6‑29

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2016‑2017

Plenaire vergaderingen

Vrijdag 9 juni 2017

Ochtendvergadering

6‑29

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2016‑2017

Séances plénières

Vendredi 9 juin 2017

Séance du matin

Handelingen

Annales

Inhoudsopgave

Sommaire

Goedkeuring van de agenda. 3

Voorstel van resolutie teneinde een coherent en geïntegreerd beleid uit te stippelen om een uitdaging op het vlak van de volksgezondheid aan te gaan: milieu en chronische ziektes (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 6‑125) 3

Bespreking. 3

Inoverwegingneming van voorstellen. 17

Verzoek tot opheffing van de onschendbaarheid van een lid door het parket van Bergen. 17

Stemmingen. 17

Voorstel van resolutie teneinde een coherent en geïntegreerd beleid uit te stippelen om een uitdaging op het vlak van de volksgezondheid aan te gaan: milieu en chronische ziektes (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 6‑125) 17

Regeling van de werkzaamheden. 17

Berichten van verhindering. 17

Bijlage. 18

Naamstemmingen. 18

Indiening van voorstellen. 18

In overweging genomen voorstellen. 18

Samenstelling van de commissies. 19

Grondwettelijk Hof – Arresten. 19

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen. 20

Grondwettelijk Hof – Beroepen. 21

Hoven van Beroep. 21

Arbeidshoven. 21

Parketten‑generaal 22

Parketten. 22

Auditoraat‑generaal 22

Rechtbank van eerste aanleg. 22

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven + Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling. 23

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. 23

Economische Overheidsbedrijven – Energie. 23

Vaste Commissie voor taaltoezicht 23

Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer 24

Europees Parlement 24

 

Approbation de l’ordre du jour 3

Proposition de résolution visant à mettre en œuvre une politique cohérente et intégrée afin de relever un défi pour la Santé publique: Environnement et maladies chroniques (de M. Philippe Mahoux et consorts; Doc. 6‑125) 3

Discussion. 3

Prise en considération de propositions. 17

Requête de la levée d’immunité d’un membre par le parquet de Mons. 17

Votes. 17

Proposition de résolution visant à mettre en œuvre une politique cohérente et intégrée afin de relever un défi pour la Santé publique: Environnement et maladies chroniques (de M. Philippe Mahoux et consorts; Doc. 6‑125) 17

Ordre des travaux. 17

Excusés. 17

Annexe. 18

Votes nominatifs. 18

Dépôt de propositions. 18

Propositions prises en considération. 18

Composition des commissions. 19

Cour constitutionnelle – Arrêts. 19

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles. 20

Cour constitutionnelle – Recours. 21

Cours d’appel 21

Cours du travail 21

Parquets généraux. 22

Parquets. 22

Auditorat général 22

Tribunal de première instance. 22

Conseil central de l’économie + Conseil fédéral du développement durable. 23

Conseil central de l’économie. 23

Entreprises publiques économiques – Énergie. 23

Commission permanente de contrôle linguistique. 23

Commission de la protection de la vie privée. 24

Parlement européen. 24

 

Voorzitster: mevrouw Christine Defraigne

(De vergadering wordt geopend om 10.00 uur.)

Présidence de Mme Christine Defraigne

(La séance est ouverte à 10 h 00.)

Goedkeuring van de agenda

Approbation de l’ordre du jour

De voorzitster. – De agenda zoals vastgesteld door het Bureau werd rondgestuurd.

Aangezien er geen opmerkingen zijn, is de agenda goedgekeurd.

Mme la présidente. – L’ordre du jour établi par le Bureau a été communiqué aux sénateurs.

Puisqu’il n’y a pas d’observations, l’ordre du jour est approuvé.

Voorstel van resolutie teneinde een coherent en geïntegreerd beleid uit te stippelen om een uitdaging op het vlak van de volksgezondheid aan te gaan: milieu en chronische ziektes (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 6‑125)

Proposition de résolution visant à mettre en œuvre une politique cohérente et intégrée afin de relever un défi pour la Santé publique: Environnement et maladies chroniques (de M. Philippe Mahoux et consorts; Doc. 6‑125)

Bespreking

Discussion

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden, zie stuk 6‑125/4.)

(Pour le texte adopté par la commission des Matières transversales – Compétences régionales – voir document 6‑125/4.)

Mevrouw Valérie De Bue (MR), rapporteur. – De commissie besprak op 23 januari, 6 en 20 februari, 13 maart en 24 april 2017 het voorstel van resolutie van de heer Mahoux, de heer Prévot en mevrouw El Yousfi teneinde een samenhangend en geïntegreerd beleid uit te stippelen om een uitdaging op het vlak van de volksgezondheid aan te gaan: milieu en chronische ziektes.

De heer Prévot gaf als mede-indiener een inleidende uiteenzetting. Volgens hem duiken er sinds verschillende decennia steeds meer chronische ziekten op waarvan de oorzaak onbekend is, zoals reumatische aandoeningen en auto-immuunziekten, waar de geneeskunde vandaag weinig vat op heeft, en die de gezondheidsuitgaven in de westerse landen aanzienlijk de hoogte indrijven.

De schadelijke gevolgen voor de gezondheid van een verontreinigd milieu worden nu officieel erkend op internationale conferenties van ministers van Milieu en Volksgezondheid en op vele wetenschappelijke congressen van geneeskundige verenigingen.

In oktober 2010 werd een voorstel van resolutie inzake milieuziekten besproken in de Senaat. Sindsdien werd het wetsvoorstel betreffende het verbod op BPA goedgekeurd en het Asbestfonds tracht sinds 2007 mesothelioom- of asbestosepatiënten te vergoeden.

Op 30 januari 2014 heeft de Kamer een wetsontwerp aangenomen dat dezelfde rechten toekent aan beroepsslachtoffers en milieuslachtoffers van asbest.

Alles is echter nog niet geregeld, omdat het heel moeilijk blijkt om het onherstelbare te vergoeden. Wij moeten blijven nadenken over het soort pathologieën dat in dit kader in aanmerking moet worden genomen.

De heer Prévot verduidelijkt dat het voorstel van resolutie de regering aanspoort om het belang van het milieu en de gevolgen ervan voor de gezondheid van onze medeburgers te benadrukken door erop te wijzen dat milieuziekten worden erkend door nationale en internationale wetenschappelijke autoriteiten.

In het voorstel wordt ook aanbevolen om denkpistes en acties te lanceren met het oog op een samenhangend en geïntegreerd beleid inzake milieuziekten in ons land, zoals opleidingen in milieugeneeskunde organiseren, in de ziekenhuizen milieueenheden oprichten, milieuziekenwagens doen rijden, een gegevensbank ontwikkelen en beheren inzake milieuziekten en een beleid van wetenschappelijk onderzoek ondersteunen.

In het voorstel wordt gepleit voor maatregelen voor de erkenning en de behandeling van milieuziekten en voor verder grondig onderzoek naar de gevaren van de blootstelling van de bevolking aan hormoonverstoorders.

Mevrouw Lieve Maes dringt er namens de N‑VA‑fractie op aan dat de medische argumenten voldoende evidence‑based moeten zijn, wat momenteel zeker niet blijkt uit de voorliggende tekst.

De heer Mahoux antwoordt dat een wetenschappelijke benadering inderdaad fundamenteel is, maar dat dit niet wegneemt dat klachten van patiënten genegeerd kunnen worden simpelweg omdat men er niet in slaagt ze te catalogiseren.

Volgens de heer Mahoux is er nog te weinig kennis over bepaalde pathologieën die verband houden met het leefmilieu. De weg die hier moet bewandeld worden, is deze die professor Claude Bernard voorstond, te weten een wetenschappelijke aanpak die symptomen identificeert, de verspreiding ervan inventariseert en de etiologie achterhaalt.

Voor de MR‑fractie is de heer Evrard van oordeel dat het thema van dit voorstel van resolutie alle aandacht verdient. Verschillende aspecten ervan kunnen zeker besproken worden, zoals het gebruik van pesticiden en meer bepaald van neonicotinoïden, waarover in het Waals Parlement al gedebatteerd wordt.

Namens Ecolo stelt mevrouw Thibaut dat het voorstel van resolutie in ieder geval een transversaal thema betreft omdat de bevoegdheden inzake wetenschappelijk onderzoek en preventie verdeeld zijn tussen de deelstaten. In het dispositief van het voorstel van resolutie moeten de vragen aan de regeringen wel nog hiërarchisch geordend worden, of anders aan alle regeringen gesteld. Het voorstel van resolutie, zoals het nu voorligt, is niet erg duidelijk wat aan welk niveau precies wordt gevraagd. Dat moet verbeterd worden.

De heer Vereeck van Open Vld kan instemmen met de doelstelling van dit voorstel van resolutie en is van oordeel dat de tekst een goede basis voor discussie biedt, maar er moet wel nog rekening gehouden worden met enkele elementen, zoals het gemeenschappelijk plan voor chronisch zieken met het oog op geïntegreerde zorg voor een betere gezondheid van de federale minister van Volksgezondheid. Het doel is een hogere levenskwaliteit voor patiënt en mantelzorger te bereiken en ervoor te zorgen dat de bevolking langer leeft door de beschikbare middelen doeltreffender in te zetten.

Volgens de heer Van Malderen van sp.a zou men kunnen verwijzen naar het wetenschappelijk onderzoek, ook door de Gewesten, en naar het verband tussen milieufactoren en chronische ziekten, zoals de aanwezigheid van fijn stof in de lucht.

Mevrouw Annemie Maes, van Ecolo-Groen steunt dit voorstel van resolutie, maar wenst ook het verband te leggen met de luchtkwaliteit. Verder is zij ook van mening dat de aanbevelingen gericht moeten zijn tot de verschillende regeringen en niet enkel tot de federale regering.

Mevrouw Brouwers van CD&V merkt op dat dit voorstel van resolutie vrijwel niet verschilt van een gelijkaardig voorstel, ingediend in 2010, terwijl de wetenschap toch sterk geëvolueerd is. Het is trouwens niet gemakkelijk een verband te leggen tussen milieufactoren en chronische ziekten.

Er werden door verschillende fracties heel wat amendementen ingediend om de tekst bij te werken.

Ik verwijs naar amendement nummer 2 van de heer Mahoux, hoofdindiener van het voorstel, die voorstelt het hele dispositief te vervangen teneinde rekening te houden met alle eisen die aan de federale Staat en de deelstaten moeten worden gericht.

Ik verwijs eveneens naar de amendementen van mevrouw Brusseel en de heer Vereeck, meer bepaald amendement 6 om bij elke stap bijzondere aandacht te hebben voor de bescherming van de privacy en de rechten van de patiënt bij het opstellen en het beheer van de biometrische gegevensbank. Amendement 7 heeft betrekking op het belang van preventie en informatie van de bevolking en amendement 8 stelt voor de uitbreiding van de lijst van pathologieën die in aanmerking komen voor een schadevergoeding, op een wetenschappelijke basis te realiseren.

Ik wens ook te verwijzen naar de amendementen van de heren Desquesnes en Bastin over de oprichting van referentiecentra die gespecialiseerd zijn in de behandeling van milieuziekten.

Voor het overige verwijs ik naar het schriftelijk verslag, dat de integrale weergave bevat van de vijf hoorzittingen die georganiseerd werden in het kader van de behandeling van dit voorstel van resolutie.

Het geamendeerde voorstel van resolutie werd aangenomen met elf stemmen, bij één onthouding.

