodologie van de
"ontwikkelcirkels".
|
|
Geïnterneerden kunnen een
klacht indienen bij de gewone burgerlijke rechtbank indien zij
menen dat hun individuele rechten zijn geschonden, of ze kunnen
administratieve beslissingen aanvechten voor de Raad van State.
De wet op de rechten van de
patiënt is van toepassing.
Een bevraging van de zeven
Commissies tot Bescherming van de Maatschappij in juni 2009
bracht aan het licht dat er toen 3956 geïnterneerden waren:
26% verbleef toen in een gevangenis, 56% was vrij op proef en 13%
geplaatst. Voor de anderen was de toestand niet definitief of ze
stonden geseind.
Onlangs werden alle CBM’s
verzocht actuele cijfers mee te delen, maar nog niet alle
gegevens zijn binnen. Het ziet er wel naar uit dat het aantal nog
gestegen is.
Op 1 februari 2011
verbleven 1106 geïnterneerden in de gevangenissen en nog
eens 411 in Doornik en Bergen. Het gemiddelde aantal
geïnterneerden op dagbasis in de Belgische gevangenissen
bedroeg 969 in 2007, 1013 in 2008 en 1061 in 2009.
Het percentage geïnterneerden
bedraagt dus ongeveer 10% van de gevangenisbevolking.
In absolute cijfers is hun
aantal – net als dat van de andere categorieën
gedetineerden – de jongste jaren continu gestegen. De
redenen hiervoor zijn complex en hebben te maken met
maatschappelijke evoluties.
De gevangenissen van
Antwerpen, Gent, Leuven-Hulp, Merksplas, Turnhout, Vorst,
Jamioulx, Lantin, Mons en Namur beschikken over een
psychiatrische afdeling. Turnhout, Merksplas en Paifve zijn
inrichtingen met een afdeling voor sociaal verweer.
Er wordt niet geregistreerd
met hoeveel de geïnterneerden samen op cel zitten. De
bezetting van de cellen verschilt van inrichting tot inrichting.
De penitentiaire administratie
beschikt niet over statistieken van de gemiddelde verblijfsduur
van geïnterneerden in de gevangenissen of over het aantal
geïnterneerden dat wacht op een vrijlating met het oog op
een opname in een psychiatrische omgeving.
Er zijn geen globale cijfers
voorhanden van het aantal geïnterneerden per vergrijp en per
gevangenis.
In de Forensisch
Psychiatrische Centra zouden 500 plaatsen moeten bijkomen. Voor
het FPC te Gent werd het lastenboek op 1 oktober 2010
gepubliceerd. Half december 2010 heeft de Regie der Gebouwen
me laten weten dat alle offertes binnen zijn. Ik heb hen een
gedetailleerde timing gevraagd. Ze hebben me laten weten dat het
dossier bij hen administratief afgerond zal zijn in april, zodat
het in mei kan worden gegund. Nog voor de grote vakantie zouden
de werken kunnen starten. De eerder meegedeelde algemene timing
van midden 2013 blijft behouden.
Wat het FPC te Antwerpen
betreft, werden onlangs de voorgesprekken beëindigd. Voor
een concrete stand van zaken stel ik voor dat de heer Anciaux
zich richt tot mijn collega onder wiens bevoegdheid de Regie der
Gebouwen valt.
Samen met minister Onkelinx
werken we nu aan het lastenboek voor de uitbating, die
geprivatiseerd zal worden. Als het ontwerp volledig is, zal het
dossier worden overgezonden aan de Inspectie van Financiën.
Van zodra de ministerraad hiervoor het licht op groen zal zetten,
zal de publicatie voor de oproep van kandidaten gebeuren. Het is
mijn bedoeling om, in samenspraak met mijn collega van
Volksgezondheid en Sociale Zaken, de toewijzing van de concessie
van openbare dienstverlening in een zo vroeg mogelijk stadium van
de bouw of zelfs ervoor te laten plaatsvinden.
|
Demande
d’explications de M. Bert Anciaux au secrétaire
d’État à la Coordination de la lutte contre
la fraude sur «la répression des jeux téléphoniques»
(n° 5-321)
|
Vraag om
uitleg van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor de
Coördinatie van de fraudebestrijding over «de
beteugeling van de belspelletjes» (nr. 5-321)
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – De belspelletjes op een aantal van onze
commerciële televisieomroepen beroerden al eerder de media
en de politiek. Die programma’s blijken, met koppige
volharding, steeds meer goed georganiseerde systemen die naïeve
mensen deskundig verleiden. Een presentator verleidt de kijkers
tot een gok, weliswaar tegen betaling, met een raffinement dat
geld winnen quasi onmogelijk maakt. Die perversiteit ontsnapte
niet aan de aandacht van de staatssecretaris, die hieromtrent een
koninklijk besluit uitvaardigde.