Dit verslag werd goedgekeurd met tien stemmen, bij twee onthoudingen.

Mme Valérie De Bue (MR), rapporteuse. – La commission a examiné la proposition de résolution déposée par M. Mahoux, M. Prévot et par Mme El Yousfi visant à mettre en œuvre une politique cohérente et intégrée afin de relever un défi pour la Santé publique: Environnement et maladies, au cours de ses réunions des 23 janvier, 6 et 20 février, 13 mars et 24 avril 2017.

M. Prévot, coauteur du texte, a présenté le projet. Selon lui, on observe, depuis plusieurs décennies, une grave progression de maladies chroniques d’étiologie inconnue telles que les maladies rhumatismales, les maladies auto-immunes, etc., contre lesquelles la médecine a actuellement peu de prise et de moyens et qui alourdissent de manière significative les dépenses de santé des pays occidentaux.

Aujourd’hui, les effets néfastes sur la santé d’un environnement pollué sont admis et reconnus de manière officielle au travers de conférences internationales des ministres de l’Environnement et de la Santé et de nombreux congrès scientifiques, organisés par des sociétés médicales.

L’orateur rappelle qu’une proposition de résolution sur les maladies environnementales a été débattue au Sénat en 2010. Depuis lors, une proposition de loi interdisant le bisphénol A a été adoptée et le Fonds amiante intervient depuis 2017 pour tenter d’indemniser les victimes atteintes de mésothéliome et d’asbestose.

Le 30 janvier 2014, la Chambre a adopté un projet de loi qui reconnaît les mêmes droits aux victimes professionnelles et aux victimes environnementales de l’amiante.

Tout n’est cependant pas réglé car indemniser l’irréparable s’avère être extrêmement difficile. Il convient de continuer à réfléchir sur le type de pathologies qui doivent être prises en charge dans ce cadre.

M. Prévot précise que la proposition de résolution recommande au gouvernement d’insister sur l’importance de l’environnement et de ses répercussions sur la santé en démontrant que les maladies environnementales sont admises et reconnues par les autorités scientifiques tant nationales qu’internationales.

La proposition recommande également de lancer des pistes de réflexions et d’actions pour une politique cohérente et intégrée en matière de maladies environnementales dans notre pays telles que la mise en œuvre de formations en médecine de l’environnement, la mise en place d’unités hospitalières de l’environnement, la mise en circulation d’ambulances de l’environnement, le développement et la gestion des bases de données concernant les maladies environnementales et le soutien d’une politique de recherche scientifique.

Elle plaide pour des mesures de reconnaissance et de prise en charge des maladies environnementales et pour la poursuite d’une réflexion approfondie sur les dangers que représente pour la population une exposition aux perturbateurs endocriniens.

Dans la discussion générale, Mme Lieve Maes insiste, pour le groupe N‑VA, sur la nécessité d’avancer des arguments de médecine factuelle suffisamment solides, ce qui ne ressort pas du texte à l’examen.

M. Mahoux répond qu’il est effectivement primordial d’adopter une démarche scientifique, mais que cela n’empêche pas que l’on puisse ignorer des plaintes de patients simplement parce que l’on ne parvient pas à les classifier.

Toujours selon M. Mahoux, nos connaissances sur certaines pathologies liées à l’environnement demeurent encore trop lacunaires. En l’espèce, il faut suivre la voie préconisée par le professeur Claude Bernard, c’est-à-dire adopter une méthode scientifique en vue d’identifier les symptômes, de dresser un état des lieux de leur propagation et de déterminer l’étiologie.

Pour le groupe MR, M. Evrard pense que le thème de la proposition de résolution à l’examen doit être examiné avec toute l’attention voulue. Il comporte plusieurs aspects qui méritent assurément d’être analysés, comme l’utilisation de pesticides et de néonicotinoïdes en particulier, dont le Parlement wallon est en train de débattre.

Pour le groupe Ecolo, Mme Thibaut indique que la proposition de résolution porte sur un thème transversal parce que les compétences en matière de recherche scientifique et de prévention sont partagées entre les entités. Dans le dispositif de la proposition de résolution, il importe de hiérarchiser les demandes aux différents gouvernements ou, à défaut, d’adresser celles-ci à l’ensemble des gouvernements. La proposition de résolution, dans sa forme actuelle, ne dit pas clairement à quel niveau de pouvoir la demande est adressée.

M. Vereeck, de l’Open Vld, peut souscrire à l’objectif de la proposition de résolution à l’examen et estime que le texte constitue une bonne base de discussion, mais il doit tenir compte d’un certain nombre d’éléments, dont le fait que la ministre fédérale de la Santé publique a exposé une nouvelle vision promouvant une approche intégrée des soins en faveur des malades chroniques, le but étant d’améliorer la qualité de vie du patient et des aidants proches et d’allonger la durée de vie de la population par une affectation plus efficace des moyens disponibles.

Pour M. Van Malderen, du sp.a, il serait bon d’évoquer la recherche scientifique, y compris celle qui est réalisée au niveau des Régions, et de mentionner le lien entre des facteurs environnementaux et des maladies chroniques, comme la présence de particules fines dans l’air.

Mme Annemie Maes, du groupe Ecolo-Groen!, qui soutient la proposition de résolution à l’examen, souhaite elle aussi que l’on fasse mention du lien avec la qualité de l’air. En outre, elle estime que les recommandations doivent être adressées aux différents gouvernements et pas uniquement au gouvernement fédéral.

Mme Brouwers, du CD&V, fait remarquer que la proposition de résolution à l’examen est quasi identique à une proposition déposée en 2010, alors que la science a quand même considérablement progressé depuis lors. Il n’est du reste pas facile d’établir un lien entre des facteurs environnementaux et des maladies chroniques.

De nombreux amendements ont été déposés par les différents groupes politiques, notamment pour actualiser le texte.

Je citerai notamment l’amendement de M. Mahoux, l’auteur principal de la proposition qui, dans son amendement no 2, a proposé la refonte du dispositif pour tenir compte de toutes les demandes à adresser aux gouvernements de l’État fédéral et des entités fédérées.

Je voudrais aussi rappeler les amendements déposés par Mme Brusseel et M. Vereeck, notamment l’amendement no 6, qui invite le niveau fédéral et les entités fédérées à veiller, à chaque étape, à porter une attention particulière à la protection de la vie privée et des droits des patients en matière de développement et de gestion des bases de données biométriques, ainsi que l’amendement no 7, portant sur l’importance de la prévention et de l’information de la population en la matière et, enfin, l’amendement no 8, qui propose que l’extension de la prise en charge des pathologies soit réalisée sur une base scientifique.

Je voudrais également citer les amendements de MM. Desquesnes et Bastin, notamment sur la mise en place de centres de référence chargés des pathologies liées à l’environnement.

Je vous renvoie, pour le surplus, au rapport écrit qui comporte également le compte rendu intégral des cinq auditions organisées dans le cadre de l’analyse de cette proposition de résolution, laquelle a été adoptée par onze voix contre une abstention. Quant au rapport, il a été adopté par dix voix et deux abstentions.

De heer Philippe Mahoux (PS). – Ik dank mevrouw De Bue voor haar uitvoerig en uitstekend verslag. Als auteur van dit voorstel van resolutie wil ik evenwel enkele punten toevoegen.

Volgens de Hoge Gezondheidsraad, waarmee we een hoorzitting hebben gehouden in de commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden, is het bewijs geleverd dat er een verband bestaat tussen een reeks ziekten en het milieu of door de mens gefabriceerde producten. Zoals sommige collega’s hebben gezegd, mag enkel een wetenschappelijke observatiemethode worden gebruikt om vast te stellen welke milieufactoren ziekten veroorzaken. Dat is vanzelfsprekend.

Zoals u weet, wijzen sommige wetenschappers ook in de richting van het milieu voor het optreden van schildklierproblemen, auto-immuunziekten, neuropsychische problemen, chronischevermoeidheidssyndroom, fibromyalgie of chemical sensitivity syndrome. Al die ziektebeelden zijn nog niet volledig gedefinieerd. Maar, zoals ik in de commissie heb onderstreept, is het niet omdat het wetenschappelijk bewijs nog niet volledig is geleverd dat men minder aandacht moet besteden aan de klachten van de patiënten. Men moet ook trachten, in het kader van onderzoeksprogramma’s, een strikt nosologische structuur op te maken voor alle milieuziekten. Ik zeg steeds dat de methode van Claude Bernard niet recent is, want ze dateert van het midden van de negentiende eeuw. Met die methode kunnen symptomen worden vastgesteld, kan het terugkeren van klachten worden geïnventariseerd en kan de etiologie ervan worden vastgesteld, om tot een soort van soepele categorisering te komen aan de hand waarvan specifieke en efficiënte behandelingen kunnen worden voorgesteld. Ze maakt het ook mogelijk zich in het standpunt van de zieken te verplaatsen, de zieken in de eerste plaats als personen te zien die lijden, en werkelijk naar de zieken te luisteren, zonder ze met hun klachten te laten zitten, vanuit het argument dat men er niet onmiddellijk aan kan verhelpen.

De voorliggende tekst is een samenhangend antwoord op de hoorzittingen van de actoren van het terrein van gisteren en vandaag. Het maakt deel uit van een proces van lange adem, op Belgisch en op internationaal niveau.

In 1997 besliste de Europese Commissie dat er op het vlak van volksgezondheid in de eerste plaats aandacht zou gaan naar ziekten die samenhangen met vervuiling. In juni 2003 publiceerde de Commissie een mededeling over “een Europese strategie voor milieu en gezondheid”, die via opeenvolgende actieplannen op 9 juni 2004 heeft geleid tot de ratificatie van het eerste Europese actieplan voor milieu en gezondheid 2004‑2010.

Sinds 1989 hebben de Europese landen die tot de WHO behoren, conferenties gehouden over dat thema. In 2004 keurde de vierde ministeriële conferentie over Milieu en Gezondheid in Budapest een actieplan voor het milieu en de gezondheid van de kinderen in Europa goed (Children’s Environment and Health Action Plan for Europe – CEHAPE). Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Zweden en Luxemburg hebben zich in ruime mate geëngageerd voor de problemen die te maken hebben met milieugeneeskunde.

Ook in België vormde dat thema stof voor het parlementaire werk, in het bijzonder in de Senaat waar in 2006 een seminarie met de titel “Milieu en chronische aandoeningen. Een uitdaging voor de volksgezondheid” werd georganiseerd. Zoals de rapporteur heeft vermeld, verviel het voorstel dat in 2010 in de Senaat werd ingediend als gevolg van de ontbinding van de Kamers.

Alvorens in te gaan op de inhoud van de resolutie en de conclusies van onze commissie, wil ik de aandacht vestigen op twee bijzondere punten: hormoonverstoorders en asbest.

Er is een debat over hormoonverstoorders aan de gang, en ik wil niet in het vaarwater komen van de belangrijke werkzaamheden van de commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden. De studies over de hormoonverstoorders hebben geleid tot de erkenning van de nefaste rol van bisfenol A en tot het verbod ervan in voedselverpakkingsmateriaal voor kinderen van minder dan drie jaar. In dat verband mogen we niet uit het oog verliezen dat de drempeldosis niet de enige parameter is. Er moet ook rekening worden gehouden met de individuele gevoeligheid, wat de manier van indelen van alle milieuziekten wijzigt.

Sinds 2007 worden mensen die getroffen zijn door een mesothelioom of asbestose, vergoed door het Asbestfonds In 2010 had de socialistische fractie, met het oog op de bescherming van de werknemers, een voorstel betreffende specifieke en bindende grenswaarden voor blootstelling aan alle asbestvervangende producten en aan andere gevaarlijke producten ingediend. Hoewel dat voorstel geen wet is geworden, heeft het geleid tot de uitvaardiging van een koninklijk besluit met dezelfde uitwerking.

In 2014 werd een wet goedgekeurd waarmee een grote stap vooruit werd gezet voor slachtoffers van asbest. Het belang daarvan is heel groot omdat mesothelioom een zeer ernstige aandoening is. Meestal hebben patiënten die eraan lijden niet veel tijd, hetzij om een schadevergoeding, hetzij om een aangepaste begeleiding te eisen voor de tijd die hen nog rest.

Deze wet zorgde ervoor dat de begunstigden van het Asbestfonds en van het Fonds voor Beroepsziekten voortaan gelijk behandeld worden op het gebied van de tussenkomst voor gezondheidszorg en hulp van derden.

Wat de asbestproblematiek betreft, gaat het niet enkel om de blootstelling in een gesloten ruimte, met andere woorden op het werk. Er is ook het milieuaspect voor personen die in de nabijheid wonen van fabrieken waar asbest werd verwerkt en die geen werknemers waren, maar toch besmet werden. Epidemiologisch staat het oorzakelijk verband tussen het ziektebeeld dat ze vertonen en de blootstelling aan asbest wel vast.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft een ontwerp goedgekeurd dat betrekking heeft op de financiering van het Asbestfonds en waardoor in de huidige stand van zaken werkgevers vrijgesteld worden van een bijdrage aan dit Fonds omdat er voldoende geld in aanwezig was. Op die manier is hun bijdrage beperkt. Ten aanzien van de slachtoffers had men de in aanmerking te nemen ziektebeelden die verband houden met blootstelling aan asbest, maar waarvoor op dit ogenblik geen vergoeding mogelijk is, kunnen uitbreiden.

Het hof van beroep van Brussel bevestigde naar aanleiding van het asbestproces heel recent nog de verantwoordelijkheid van het toenmalige Eternit, een bedrijf dat intussen van naam is veranderd. Wanneer de voorwaarden voor de toekenning van schadevergoeding worden uitgebreid, wat ik wenselijk acht, valt te vrezen dat op termijn niet langer voldoende middelen voorhanden zullen zijn. Daarom hebben we in de commissie de familie Jonckheere gehoord, die zeer hard werd getroffen door asbestbesmetting, wat niet alleen ziekte veroorzaakt, maar waaraan mensen ook overlijden.

Ik kom tot de conclusies van dit voorstel van resolutie en van de werkzaamheden van de commissie en ik wil enkele van de tien punten uit de tekst extra te belichten. De verslaggeefster wees er al op dat de besluiten gericht zijn aan alle regeringen, waarmee het transversale karakter van deze materie nogmaals duidelijk wordt aangetoond.

Het eerste element is de ontwikkeling en het beheer van gegevensbanken met betrekking tot alle aspecten van milieuziekten. Dat zal leiden tot de uitwisseling van gegevens in heel het land.

Het tweede punt is de evaluatie van de economische gevolgen van deze ziekten voor de sector van de gezondheidszorg en de sector van de werkgelegenheid.

Enkele elementen zijn meer specifiek tot de medische wereld gericht: de organisatie van basisopleidingen milieugeneeskunde en van permanente opleidingen, in de eerste plaats voor artsen; en de invoering van een attest inzake milieugeneeskunde; en het uitbreiden van het medisch dossier met risicodeterminanten gelieerd aan omgevingsfactoren. Verder is er nog, inzake klinisch onderzoek, de samenstelling van een specifiek Belgisch cohort met betrekking tot de blootstelling van pasgeborenen aan milieuziekten. Zo zal de rol van omgevingsfactoren in de brede zin van het woord, zoals blootstelling aan chemische stoffen, luchtvervuiling, enzovoort, voor het risico op het krijgen van bepaalde ziekten kunnen worden bestudeerd en wordt het mogelijk om toekomstgericht onderzoek te verrichten, dat per definitie enige tijd in beslag zal nemen, maar tot statistische en wetenschappelijke bevindingen kan leiden. Verder gaat het ook over de oprichting van één of verschillende referentiecentra die gespecialiseerd zijn in de behandeling van milieuziekten en het instellen van maatregelen die leiden tot de erkenning en de terugbetaling door het RIZIV van de behandeling van milieuziekten. Zodra het verband tussen de blootstelling aan omgevingsfactoren en een bepaald ziektebeeld vaststaat, is er geen reden waarom het RIZIV dat niet zou erkennen en de behandeling ervan zou terugbetalen.

Op basis van die punten moet er vooruitgang kunnen worden geboekt op het gebied van de bewustwording over milieuziekten, de erkenning ervan en de begeleiding van patiënten. Daarom is de goedkeuring van deze resolutie een belangrijke stap. Ik hoop dat de deelstaatparlementen, die al met deze materie bezig zijn, zich erover zullen buigen. In alle bescheidenheid denk ik dat deze resolutie hun werkzaamheden kan stofferen en dat is het doel dat wij hier voor ogen hebben.

Op het ogenblik dat de Verenigde Staten zich uit het klimaatakkoord van Parijs terugtrekken, is dit een concreet en constructief antwoord op het milieunegationisme van president Trump.

Ik dank alle sprekers, de diensten en de collega’s die hebben bijgedragen aan het opstellen van de tekst.

M. Philippe Mahoux (PS). – Je remercie Mme De Bue pour la qualité de son rapport exhaustif.

En tant qu’auteur de cette proposition de résolution, je voudrais tout de même ajouter quelques éléments.

Selon le Conseil supérieur de la Santé qui a été auditionné dans le cadre de la commission des Matières transversales – Compétences régionales, la preuve a été faite qu’une série de maladies ont un lien avec l’environnement ou avec les produits fabriqués par l’homme. Comme l’ont rappelé certains collègues, la méthode à observer pour identifier les facteurs environnementaux qui déterminent des pathologies ne peut être que scientifique – cela va de soi.

Comme vous le savez, certains scientifiques pointent aussi le rôle de l’environnement dans le développement de problèmes thyroïdiens, de maladies auto-immunes, d’affections neuropsychiques, de syndromes de fatigue chronique, de fibromyalgie ou encore de syndromes d’hypersensibilité chimique. Toutes ces pathologies ne sont pas totalement définies. Mais, comme je le soulignais en commission, ce n’est pas parce que la preuve scientifique n’est pas totalement établie que l’on peut faire l’économie de la prise en compte des plaintes des patients; il faut aussi tenter, dans le cadre des programmes de recherche, d’établir une structure strictement nosologique à l’ensemble de ces pathologies environnementales. Je rappelle toujours que la méthode de Claude Bernard n’est pas récente puisqu’elle date du milieu du 19e siècle. Cette méthode permet d’identifier les symptômes, d’en répertorier la répétition, d’en identifier l’étiologie, afin de tenter une forme de catégorisation non figée permettant de proposer des traitements spécifiques et efficaces. Elle permet aussi de se placer du point de vue des malades, de les identifier d’abord comme des personnes qui souffrent et de les entendre vraiment, sans les renvoyer à leurs plaintes, au motif qu’on n’aurait pas de réponse immédiate à leur donner.

Le texte qui vous est soumis est une réponse cohérente aux auditions d’acteurs de terrain d’hier et d’aujourd’hui. Il s’inscrit dans un processus de longue haleine, aux niveaux belge et international.

Dès 1997, la Commission européenne retenait les maladies liées à la pollution comme domaine prioritaire de l’action communautaire en matière de santé publique. En juin 2003, ladite Commission publiait une communication relative à une stratégie «Environnement-Santé» par plans d’actions successifs qui aboutit, le 9 juin 2004, à la ratification du premier Plan d’action européen 2004‑2010 en faveur de l’environnement et de la santé.

Dès 1989, les États membres de la région européenne de l’OMS ont tenu des conférences sur ce thème; en 2004, la quatrième Conférence ministérielle Environnement et Santé, réunie à Budapest, a adopté un Plan d’action pour l’environnement et la santé des enfants en Europe (Children’s Environment and Health Action Plan for Europe – CEHAPE). L’Allemagne, l’Autriche, la Suisse, la Suède et le Luxembourg se sont largement investis dans les enjeux liés à la médecine de l’environnement.

En Belgique aussi, ce thème a nourri le travail parlementaire, en particulier au Sénat où en 2006 a été organisé un séminaire intitulé «Environnement et maladies chroniques: un défi pour la santé publique». Comme rappelé par la rapporteuse, une proposition, déposée en 2010 au Sénat, est devenue caduque à la suite de la dissolution des Chambres.

Avant d’évoquer le contenu de la résolution et les conclusions de notre commission, je voudrais mettre l’accent sur deux points particuliers: les perturbateurs endocriniens et l’amiante.

Un débat sur les perturbateurs endocriniens est en cours, et je ne voudrais pas interférer avec les importants travaux de la commission des Matières transversales – Compétences régionales. Signalons que les études sur les perturbateurs endocriniens ont abouti à la reconnaissance du rôle néfaste du bisphénol A, et à son interdiction dans les contenants alimentaires pour les enfants de moins de trois ans. À ce propos, ne perdons pas de vue que pour les maladies environnementales, la dose seuil n’est pas le seul paramètre; l’élément de la sensibilité individuelle doit également être pris en compte, ce qui modifie la manière de catégoriser l’ensemble des maladies environnementales.

Quant à l’amiante, rappelons que depuis 2007, le Fonds amiante intervient pour indemniser les personnes atteintes d’un mésothéliome ou d’asbestose. En 2010, en vue de protéger les travailleurs, le groupe socialiste a porté une proposition relative aux valeurs limites d’exposition contraignantes et spécifiques pour tous les produits de substitution à l’amiante et autres produits dangereux; bien que cette proposition ne soit pas devenue loi, elle a conduit à la promulgation d’un arrêté royal, à l’effet identique.

Une loi a été votée en 2014 présentant une avancée significative pour les victimes de l’amiante, d’autant plus spectaculaire que l’on connaît le caractère gravissime du mésothéliome. La plupart du temps, les patients qui en sont atteints ne disposent pas de beaucoup de temps pour réclamer soit une indemnisation, soit un véritable accompagnement par rapport à ce qui leur reste d’existence.

Cette loi a fait en sorte que les bénéficiaires du Fonds amiante et les bénéficiaires du Fonds des maladies professionnelles sur le plan de l’intervention pour les soins de santé et de l’aide d’une tierce personne soient dorénavant traités sur un pied d’égalité.

J’attire l’attention sur la problématique de l’amiante où ce n’est pas simplement l’exposition à l’amiante dans une enceinte confinée, c’est-à-dire dans le milieu de travail, qui est prise en compte. Il y a aussi l’élément plus spécifiquement environnemental de personnes qui vivent dans l’environnement d’usines utilisant l’amiante, qui ne sont pas directement des travailleurs mais qui ont été contaminés. Sur le plan épidémiologique, la relation de cause à effet entre la pathologie qu’ils ont développée et l’exposition à l’amiante est tout à fait évidente.