Het programma Basta op de VRT
bracht de malafide praktijken van de belspelletjes terug onder de
aandacht. De ludieke aanpak amuseerde, maar de achterliggende
boodschap was ontluisterend en revelerend. Een presentator van
die spelletjes slaagde erin om als mol de achterliggende methodes
bloot te leggen. Dat was ontluisterend. Dat geldt ook voor de
reactie van de staatssecretaris die in het programma het volgende
beweerde: "Ik weet dat die spelletjes zich op de rand van
het toelaatbare bevinden. Ik maakte daarom een koninklijk
besluit, maar dat blijkt dus niet voldoende doeltreffend. Er ligt
een nieuw koninklijk besluit klaar dat hopelijk wel zal werken.
Mocht dat niet zo zijn, dan moet er maar wetgevend worden
opgetreden."
Zijn verhaal droeg een
defaitistisch aureool en het toonde een staatssecretaris vol
twijfels over zijn eigen slagkracht en slaagkansen. De
belspelmanagers klonken in de verborgen opnames triomfantelijk
over het kreupele beleid van de ontslagnemende regering en over
de voor hun hoopvolle toekomst, namelijk één zonder
een staatssecretaris voor fraudebestrijding in de volgende
regering. De staatssecretaris mag dat als een compliment
beschouwen want het betekent dat hij een "pain in the ass"
is voor die heren.
Wanneer zal de
staatssecretaris het aangekondigde, verstrengde koninklijke
besluit uitvaardigen? Ik weet dat Vlaams minister Lieten
inmiddels maatregelen heeft genomen. Welke nieuwe, strengere
maatregelen zal het besluit bevatten? Waarom uitte de
staatssecretaris al voorbarig zijn twijfels over de slagkracht
van dit nieuwe besluit? Hoe verklaart hij die twijfels of was het
gewoon een vorm van bescheidenheid?
Waarom kan hij niet bij
voorbaat de verwachte lekken dichten of het verwachte gebrek aan
doeltreffendheid voorkomen? Waarom gaat hij niet onmiddellijk
over tot een radicaal verbod? Meent de staatssecretaris, zoals
hij ook enigszins cryptisch liet verstaan, dat enkel door de
afschaffing van de belspelletjes de ongewenste effecten zullen
verdwijnen? Indien de staatssecretaris van mening is dat enkel
wetgevend werk de beoogde beteugelende effecten zal sorteren,
waarom wordt daarmee dan geen begin gemaakt? Ik ben bereid
hieraan voluit mee te werken en ik hoop dat de staatssecretaris
de strijd niet opgeeft, ook al is hij ontslaggevend.
|
M. Carl
Devlies, secrétaire d’État à la
Coordination de la lutte contre la fraude et secrétaire
d’État, adjoint au ministre de la Justice. –
|
De heer Carl Devlies,
staatssecretaris voor de Coördinatie van de
Fraudebestrijding en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister
van Justitie. – Ik verneem dat Vlaams minister Lieten
inmiddels maatregelen zou hebben genomen. Ik was daarvan niet op
de hoogte. Allicht beschikt de spreker over gegevens die nog niet
in mijn bezit zijn.
In de Kamercommissie voor
Justitie werd hierover op 25 januari 2011 uitvoerig
gedebatteerd, waarbij aandacht werd besteed aan alle elementen
van dit dossier.
Ik zal dit even toelichten,
maar vooral aandacht besteden aan de vooruitgang die nadien werd
geboekt. Sta me evenwel toe een korte historiek te schetsen.
De wet op de kansspelen
dateert van 1999, toen er nog geen sprake was van belspelletjes.
De belspelletjes zijn pas daarna ontstaan, in het begin van de
jaren 2000. Ze zijn als dusdanig dus niet opgenomen in de wet,
maar zijn wel degelijk een kansspel en kansspelen zijn in
principe verboden door de wet. Dat betekent dat belspelletjes
verboden waren van bij hun ontstaan.
De belspelletjes zijn
onmiddellijk een rage geworden. De toenmalig bevoegde minister
Vande Lanotte oordeelde het nodig in te grijpen na verscheidene
pv’s van de kansspelcommissie. In de programmawet van 2004
liet hij evenwel de regularisatie van deze belspelletjes opnemen,
wat de toenmalige meerderheid heeft goedgekeurd. In die
programmawet werd ook bepaald dat de praktische voorwaarden
zouden worden vastgelegd in een koninklijk besluit, dat later ter
goedkeuring zou worden voorgelegd.
In 2006 werd een koninklijk
besluit uitgevaardigd. Pas in 2008, toen ikzelf verantwoordelijk
werd voor de kansspelen, werd dat koninklijk besluit geëvalueerd.
Er werd toen beslist een nieuw besluit met verstrengde
voorwaarden op te stellen, wat ook gebeurde in 2009. In 2009 werd
ook beslist het nieuwe koninklijk besluit opnieuw te evalueren.
In maart 2010 ging men daartoe effectief over. Mijn
departement en andere leden van de federale regering hebben
kennis genomen van het rapport ter zake van de kansspelcommissie.
Onmiddellijk daarop werd een nieuw koninklijk besluit voorbereid.
In de nogmaals verstrengde voorwaarden werd rekening gehouden met
opmerkingen van dat rapport.