La Chambre des représentants a voté un projet par rapport à l’alimentation du Fonds amiante immunisant dans l’état actuel des choses les employeurs d’une contribution à ce Fonds au motif qu’il était assez pourvu. Cette démarche réduit leur contribution. Une autre démarche, particulièrement par rapport aux victimes, aurait été l’extension des pathologies prises en considération liées à l’exposition à l’amiante et qui, pour le moment, ne sont pas prises en compte en termes d’indemnisation.

À l’heure où la Cour d’appel de Bruxelles, de manière tout à fait récente, a mis en évidence la responsabilité de la société «Eternit» – elle ne s’appelle plus comme cela – dans le procès amiante, il est à craindre qu’à terme, les moyens viennent à manquer si on élargit, ce qui est tout à fait souhaitable, les conditions d’octroi des indemnisations. C’est la raison pour laquelle, en commission, nous avons souhaité entendre la famille Jonckheere, qui est dramatiquement touchée par cette problématique de l’amiante puisque cela se traduit non seulement par des pathologies mais aussi par des décès.

Pour le reste, en me référant aux conclusions de cette proposition de résolution et du travail de la commission, je souhaiterais, parmi les dix points évoqués dans le texte, en mettre en évidence quelques-uns qui, comme la rapporteuse l’a rappelé, concernent l’ensemble des gouvernements, ce qui montre bien le caractère éminemment transversal de cette matière.

Premier élément: le développement et la gestion des bases de données relatives à tous les aspects des pathologies liées à l’environnement. Cela se traduira par des échanges de données dans l’ensemble de notre pays.

Deuxième point: l’évaluation de l’impact économique de ces pathologies sur le secteur des soins de santé et sur le secteur de l’emploi.

Quelques éléments sont plus spécifiquement destinés au monde médical: tout d’abord, la mise en œuvre de formations de base et continuée, en priorité à l’attention des médecins, ainsi que la création d’un certificat en médecine environnementale et, ensuite, l’élargissement du dossier médical à des déterminants de risque factuels, liés à des facteurs environnementaux. Citons aussi la création d’une cohorte belge spécifique – il s’agit ici de recherche clinique – sur l’exposition des nouveau-nés aux pathologies liées à l’environnement. Elle permettra d’étudier précisément le rôle d’agents de l’environnement au sens large du terme – exposition à des agents chimiques, pollution atmosphérique, etc. – vis-à-vis du risque de développer certaines maladies. En l’occurrence, il est possible de développer une démarche prospective qui, par définition, prend un certain temps mais peut aboutir à des conclusions statistiques et scientifiques. Citons également, d’une part, la mise en place d’un ou de centre(s) de référence chargé(s) des pathologies liées à l’environnement et, d’autre part, des mesures visant à aboutir à la reconnaissance et à la prise en charge par l’INAMI de pathologies liées à l’environnement. À partir du moment où le rapport entre l’exposition à une forme d’environnement et des pathologies est établi, il n’y a pas de raison que ces pathologies ne soient pas reconnues et prises en charge par l’INAMI.

Ce sont là des acquis positifs qui devraient permettre des avancées concrètes pour la prise de conscience des maladies environnementales, leur reconnaissance et la prise en charge des patients. Le vote de cette proposition de résolution est, à cet égard, une étape importante. J’espère qu’elle sera examinée par les Parlements régionaux qui, d’ailleurs, travaillent déjà sur ces matières. Si, et je le dis en toute modestie, elle peut alimenter leur travail, ce serait une bonne chose et c’est quand même aussi un des objectifs du travail que nous tentons de réaliser ici.

À l’heure du retrait des États-Unis de l’accord de Paris, il s’agit d’une réponse concrète et constructive au négationnisme environnemental assumé, ces derniers jours, par le président Trump.

Je voudrais, avant de conclure, remercier les intervenants, les services et les collègues qui ont participé à l’élaboration du texte final.

De heer Wilfried Vandaele (N‑VA). – Er zijn verschillende argumenten om zich in te zetten voor milieuzorg. Voor mij volstaat eigenlijk al het morele argument, namelijk dat we onze aardbol zo ongeschonden mogelijk aan onze kinderen en kleinkinderen moeten doorgeven. Er zijn ook zakelijke en economische argumenten. Milieuvervuiling kost de samenleving nu eenmaal handenvol geld door een lagere opbrengst van graangewassen als gevolg van luchtvervuiling, door de extra kosten die bedrijven moeten maken om het oppervlaktewater te zuiveren, enzovoort. Ook de effecten van milieuvervuiling op de gezondheid van de mens zijn een sterk argument. Daar gaat het vandaag over.

De problematiek van chronische ziekten als gevolg van milieuverontreiniging doet zich in verschillende vormen voor. De heer Mahoux gaf zopas een opsomming: asbest en andere kankerverwekkende stoffen, hormoonverstoorders, de effecten van vervuiling op het ademhalingsstelsel, op het hart enzovoort. Dat alles drukt zwaar op onze gezondheidszorg. Los van het voorzorgsprincipe is het voor ons belangrijk dat oorzaken en gevolgen steeds zo helder mogelijk wetenschappelijk worden aangetoond. Ook de mogelijke therapieën moeten wetenschappelijk onderbouwd zijn. Aanvankelijk was de resolutie voor ons op dat punt iets te zwak, maar dat werd aangepast tijdens de behandeling in de commissie. Dat is een positief gegeven.

We kunnen leven met de grote lijnen van deze resolutie, maar we zijn van oordeel dat het niet de taak is van de Senaat om aan de deelstaten te zeggen hoe ze, bijvoorbeeld op het vlak van de opleiding van artsen, hun beleid moeten uittekenen. Bovendien hebben de deelstaten geen behoefte aan de Senaat om hun contacten te coördineren. Ze kunnen dat zelf wel via bilateraal overleg.

Om die redenen zal de N‑VA zich bij de stemming onthouden.

M. Wilfried Vandaele (N‑VA). – Différents arguments plaident pour un investissement dans la santé environnementale. Pour moi, l’argument moral suffit déjà, c’est-à-dire que nous devons transmettre notre terre à nos enfants et petits-enfants dans le meilleur état possible. Il y a également des arguments pragmatiques et des arguments économiques. La pollution environnementale coûte énormément d’argent à la société car elle entraîne une baisse de la production de céréales, elle amène les entreprises à devoir supporter des coûts supplémentaires pour assainir les eaux de surface, etc. Les effets de la pollution environnementale sur la santé humaine sont également un argument de poids. C’est de cela qu’il s’agit aujourd’hui.

Le problème des maladies chroniques comme conséquence de la pollution environnementale se présente sous différentes formes. M. Mahoux vient de les énumérer: l’amiante et autres substances cancérigènes, les perturbateurs endocriniens, les effets de la pollution sur le système cardiorespiratoire, etc. Cela pèse lourd sur nos soins de santé. Indépendamment du principe de précaution, il importe pour nous que les causes et conséquences soient de plus en plus clairement démontrées sur le plan scientifique. Les traitements possibles doivent également être étayés scientifiquement. Au départ, la résolution nous paraissait un peu trop faible mais elle a été adaptée lors de l’examen en commission. C’est une donnée positive.

Cette résolution nous paraît satisfaisante dans ses grandes lignes mais nous pensons qu’il n’appartient pas au Sénat de dire aux entités fédérées comment elles doivent élaborer leur politique, par exemple dans le cadre de la formation des médecins. De plus, les entités fédérées n’ont pas besoin du Sénat pour coordonner leurs contacts. Elles peuvent le faire elles-mêmes par le biais d’une concertation bilatérale.

Pour ces raisons, la N‑VA s’abstiendra lors du vote.

Mevrouw Annemie Maes (Ecolo-Groen). – Het voorstel van resolutie dat vandaag ter stemming ligt, is een beetje een potpourri, een mengsel van evidente maatregelen die apart allemaal goed ruiken, maar van zodra we ze samenvoegen en te lang laten staan, ruiken ze niet meer zo fris. Exact hetzelfde gebeurt er met de milieugezondheidsmaatregelen in ons land. Tegen fijnstof, pesticide, glyfosaat of hormoonverstoorders, zoals bisfenol A, bestaan evidente maatregelen, maar van zodra er samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus nodig is, hangt er een geurtje rond.

Academici hebben al lang aangetoond dat heel wat stoffen ons milieu en onze gezondheid schaden. Dat chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, kanker en diabetes, wereldwijd de belangrijkste doodsoorzaak zijn, is ook niet nieuw. Tot 14% van de totale ziektelast zou aan milieuziekten te wijten zijn. Dat cijfer komt uit een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie. Die ernstige ziekten hebben bovendien een serieuze economische kost. Daar heeft de vorige spreker ook al naar verwezen.

Toch blijven de ministers nog steeds de hete aardappel naar elkaar doorschuiven, zonder fatsoenlijk te overleggen. Nemen we het voorbeeld van de luchtvervuiling. Hoewel er een duidelijk verband is tussen luchtverontreiniging door fijnstof en gezondheidsklachten, fijnstof een directe oorzaak van cardiovasculaire ziekten is en de OESO in maart 2012 concludeerde dat luchtvervuiling in 2050 de grootste milieugerelateerde doodsoorzaak ter wereld zal zijn, durven onze regeringen nog altijd niet aan de bedrijfswagen te raken. Het afschaffen van de bedrijfswagen zou nochtans het aantal pendelaars op onze wegen met 20 tot 25% doen dalen, met een belangrijk gunstig gevolg voor de luchtkwaliteit.

We hebben hoorzittingen gehad. Die waren heel interessant, hoewel we ook serieuze bedenkingen hadden bij sommige uitspraken van bepaalde sprekers. Ik denk concreet aan professor Bernard, wiens standpunt op het vlak van pesticides we zeker niet delen. Maar er waren andere, interessante hoorzittingen. Ik neem er nog eens even een cijfer bij. In België waren er in 2010 10 777 vroegtijdige overlijdens door slechte luchtkwaliteit. De Hoge Gezondheidsraad zegt dat luchtverontreiniging in zeer veel landen een van de meest prangende problemen is en zal zijn.

Daarom heeft onze fractie na de hoorzittingen een reeks wijzigingen in de tekst gevraagd en we zijn blij dat die in zeker mate zijn overgenomen. Kort samengevat is de resolutie misschien een mooie poging om het thema op de agenda te zetten, maar ze blijft op een aantal punten voor ons te vaag.

Deze tekst gaat voor ons niet ver genoeg, onze ambitie moet hoger liggen.

Ik geef nog drie voorbeelden. De resolutie stelt dat ons land rekening moet houden met de ervaring van andere landen van de Europese Unie. Dat is voor ons veel te vrijblijvend. België moet in staat zijn om samen met andere landen een voorstrekkersrol op te nemen op Europees niveau. We mogen gerust wat meer ambitie tonen. We kunnen bijvoorbeeld druk uitoefenen op de Europese Commissie om snel werk te maken van duidelijke criteria met betrekking tot hormoonverstorende chemische stoffen, maar ook in verband met dieselgate is het jammer dat er op Europees vlak geen striktere maatregelen zijn genomen, zoals een apart agentschap voor de controle van de wagens op de weg. Er zijn zo nog tal van andere voorbeelden.

In de resolutie wordt voorgesteld om het medisch dossier volgens een evidence‑based practice uit te breiden. We zouden daar willen aan toevoegen dat er werk moet worden gemaakt van een echt beroepsgezondheidsdossier. Om een betere follow up van de gezondheid van de werknemers te kunnen garanderen, is een vlottere overzending van het beroepsgezondheidsdossier nodig, naast het medisch dossier. Ecolo-Groen diende in de Kamer al een wetsvoorstel in opdat werknemers altijd door een arts zouden worden gevolgd en het beroepsgezondheidsdossier van werkgever naar werkgever zou worden overgedragen via preventieadviseurs en arbeidsgeneesheren.

Ten slotte zouden we aan de resolutie willen toevoegen dat bij elke regeringsbeslissing de hoogst mogelijke graad van bescherming van de gezondheid van de consument gewaarborgd moet worden. Slechts op die manier kan voorkomen worden dat regeringsbeslissingen worden genomen die de gezondheid schaden: via een soort ‘gezondheidsmainstreaming’ als het ware.

Het probleem van de milieuziekten moet bijzonder ernstig genomen worden. Daarom moeten eerst de ministers uit de verschillende regeringen van ons land wakker schieten. Alle betrokken ministers moeten hun verantwoordelijkheid opnemen, want zoals de vorige spreker al zei, met een resolutie in de Senaat alleen gaan we het probleem echt niet oplossen. De boodschap is dat elk van ons daar ook in ons Gewestparlement verder werk moet van maken.

Ik besluit. Hoewel deze resolutie een potpourri is en we meer ambitie hadden willen zien, legt ze wel de vinger op de wonde en zet ze een voor ons erg belangrijk thema op de agenda. Onze fractie zal deze resolutie steunen. We roepen u op, niet alleen om hetzelfde te doen, maar vooral om dit onderwerp hoog op de federale en de gewestelijke politieke agenda’s te plaatsen.

Mme Annemie Maes (Ecolo-Groen). – La proposition de résolution qui nous est soumise aujourd’hui ressemble à un pot-pourri, à un mélange de mesures évidentes dont chacune sent bon mais dont l’odeur n’est plus aussi agréable, une fois regroupées. Le même phénomène se produit dans notre pays avec les mesures de santé environnementale. Il existe des mesures évidentes pour lutter contre les particules fines, les pesticides, le glyphosate ou les perturbateurs endocriniens comme le bisphénol A, mais dès que les différents niveaux de pouvoir doivent collaborer, il y a comme une odeur.

Les universitaires ont déjà montré depuis longtemps le caractère nocif de nombreuses substances pour notre environnement et notre santé. Nous savons aussi que les maladies chroniques comme les maladies cardiovasculaires, le cancer et le diabète sont les principales causes de décès dans le monde. Selon un rapport de l’Organisation mondiale de la santé, 14% de l’ensemble des maladies seraient dues à l’environnement. Comme l’orateur précédent l’a indiqué, le coût économique de ces maladies est en outre considérable.

Pourtant, les ministres continuent à se refiler la patate chaude sans se concerter sérieusement. Prenons l’exemple de la pollution de l’air. Bien qu’il existe un rapport clair entre la pollution de l’air par les particules fines et les problèmes de santé, que celles-ci soient une cause directe des maladies cardiovasculaires et que l’OCDE ait, en mars 2012, conclu que la pollution de l’air serait, en 2050, la principale cause de mortalité liée à l’environnement à travers le monde, nos gouvernements n’osent toujours pas toucher aux voitures de société. Leur suppression pourrait pourtant réduire de 20 à 25% le nombre de navetteurs sur nos routes, avec un effet bénéfique important sur la qualité de l’air.

Les auditions se sont révélées très intéressantes, bien que nous émettions de sérieuses réserves au sujet de certaines déclarations. Je pense au professeur Bernard, dont nous ne partageons pas le point de vue concernant les pesticides.

En 2010, la Belgique a connu 10 777 décès prématurés dus à la qualité de l’air. Selon le Conseil supérieur de la santé, la pollution de l’air est et sera l’un des problèmes les plus préoccupants dans de très nombreux pays.

Notre groupe a dès lors demandé qu’une série de modifications soient apportées au texte et nous sommes satisfaits d’avoir été suivis dans une certaine mesure. En résumé, la résolution est peut-être une belle tentative de mettre ce sujet à l’ordre du jour, mais elle reste trop vague sur un certain nombre de points.

Ce texte ne va pas assez loin; nous devons être plus ambitieux.

Je donnerai encore trois exemples. Selon la résolution, notre pays doit tenir compte de l’expérience d’autres pays de l’Union européenne. C’est trop peu contraignant à nos yeux. La Belgique doit être en mesure d’assurer, avec d’autres pays, un rôle pionnier à l’échelon européen. Nous pouvons afficher une plus grande ambition. Par exemple, nous pouvons faire pression sur la Commission européenne pour la fixation de critères clairs quant aux perturbateurs endocriniens. Concernant le «dieselgate», il est regrettable que des mesures plus sévères n’aient pas été prises à l’échelon européen, par exemple la mise en place d’une agence chargée de contrôler les voitures sur les routes. Je pourrais citer de nombreux autres exemples.

La résolution propose d’élargir le dossier médical à des déterminants de risque factuels. Il faut également mettre en place un véritable dossier de santé professionnelle. Pour pouvoir garantir un meilleur suivi de la santé des travailleurs, il faut faciliter la transmission de ce dossier, en plus du dossier médical. Ecolo-Groen a déjà déposé à la Chambre une proposition de loi visant à ce que les travailleurs soient toujours suivis par un médecin et que le dossier de santé professionnelle soit transféré d’un employeur à l’autre par le biais des conseillers en prévention et des médecins du travail.

Enfin, nous voudrions qu’il soit indiqué dans la résolution que chaque décision gouvernementale doit garantir le plus haut degré de protection possible de la santé du consommateur. Sinon, nous ne pourrons pas empêcher le gouvernement de prendre des décisions néfastes pour la santé.

Le problème des maladies environnementales doit être pris très au sérieux. Les ministres des différents gouvernements de notre pays doivent d’abord se réveiller. Tous les ministres concernés doivent prendre leurs responsabilités car, comme l’a déjà indiqué l’orateur précédent, une résolution votée par le Sénat ne suffira pas à résoudre le problème. Nous devons tous nous mettre au travail dans nos parlements respectifs.

Bien que cette résolution soit un pot-pourri et que nous l’eussions souhaitée plus ambitieuse, elle dénonce le problème et met un sujet essentiel à l’ordre du jour. Notre groupe soutiendra cette résolution. Nous vous exhortons, non seulement à agir dans le même sens, mais surtout à en faire une priorité aux échelons fédéral et régionaux.

Mevrouw Valérie De Bue (MR). – Voor de MR‑fractie zijn volksgezondheid en milieu wezenlijk met elkaar verbonden. De toestand van de volksgezondheid hangt immers grotendeels af van de kwaliteit van het milieu.

Vandaag ondergaan we indirect de gevolgen van de aantasting van het milieu: luchtvervuiling, pesticiden, hormoonverstoorders.

Steeds meer studies wijzen op de heel schadelijke impact van deze verschillende vormen van vervuiling op onze gezondheid. De onrustwekkende toename van ernstige chronische ziekten zoals cardiovasculaire aandoeningen, kankers, diabetes of astma is grotendeels te wijten aan de algemene achteruitgang van ons milieu.

Enkele cijfers om de omvang van het probleem te illustreren: cijfers van de WHO voor 2009 tonen aan dat in België 14% van de totale morbiditeit te wijten is aan ziekten die te maken hebben met het leefmilieu. Meer dan één persoon op vier van vijftien jaar en ouder zegt ten minste één chronische aandoening te hebben. Het risico op chronische ziekten en multimorbiditeit neemt toe met de leeftijd: in België lijdt meer dan één persoon op drie van 65 jaar of ouder aan ten minste twee chronische aandoeningen. Deze toename zal wegen op het huidige aanbod van gezondheidszorg en op het economisch systeem.

Deze vaststelling kan enigszins verontrustend lijken, maar de relaties tussen volksgezondheid en milieu lijken steeds meer een bekommernis te zijn van het nationale en het internationale beleid.

Het Europees Handvest inzake Milieu en Gezondheid van 1989 erkende het recht van elke burger om “te genieten van een milieu, dat hem toelaat een zo hoog mogelijk gezondheids- en welzijnsniveau te bereiken”.

Sinds 1999 hebben de lidstaten van de Europese Unie zich ertoe verbonden nationale plannen uit te werken voor volksgezondheid en milieu.

In ons land werden in dit verband heel wat maatregelen genomen. De MR‑fractie heeft een amendement ingediend om de aandacht te vestigen op hetgeen al door de federale overheid en de deelstaten werd gerealiseerd.

Zo hebben op 19 oktober 2015 de ministers van Volksgezondheid van de deelstaten en de federale overheid een gemeenschappelijk plan voor chronisch zieken goedgekeurd, met als titel: “Geïntegreerde zorg voor een betere gezondheid”. Het doel hiervan is de verbetering van de levenskwaliteit van de bevolking te steunen, in het bijzonder de personen die aan één of meerdere chronische ziekten lijden, zodat ze zo goed mogelijk in hun eigen omgeving en in de maatschappij kunnen leven en hun verzorging actief kunnen beheren.

Voor onze fractie is het belangrijk dat elke uitbreiding van de lijst van pathologieën die in aanmerking komen voor een schadevergoeding op wetenschappelijke basis gebeurt. We kunnen dus alleen maar instemmen met het amendement van de collega’s Brusseel en Vereeck.

We zijn voorstander van de samenwerking tussen de federale en de gewestelijke ministers van Volksgezondheid en pleiten voor een voortzetting hiervan. Deze minister hebben overigens een nieuwe visie ontwikkeld op geïntegreerde zorg voor patiënten met chronische ziekten. Voorliggend voorstel van resolutie ligt in de lijn van deze voortzetting; het ziet erop toe dat een positief en realistisch coherent en geïntegreerd beleid tot stand komt.

Het is absoluut noodzakelijk transversale projecten te ontwikkelen, op alle beleidsniveau’s samen te werken en de nadruk te leggen op preventie. “Voorkomen eerder dan genezen”, is het juiste uitgangspunt.

Onze fractie zal dit voorstel van resolutie steunen.

Mme Valérie De Bue (MR). – Pour le groupe MR, la santé et l’environnement sont deux thématiques intrinsèquement liées. En effet, l’état de la première dépend largement de la qualité du second.

Nous subissons aujourd’hui indirectement toutes les dégradations auxquelles notre environnement se trouve confronté: pollution de l’air, pesticides, perturbateurs endocriniens.

De plus en plus d’études pointent l’impact très nocif de ces différentes pollutions sur notre santé. L’augmentation inquiétante des grandes maladies chroniques que sont les maladies cardiovasculaires, les cancers ou encore le diabète ou l’asthme, est en majeure partie imputée à la dégradation globale de notre environnement.

Quelques chiffres pour illustrer l’ampleur du problème: selon l’Organisation mondiale de la Santé (OMS), 14% de la morbidité totale, en 2009, serait due à des maladies liées à l’environnement, en Belgique. Plus d’une personne sur quatre de quinze ans et plus déclare souffrir d’au moins une affection chronique. Le risque d’affections chroniques et de multimorbidité augmente avec l’âge: en Belgique, plus d’une personne sur trois de 65 ans ou plus souffre d’au moins deux affections chroniques graves. Cet accroissement va peser tant sur l’offre actuelle de soins de santé que sur le système économique.

Le constat peut paraître quelque peu alarmiste, mais les relations entre santé et environnement apparaissent de plus en plus comme une préoccupation dans les politiques internationales et nationales.

À l’échelon européen, la Charte européenne de l’environnement et de la santé, adoptée en 1989, reconnaît le droit inaliénable de chaque individu à «bénéficier d’un environnement permettant la réalisation du niveau le plus élevé possible de santé et de bien-être».