Zoals men weet, is de federale
regering in april 2010 gevallen. De voorbereiding van dat
koninklijk besluit werd dan ook stopgezet. In de eerste periode
na de verkiezingen was het niet mogelijk in een regering van
lopende zaken dergelijke koninklijke besluiten te behandelen en
niemand had verwacht dat de regeringsonderhandelingen zo lang
zouden aanslepen. De verdere uitwerking van dat koninklijk
besluit zou gebeuren door mijn opvolger die, naar men dacht, in
september of oktober zou aantreden.
De regeringsvorming bleef ook
in november uit. De gewijzigde wet, die in december 2009
werd goedgekeurd, zou op 1 januari 2011 in werking
treden.
|
|
Daarvoor waren er
uitvoeringsbesluiten nodig en half november is de regering dan
bereid gevonden om verder werk te maken van de voorbereiding van
de koninklijke besluiten. Vanaf dat ogenblik zijn we er opnieuw
volop mee bezig geweest en hebben we ook prioriteiten vastgelegd.
Weddenschappen, een heel domein dat ook moest worden geregeld,
stonden daarbij wel bovenaan de lijst.
In december werd dan de
problematiek van de belspelletjes opnieuw opgenomen. De
eindvergadering van de interkabinettenwerkgroep was gepland voor
20 januari 2011. Het programma Basta, dat in
Vlaanderen heel wat commotie heeft veroorzaakt, werd twee dagen
voordien uitgezonden. Dat was een toevallige samenloop van
omstandigheden. Het interview met mezelf was opgenomen in
november 2010, op een moment dat het programma nog niet
bestond. Ik wist ook niet precies wat de bedoeling ervan was. De
vergadering van 20 januari heeft wel degelijk plaatsgehad en
heeft tot een akkoord geleid. We hebben het koninklijk besluit
verder afgewerkt en na een vergadering van de kamercommissie
waarop we zeer uitvoerig over alle elementen van het beleid
hebben gediscussieerd, is het intussen ook op de Ministerraad
gepasseerd. Het koninklijk besluit houdt een belangrijke
verstrenging van de voorwaarden in. De vragen moeten op een
duidelijke, transparante en ondubbelzinnige manier worden gesteld
en moeten vooraf door de Kansspelcommissie worden goedgekeurd. De
jackpotronde wordt afgeschaft. Bij die ronde dachten spelers dat
ze een bepaald bedrag hadden gewonnen, terwijl ze eigenlijk
alleen maar tot een volgende ronde werden toegelaten. Dat is nu
verboden. Ook het systeem van de "open lijn", waarbij
kijkers ten onrechte de indruk krijgen dat ze onmiddellijk
toegang hebben tot het spel, wordt afgeschaft. Het is ook
verboden misbruik te maken van zogezegde tijdslimieten. Als men
aankondigt dat een ronde of een spel nog tien minuten duurt, dan
mag men de spelers geen half uur meer laten binnenkomen. Ook dat
is immers een manier om mensen te lokken.
Het koninklijk besluit moest
niet verplicht voor de Ministerraad komen, maar om in deze tijden
van lopende zaken zeker te zijn dat alle partijen van de
meerderheid het zouden steunen, hebben we het toch op de
Ministerraad besproken en aanvaard. Intussen zijn alle adviezen
binnen en is het dossier bij de Raad van State, die vermoedelijk
in de loop van de volgende weken advies zal uitbrengen. Indien er
geen aanpassingen meer nodig zijn, verwachten we dat we het tegen
eind maart kunnen publiceren.
Waarom worden belspelletjes
niet helemaal verboden? We werken in het kader van een wet die
door Kamer en Senaat unaniem, op enkele onthoudingen na, werd
goedgekeurd. In de discussies over deze wet is een verbod op
belspelletjes nooit ter sprake gekomen. Wel ging het over
strengere voorwaarden en een betere controle en over het opnemen
van belspelletjes in de kansspelwet, wat tot dan toe niet het
geval was. Daardoor moest voortaan voor belspelletjes een
vergunning worden aangevraagd, konden ze beter worden
gecontroleerd, konden sancties en boetes worden opgelegd en kon
vooral de vergunning worden geschorst of opgeheven.
|
|
In de toekomst zal dit wel
mogelijk zijn. Bovendien zullen door een strenger koninklijk
besluit de belspelletjes in de toekomst onder controle zijn.
Gelet op het principe van de kansspelwet om te kanaliseren, maar
niet om te verbieden, aangezien mensen toch willen spelen, is het
beter een kader te creëren met de nodige controle waarbij de
spelers worden beschermd. Wij hebben gehandeld in de filosofie
van deze wet.
Als nu zou blijken dat de
nieuwe voorwaarden onvoldoende zijn, dan zou ik ook voorstander
zijn van het opleggen van een verbod. Er is evenwel een grote
kans dat de wet nu sluitend is. Nieuwe misbruiken zijn zo goed
als uitgesloten.
|
M. Bert
Anciaux (sp.a). –
|
De heer Bert Anciaux
(sp.a). – De staatssecretaris geeft blijk van interesse
en kennis van het dossier. Ik hoop dat een strenger koninklijk
besluit volstaat.
|
(La séance
est levée à 16 h 55.)
|
(De vergadering wordt
gesloten om 16.55 uur.)
|