Depuis 1999, les États membres de l’Union européenne se sont engagés à élaborer des plans nationaux pour l’environnement et la santé.

Dans notre pays, de nombreuses mesures ont été prises en la matière. Le groupe MR a notamment introduit un amendement afin de mettre en évidence le travail déjà réalisé à la fois par le gouvernement fédéral et les entités fédérées.

À titre d’exemple, le 19 octobre 2015, les ministres de la Santé publique des entités fédérées et de l’autorité fédérale ont approuvé un plan conjoint en faveur des malades chroniques intitulé: «Des soins intégrés pour une meilleur santé». La mission du plan est de soutenir une amélioration de la qualité de vie de la population et, en particulier, des personnes souffrant d’une ou plusieurs maladies chroniques et ce, afin qu’elles puissent vivre au mieux dans leur propre environnement et dans la communauté, et puissent gérer leur processus de soins de manière active.

Il était important pour notre groupe que toute extension de la liste des pathologies donnant droit à une indemnisation résulte de résultats scientifiques certains. Nous ne pouvons dès lors que souscrire à l’amendement déposé par les collègues Brusseel et Vereeck.

Nous ne pouvons que saluer la collaboration entre les ministres de la Santé publique du pouvoir fédéral et des entités fédérées et plaider en faveur de sa continuation. Ces ministres ont ainsi présenté une nouvelle vision sur les soins intégrés pour les patients souffrant de maladies chroniques. La présente proposition de résolution s’inscrit dans cette continuité et veille de manière positive et réaliste à la mise en œuvre d’une politique cohérente et intégrée.

Il est indispensable de développer des projets transversaux, de collaborer à tous les niveaux de pouvoir et de mettre l’accent sur la prévention. «Prévenir plutôt que guérir»: c’est le bon sens qu’il faut retrouver.

Bien entendu, notre groupe soutiendra cette proposition de résolution.

De heer Rob Beenders (sp.a). – Er werden al heel wat sterke argumenten naar voren gebracht om het belang van deze resolutie te benadrukken, ik heb ook argumenten gehoord waarbij ik de wenkbrauwen frons en waarbij ik me de vraag stel waarom sommige mensen hier eigenlijk zitten. Maar laten we vooral focussen op de essentie en op het belang van de problematiek die met deze resolutie aan de kaak wordt gesteld.

Met de regelmaat van de klok zien we dat alsmaar meer buurten en steden zich zorgen maken over de link tussen volksgezondheid en leefmilieu. Steeds meer burgers groeperen zich om antwoorden te krijgen, om zeker te zijn dat hun omgeving niet schadelijk is voor hun gezondheid. Cijfers bewijzen dat het aantal chronische zieken alsmaar toeneemt en dat dit dikwijls gebeurt door factoren waar die inwoners niet altijd impact op hebben. Denken we maar aan de recente gebeurtenissen rond asbest in Sint-Niklaas, de luchtvervuilingsproblematiek in Genk-Zuid, het fijn stof in al onze centrumsteden, en ook de vliegtuigen met hun uitstoot van ultrafijn stof, die toch wel voor de nodige problemen zorgen. Eén zaak is zeker: de link tussen gezondheid en omgevingsfactoren is effectief bewezen. Laat ons vanuit de politiek dit dan ook erkennen en onze verantwoordelijkheid nemen, ook al kost het soms veel tijd om die oplossingen te vinden. Ik denk daarbij aan de asbestproblematiek. Toch zijn we er bij sp.a van overtuigd dat een sterker ingrijpen zich effectief opdringt. Daarmee bedoel ik ook een meer gecoördineerd ingrijpen. Laten we eerlijk zijn: het fenomeen van vervuiling en van luchtvervuiling stopt niet aan de stadsgrens, niet aan de Gemeenschapsgrens en evenmin aan de landsgrenzen. Het is dan de taak van de Senaat om een initiatief te nemen en om elk initiatief te steunen dat hiervoor oplossingen kan bieden.

In dit verhaal moeten we alles doen wat we kunnen om het probleem hoog op de politieke agenda te zetten om oplossingen te vinden voor de groeiende groep mensen met chronische ziekten. Dat is ook de reden waarom wij vanuit de sp.a-fractie deze resolutie wél steunen en ook de reden waarom wij vinden dat de Senaat daar expliciet een bevoegdheid in heeft. Zeker na de bespreking en de amendementen die zijn aangenomen vinden wij dat we alle kansen moeten geven aan deze resolutie en deze problematiek op de agenda moeten zetten daar waar we kunnen, dus ook hier in de Senaat.

De sp.a-fractie zal dan ook met volle overtuiging ja stemmen en hoopt dat de andere fracties dat ook zullen doen, want dat is een signaal om de problematiek waar we als maar meer mee worden geconfronteerd uiteindelijk te kunnen oplossen.

M. Rob Beenders (sp.a). – Des arguments convaincants ont déjà été avancés pour souligner l’importance de cette résolution; je m’interroge sur d’autres raisonnements et sur les raisons pour lesquelles certains siègent ici. Mais revenons à l’essentiel.

Un nombre croissant de villes et de quartiers se soucient du lien entre la santé publique et l’environnement. De plus en plus de citoyens s’associent en vue d’obtenir des réponses, de s’assurer que leur environnement ne nuit pas à leur santé. Les statistiques montrent une augmentation des cas de maladie chronique, souvent dus à des facteurs qui échappent aux habitants. Pensons au problème de l’amiante à Saint-Nicolas, à la pollution atmosphérique au sud de Genk, aux particules fines dans toutes nos grandes villes, ou encore aux émissions de particules ultrafines par les avions. En tout cas, le lien entre la santé et les facteurs environnementaux a été clairement établi. Les politiques doivent donc prendre leurs responsabilités, même si la recherche de solutions, par exemple à la problématique de l’amiante, prend parfois du temps. Le sp.a est convaincu qu’une action plus efficace et mieux coordonnée s’impose. Il faut l’admettre: le phénomène de la pollution ne s’arrête pas aux frontières urbaines, linguistiques ou nationales. Il appartient donc au Sénat de prendre une initiative et d’appuyer toutes les démarches qui peuvent contribuer à une solution.

Nous devons faire tout ce que nous pouvons pour inscrire le problème comme priorité à l’agenda politique, afin de trouver des solutions pour les personnes souffrant de maladies chroniques. C’est également la raison pour laquelle le groupe sp.a soutient cette résolution et qu’il pense que le Sénat a clairement une compétence en la matière. Nous estimons, en tout cas après la discussion et les amendements qui ont été adoptés, devoir donner toutes ses chances à cette résolution et l’inscrire à l’ordre du jour là où nous le pouvons, donc y compris au Sénat.

Le groupe sp.a votera dès lors avec conviction en faveur de la proposition et espère que les autres groupes feront de même car c’est un signal pour pouvoir enfin résoudre un problème auquel nous sommes de plus en plus confrontés.

De heer Steven Vanackere (CD&V). – De CD&V‑fractie ondersteunt uiteraard deze resolutie. Het is van belang dat we ook in de Senaat trachten voorbij de slogans te gaan. Er zijn in dit land volgens mij geen klimaatontkenners meer. Er zijn geen mensen die de dwaze stelling zouden uiten dat er geen verband bestaat tussen leefmilieu en gezondheid. Niemand met een beetje gezond verstand zal beweren dat dat verband er niet is. Het is met andere woorden niet bijzonder politiek moedig om te zeggen dat er een verband is. Daarnaast, wetende dat wij in een culture of fear leven – Frank Furedi heeft daar een heel interessant boek over geschreven – is het ook de verantwoordelijkheid van leidinggevenden in een samenleving om ervoor te zorgen dat men op zijn hoede is voor de juiste dingen en niet nodeloos bang wordt gemaakt voor andere dingen. Dat staat niet gelijk aan het ontkennen van een verband tussen leefmilieu en gezondheid. Het betekent namelijk dat men heel duidelijk zegt dat er een verband is, maar dat dat verband telkens opnieuw zo goed mogelijk moet worden aangetoond en dat terzelfdertijd het voorzorgsprincipe wordt toegepast. Dat principe houdt in dat wanneer er een beetje twijfel is, men beter voorzichtig is dan dat men domme dingen doet. Het betekent dat we niet zomaar tot het banale standpunt mogen komen dat het leefmilieu waarin wij vandaag leven iedereen ziek maakt en dat we dus met zijn allen ongelukkig moeten zijn. Zo’n standpunt veroorzaakt enkel nog meer psychische aandoeningen, gewoon als gevolg van angst voor het leefmilieu. Ik wil dat benadrukken omdat voor CD&V één van de belangrijkste punten van deze resolutie de duidelijke oproep is om evidence‑based, wetenschappelijk ondersteund, op zoek te gaan naar precieze en accurate gegevens waarmee we risico’s kunnen inschatten. Men moet ook ophouden om diegenen die daar op aandringen te verwarren met mensen die milieuproblemen ontkennen. Het is niet omdat men de zwaarte van het risico wil kennen dat men een klein risico niet belangrijk zou vinden. In de politiek is het van belang te weten welk soort risico gepaard gaat met welk soort leefmilieufactor.

De heer Mahoux, die het krediet heeft om dit onderwerp aan de gang te houden, zal het mij niet kwalijk nemen als ik zeg dat deze resolutie niet veel nieuws bevat. We zeggen er opnieuw mee, zoals mevrouw Maes terecht opmerkte, dat dit onderwerp veel hoger op de politieke agenda zou moeten staan. Eigenlijk doen we in deze resolutie geen revolutionaire voorstellen. Er wordt slechts gezegd dat er in de politiek een grotere belangstelling nodig is voor dit onderwerp. Daarmee wil ik ook afsluiten. We moeten in de Senaat nadenken over het gevolg dat wordt gegeven aan het werk dat wij in Senaat doen sinds een drietal jaar. Op welke manier slagen wij erin om erop toe te zien dat men wel degelijk rekening houdt met wat in de Senaat wordt verteld? Immers, bij het lezen van deze resolutie, lijkt het me vanzelfsprekend dat de Interministeriële Conferentie voor Volksgezondheid, misschien samen met de Interministeriële Conferentie voor Leefmilieu, zich even over de resolutie zou buigen, niet zozeer omdat er nieuwe ideeën in de resolutie zouden staan – zij hebben ons advies immers niet nodig – maar om ervoor te zorgen dat het onderwerp hoger op de agenda komt te staan.

Wij moeten ervoor zorgen dat dat gebeurt. Dat kunnen we doen door het organiseren van een colloquium en door de ministers hier uit te nodigen. We zouden ook kunnen nagaan welk gevolg er aan onze resoluties wordt gegeven. Misschien moeten we op dat vlak iets veeleisender zijn.

Tot nu toe werd er na elke resolutie en na elk verslag gesteld dat het zou worden doorgestuurd naar de bevoegde instanties, “à qui de droit”. Wordt het geen tijd dat we onze diensten vragen om na een jaar eens na te gaan wat er met deze resoluties en verslagen is gebeurd? Dienen wij, in plaats van telkens weer nieuwe onderwerpen aan te snijden, ook niet eens stil te staan bij al het intellectueel sterke werk dat hier dankzij de diensten en de sprekers op de hoorzittingen werd geleverd, dit te verifiëren en na te gaan of we ook impact hebben gehad? Desgevallend moeten we er bij de respectievelijke parlementen en regeringen op aandringen om iets te doen met onze informatieverslagen.

De CD&V‑fractie zal deze belangrijke resolutie van harte steunen.

M. Steven Vanackere (CD&V). – Il va de soi que le groupe CD&V soutient cette résolution. Il importe que nous essayions aussi au Sénat de dépasser les slogans. Selon moi, il n’y a plus de climatosceptiques dans notre pays. Aucune personne dotée d’un minimum de bon sens n’oserait soutenir qu’il n’existe aucun lien entre l’environnement et la santé. En d’autres termes, il n’est pas particulièrement courageux d’un point de vue politique de dire qu’il y a un lien. En outre, sachant que nous vivons dans une culture de la peur, il est de la responsabilité des dirigeants de veiller à ce que l’on soit sur ses gardes lorsque cela s’impose et que l’on ne s’inquiète pas sans raison. Ce n’est pas la même chose que de nier l’existence d’un lien entre l’environnement et la santé. Cela signifie que l’on dit très clairement qu’il y a un lien mais que celui-ci doit chaque fois à nouveau être démontré et qu’en même temps, on applique le principe de précaution: dès qu’il y a le moindre doute, il vaut mieux être prudent plutôt que de faire des bêtises. Nous ne pouvons pas en arriver au point de vue ordinaire selon lequel l’environnement dans lequel nous vivons aujourd’hui rend tout le monde malade et que tout le monde doit dès lors être malheureux. Un tel point de vue ne fait qu’engendrer davantage de troubles psychiques, simplement comme conséquence de la peur pour l’environnement. En effet, pour le CD&V, un des points principaux de cette résolution est l’appel à rechercher des données exactes, étayées scientifiquement, nous permettant d’évaluer les risques. Nous devons également cesser de confondre ceux qui insistent à ce sujet avec des gens qui nient les problèmes environnementaux. Ce n’est pas parce que l’on veut connaître l’ampleur du risque que l’on négligera un faible risque. En politique, il importe de savoir quel type de risque est lié à quel type de facteur environnemental.

M. Mahoux qui dispose du crédit nécessaire pour mener ce projet à bien, ne m’en voudra pas si je dis que cette résolution ne contient pas grand-chose de nouveau. Nous disons à nouveau, comme Mme Maes l’a fait remarquer à juste titre, que ce projet devrait occuper une place beaucoup plus importante à l’agenda politique. En réalité, nous ne faisons pas de propositions révolutionnaires dans cette résolution. Nous disons simplement qu’elle mérite davantage attention politique. Nous devons réfléchir à la suite qui sera donnée au travail que nous effectuons au Sénat depuis trois ans. Comment veillerons-nous à ce que l’on tienne effectivement compte de ce qui est dit au Sénat? En effet, à la lecture de cette résolution, il m’a paru évident que la Conférence interministérielle de la Santé publique, peut-être en liaison avec la Conférence interministérielle pour l’Environnement, se pencherait sur la résolution, pas tant parce que celle-ci contiendrait de nouvelles idées – la Conférence n’a pas besoin de notre avis – mais pour faire en sorte que le sujet bénéficie d’une plus grande priorité.

Nous devons faire en sorte qu’il en soit ainsi. Nous pouvons le faire en organisant un colloque et en invitant les ministres au Sénat. Nous pouvons également vérifier quelles suites sont données à nos résolutions. Peut-être devons-nous être un peu plus exigeants sur ce plan.

Jusqu’à présent, on a dit après chaque résolution et chaque rapport que les documents seraient transmis aux instances compétentes. N’est-ce pas le moment de demander à nos services de vérifier après un an ce qu’il est advenu de ces résolutions et rapports? Au lieu d’aborder chaque fois de nouveaux sujets, ne devons-nous pas nous arrêter un instant, après l’intense travail intellectuel qui a été fourni grâce aux services et aux intervenants lors des auditions, et vérifier si nous avons fait œuvre utile? Le cas échéant, devons-nous insister auprès de nos parlements et gouvernements respectifs pour qu’ils fassent quelque chose de nos rapports d’information?

Le groupe CD&V sera heureux de soutenir cette importante résolution.

De heer Lode Vereeck (Open Vld). – Ik ben blij dat ik hier in de Senaat, ver weg van de politieke waan van de dag, mee vorm kan geven aan het meer fundamentele beleid op lange termijn.

Ik herhaal, waarschijnlijk tot in den treure, dat de Senaat een federale kamer is. Dat betekent dus, collega’s van de N‑VA, echt niet dat de Senaat aanbevelingen aan de deelstaten doet of de deelstaten oplegt hoe ze hun beleid moeten vorm geven. Het is net omgekeerd: de deelstaten doen aanbevelingen aan de federale regering. Dit is een resolutie van een federale kamer, gericht aan de federale regering. Dat zou confederalisten als muziek in de oren moeten klinken.

Het voorliggende voorstel van resolutie is bij de start van de legislatuur ingediend. Aangezien intussen verschillende stappen in de goede richting werden gezet, moest de tekst worden geactualiseerd. Zowel de gemeenschappen als de federale regering hebben al heel wat werk verricht.

Op 19 oktober 2015 hebben de ministers van Volksgezondheid van de deelstaten en de federale regering deelgenomen aan een interministeriële conferentie. Hierin hebben ze een gemeenschappelijk plan voor chronisch zieken goedgekeurd, met de titel ‘Geïntegreerde zorg voor een betere gezondheid’.

Enkele maanden later, op 2 februari 2016, hebben diezelfde ministers van Volksgezondheid van de deelstaten en de federale regering hun visie op de geïntegreerde zorg voor chronisch zieken voorgesteld, met concrete pilootprojecten voor die geïntegreerde zorg. Zij hebben samen met de stakeholders een gids voor pilootprojecten voor geïntegreerde zorg samengesteld die zorg- en hulpverleners zo goed als mogelijk moet voorbereiden en begeleiden bij de ontwikkeling van een pilootproject.

In het verlengde van die gids werd een oproep tot kandidaturen voor die pilootprojecten gelanceerd. Inmiddels zijn zestien pilootprojecten voor geïntegreerde zorg voor chronisch zieken geselecteerd. Die zestien projecten kunnen rekenen op ondersteuning van de overheid en ze zijn ondertussen van start gegaan.

Om die reden moest de tekst van de resolutie worden geactualiseerd.

Zoals mevrouw De Bue, de rapporteur, al aangaf zijn in de resolutie enkele belangrijke aandachtspunten van de Open Vld-fractie overgenomen. Zo wordt op onze vraag expliciet verwezen naar de noodzaak om bij elke stap betreffende het opstellen en het beheer van een biometrische gegevensbank bijzondere aandacht te schenken aan de privacy en de rechten van de patiënt.

Ook zijn enkele belangrijke aanbevelingen opgenomen die het onderzoek en de ondersteuning van patiënten die aan een milieuziekte lijden, ten goede zullen komen.

Zo wordt terecht aangedrongen op een doorlopende actualisering van de lijst van pathologieën die in aanmerking komen voor een schadevergoeding door het Asbestfonds. Voor onze fractie is het belangrijk dat dit op wetenschappelijke basis gebeurt. Tegelijkertijd moeten de patiënten snel een tegemoetkoming ontvangen, eens die lijst is opgesteld. Ik denk dat de indieners hierop systematisch hebben aangedrongen en onze fractie steunt hen in dit streven.

Onze samenleving is de afgelopen honderd jaar rijker en gezonder geworden. De levensverwachting is gestegen, de kindersterfte is gedaald en vele ziekten zijn uitgeroeid of behandelbaar geworden. Toch is de voorliggende resolutie belangrijk omdat onze samenleving wordt geconfronteerd met ziekten, vaak ook nieuwe ziekten, die door omgevingsfactoren worden veroorzaakt.

Daaraan wordt, collega Vanackere, vandaag inderdaad niet meer getwijfeld.

De resolutie geeft duidelijke richtsnoeren aan het beleid over de wijze hoe hiermee moet worden omgegaan.

Een belangrijk deel heeft betrekking op preventie en op het informeren van de burgers. Op dat vlak is er nog heel wat te doen.

Ongeveer 1 miljoen landgenoten hebben vandaag het statuut van chronisch zieke bij het RIZIV, een cijfer dat jaarlijks stijgt, onder meer door de vergrijzing. Het percentage personen met een chronische aandoening stijgt sterk met de leeftijd. Bij jonge mensen tussen vijftien en vierentwintig jaar gaat het over 9,6%; van de vijfenzeventigplussers heeft bijna de helft, 48,8%, een langdurige aandoening. Door de vergrijzing zijn er ook steeds meer chronische patiënten die meerdere ziekten of aandoeningen tegelijkertijd hebben.

Tot slot dank ik alle fracties voor de constructieve samenwerking rond dit belangrijke thema, dat veel mensen rechtstreeks treft. Deze resolutie staat niet op zich. Momenteel worden er in de Senaat nog twee andere resoluties besproken die aanbevelingen vooropstellen over preventie, maar ook over het vermijden en vervangen van potentieel schadelijke producten. We zullen constructief meewerken aan deze resoluties om aldus tot een globale aanpak te komen van de aan omgevingsfactoren verbonden ziekten.

M. Lode Vereeck (Open Vld). – Je suis heureux de pouvoir contribuer ici au Sénat, loin des vicissitudes quotidiennes de la politique, à une stratégie fondamentale à long terme.

Rappelons que le Sénat est une assemblée fédérale. Cela ne signifie pas, chers collègues de la N‑VA, que le Sénat propose ou impose un mode d’action aux entités fédérées, mais au contraire que celles-ci y formulent des recommandations au gouvernement fédéral. Les confédéralistes ne peuvent que s’en réjouir.

La présente proposition de résolution a été déposée au début de la législature. Le texte a été actualisé à la lumière des avancées déjà réalisées. Les Communautés et le gouvernement fédéral ont beaucoup travaillé.

Le 19 octobre 2015, lors d’une conférence interministérielle, les ministres de la Santé publique des entités fédérées et de l’autorité fédérale ont approuvé un plan conjoint pour les malades chroniques, intitulé «Des soins intégrés pour une meilleure santé».

Quelques mois plus tard, le 2 février 2016, les mêmes ministres ont présenté leur vision des soins intégrés pour les malades chroniques, concrétisée par des projets pilotes. En liaison avec les différents acteurs, ils ont rédigé un guide destiné aux prestataires de soins qui préparent et développent un projet pilote.

Dans la foulée a été lancé un appel aux candidatures. Depuis lors, seize projets de soins intégrés pour des malades chroniques ont été sélectionnés et ont démarré avec le soutien des pouvoirs publics.

Voilà les raisons pour lesquelles il fallait actualiser le texte de la résolution.

Comme signalé par la rapporteuse Mme De Bue, la résolution reprend certains points jugés importants par le groupe Open Vld. Par exemple, c’est à notre demande que l’on indique explicitement l’attention particulière à accorder à la protection de la vie privée et des droits du patient, à chaque étape du développement et de la gestion des bases de données biométriques.

On a également inclus des recommandations relatives à la recherche et au soutien aux patients atteints d’une maladie environnementale.

C’est ainsi que l’on insiste, à bon droit, sur l’actualisation permanente de la liste des pathologies prises en charge dans le cadre de l’indemnisation par le Fonds amiante. À nos yeux, cette mise à jour doit s’opérer sur une base scientifique. Par ailleurs, une fois cette liste établie, le patient doit recevoir promptement cette intervention. Les signataires de la proposition l’ont souligné et notre groupe les approuve à cet égard.

Le siècle passé a vu une avancée de la prospérité et de la santé. L’espérance de vie a augmenté, la mortalité infantile a baissé et d’innombrables maladies ont été éradiquées ou sont devenues curables. Et pourtant, la résolution à l’examen est importante dès lors que notre société est confrontée à des maladies, parfois nouvelles, causées par des facteurs environnementaux.

Aujourd’hui, Monsieur Vanackere, plus personne n’en doute.

La résolution donne des directives sur la stratégie à suivre.

Une composante majeure concerne la prévention et l’information des citoyens. Beaucoup reste à faire sur ce plan.

Aujourd’hui, un million de nos compatriotes sont reconnus par l’INAMI comme malades chroniques, et leur nombre ne cesse de croître, à cause notamment du vieillissement, car le pourcentage de patients chroniques augmente avec l’âge. Si 9,6% des jeunes de 15 à 24 ans souffrent d’une maladie chronique, le taux grimpe à 48,8% chez les personnes de 75 ans et plus. De plus, toujours en raison du vieillissement de la population, de plus en plus de patients sont frappés de plusieurs affections chroniques.

En conclusion, je voudrais remercier l’ensemble des groupes pour leur collaboration sur ce thème qui intéresse directement beaucoup de gens. Actuellement, le Sénat discute aussi de deux propositions de résolution relatives à la prévention, mais aussi aux substituts de produits potentiellement dangereux. Là aussi, nous nous montrerons constructifs afin d’arriver à une approche globale des maladies liées à des facteurs environnementaux.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Ik deel de bezorgdheden inzake volksgezondheid die in deze resolutie te berde worden gebracht. Het Vlaams Belang heeft de voorbije decennia in verschillende parlementen, maar ook en vooral in de gemeenteraden steeds de nodige aandacht gehad voor mensen die worden getroffen door ziekten veroorzaakt door de vervuiling van ons leefmilieu. We hebben jarenlang verschillende lokale en historisch gegroeide vervuilingen aangeklaagd. Asbest – aan de ernstige gevolgen ervan wordt in deze resolutie overigens terecht veel aandacht besteed –, de problematiek van verbrandingsovens, tot zelfs de kwestie van elektromagnetische velden, voor al deze dossiers heeft onze fractie altijd veel aandacht gehad en de nodige zorg voor de gezondheid van de bevolking. Zeker in Vlaanderen hebben we nog steeds de problematiek van het fijnstof als gevolg van de verkeersdensiteit en de sterke industrialisering. Bepaalde milieuziekten zijn de voorbije decennia alles behalve ernstig genomen. Gelukkig is die tijd aan het voorbijgaan. Vandaag leeft er rond dit thema nog wel een grote gevoeligheid en dat is terecht.

De resolutie stelt onder meer voor dat de deelstaten opleidingen, basiskennis en voortdurende vorming organiseren, in de eerste plaats voor artsen, en een attest inzake milieugeneeskunde invoeren. Door gebrek aan opleiding weten artsen inderdaad niet altijd goed wat aanvangen met ziektes die door de vervuiling van het leefmilieu worden veroorzaakt. Gelukkig is de milieugeneeskunde het voorbije decennium wel degelijk ontwikkeld en zijn het concept chronisch duurzame blootstelling aan lage dosissen van schadelijke stoffen die vaak synergetisch werken, het concept bio-accumulatie van deze stoffen in het organisme en het concept individuele gevoeligheid essentiële onderdelen van de nieuwe holistische en interdisciplinaire medische aanpak.

Inhoudelijk en ten gronde deel ik dus de bezorgdheden die in de resolutie worden uitgesproken. Ik ben er alleen niet van overtuigd dat de oplossing moet worden gezocht via een federale insteek. Integendeel, ik denk dat het bestuurlijk en institutioneel veel meer voor de hand ligt en ook veel efficiënter is dat de beleidsinstrumenten om die problematiek aan te pakken, op één niveau worden geconcentreerd en ingezet. De bevoegdheden die daarvoor nodig zijn, worden dan ook het best naar één niveau overgeheveld, namelijk dat van de Gemeenschappen, zodat eenheid van beleid mogelijk wordt in overeenstemming met de visie op deze problematiek in elk van de deelgebieden. Want in beide landsdelen zijn ook de problemen verschillend en is er een andere oplossing nodig.

Om die redenen zal ik me bij de stemming over de resolutie onthouden.

Mme Anke Van dermeersch (VB). – Je partage les préoccupations de santé publique soulevées dans cette résolution. Ces dernières décennies, le Vlaams Belang a toujours, dans les différents parlements mais aussi et surtout dans les conseils communaux, consacré l’attention nécessaire aux personnes affectées par les maladies environnementales. Nous avons, des années durant, dénoncé diverses pollutions locales devenues historiques. L’amiante, les incinérateurs, les champs électromagnétiques: notre groupe a toujours été très attentif à tous ces dossiers et s’est constamment soucié de la santé de la population.

Le problème des particules fines est particulièrement important en Flandre, en raison de la densité du trafic et de la forte industrialisation. Certaines maladies environnementales n’ont pas été prises au sérieux au cours des dernières décennies. Heureusement, cette époque est presque révolue. Aujourd’hui, on est, à juste titre, très sensible à cette problématique.

La résolution recommande notamment que les entités fédérées organisent des formations – formation de base, formation continuée, avant tout pour les médecins – et créent un certificat en médecine environnementale. Par manque de formation, les médecins ne savent effectivement pas toujours comment réagir face aux maladies environnementales. Heureusement, la médecine environnementale s’est développée ces dix dernières années. La notion d’exposition chronique, durable, à faibles doses à des substances nocives, agissant souvent de façon synergique, la notion de bioaccumulation de ces substances dans l’organisme et la notion de susceptibilité individuelle sont essentielles dans cette nouvelle approche médicale holistique et interdisciplinaire.

Je partage donc les préoccupations exprimées dans la résolution quant au contenu et au fond. Toutefois, je ne suis pas convaincue que la solution passe par une approche fédérale. Au contraire, il me semble préférable, sur les plans administratif et institutionnel, et aussi beaucoup plus efficace de concentrer sur un seul niveau les instruments politiques nécessaires pour traiter cette problématique. Il vaut mieux transférer les compétences nécessaires vers un seul niveau, celui des Communautés, pour assurer l’unité politique, conformément à la vision de chacune des entités fédérées à ce sujet. En effet, les problèmes, et donc les solutions, diffèrent dans les deux parties du pays.

Ce sont les raisons pour lesquelles je m’abstiendrai lors du vote concernant cette résolution.

De heer Philippe Mahoux (PS). – Ik zal niet uitweiden over de bevoegdheden van de Senaat, maar het opsplitsen van de bevoegdheden zoals sommigen het zouden wensen, doet mij terugdenken aan de ramp in Tsjernobyl, toen koeien vrij mochten grazen in een deel van het land en binnen gehouden werden in een ander deel, alsof de toxische wolk ophield aan de taalgrens …!

Inzake milieuziekten moet er niet zozeer blijk gegeven worden van originaliteit, maar vooral van standvastigheid: er moet systematisch rekening gehouden worden met het effect van het milieu op de volksgezondheid. Dat moeten we niet alleen aan de politici voorhouden, maar ook aan artsen en universiteiten om te beletten dat er een zekere lethargie intreedt. Als de resoluties, hier en in de andere parlementen, een betere afstemming van de respectieve posities kunnen bevorderen, zullen we onze bescheiden bijdrage in dit verband hebben geleverd.

M. Philippe Mahoux (PS). – Sans m’étendre sur les compétences du Sénat, séparer les compétences comme certains le souhaitent me fait repenser à la catastrophe de Tchernobyl après laquelle les vaches paissaient librement dans une partie de notre pays alors que dans une autre elles étaient confinées … comme si le nuage toxique s’arrêtait à la frontière linguistique!

Par ailleurs, plus que d’originalité, c’est de constance qu’il faut faire preuve dans le cadre des maladies environnementales: la prise en compte de l’incidence de l’environnement sur la santé de la population doit être systématique. Il faut le rappeler aux mondes non seulement politique, mais aussi médical et académique, car à défaut, une forme d’assoupissement s’installe. Si ces résolutions – ici comme dans les autres parlements – pouvaient aboutir à une meilleure coordination des positions des uns et des autres, nous aurions apporté notre modeste pierre à l’édifice.

Inoverwegingneming van voorstellen

Prise en considération de propositions

De voorzitster. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Zijn er opmerkingen?

Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

Mme la présidente. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.

Est-ce qu’il y a des observations?

Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau.

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

Verzoek tot opheffing van de onschendbaarheid van een lid door het parket van Bergen

Requête de la levée d’immunité d’un membre par le parquet de Mons

De voorzitster. – De procureur-generaal van Bergen heeft het verzoek tot opheffing van de onschendbaarheid van een lid ingetrokken gelet op de beslissing van het parlement van de Franse Gemeenschap.

Mme la présidente. – M. le Procureur général de Mons a renoncé à sa demande de levée de l’immunité parlementaire d’un membre compte tenu de la décision prise par le Parlement de la Communauté française.

Stemmingen

Votes

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

(Les listes nominatives figurent en annexe.)

Voorstel van resolutie teneinde een coherent en geïntegreerd beleid uit te stippelen om een uitdaging op het vlak van de volksgezondheid aan te gaan: milieu en chronische ziektes (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 6‑125)

Proposition de résolution visant à mettre en œuvre une politique cohérente et intégrée afin de relever un défi pour la Santé publique: Environnement et maladies chroniques (de M. Philippe Mahoux et consorts; Doc. 6‑125)

Stemming 1

Vote no 1

Aanwezig: 40
Voor: 32
Tegen: 0
Onthoudingen: 8

Présents: 40
Pour: 32
Contre: 0
Abstentions: 8

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Mijn stem werd niet geregistreerd. Ik wilde mij onthouden.

Mme Anke Van dermeersch (VB). – Mon vote n’a pas été enregistré. Je voulais m’abstenir.

  De resolutie is aangenomen. Zij zal worden meegedeeld aan de eerste minister, aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, aan de ministers-presidenten van de regeringen van de deelstaten en aan de voorzitters van de verschillende parlementen van ons land.

  La résolution est adoptée. Elle sera communiquée au premier ministre, à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, aux ministres-présidents des gouvernements des entités fédérées et aux présidents des différents parlements de notre pays.

Regeling van de werkzaamheden

Ordre des travaux

De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op vrijdag 7 juli 2017.

Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le vendredi 7 juillet 2017.

(De vergadering wordt gesloten om 11 uur.)

(La séance est levée à 11 h.)

Berichten van verhindering

Excusés

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Lambelin, met moederschapsverlof, de heer De Bruyn, om gezondheidsredenen, de heren Daems, Lambertz en Brotchi, met opdracht in het buitenland, de dames Brusseel en Vienne, de heren Becaus en Henry, wegens andere plichten.

Mme Lambelin, en congé de maternité, M. De Bruyn, pour raisons de santé, MM. Daems, Lambertz et Brotchi, en mission à l’étranger, Mmes Brusseel et Vienne, MM. Becaus et Henry, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour information.

Bijlage

Annexe

Naamstemmingen

Votes nominatifs

Stemming 1

Vote no 1

Aanwezig: 40
Voor: 32
Tegen: 0
Onthoudingen: 8

Présents : 40
Pour : 32
Contre : 0
Abstentions : 8

Voor

Pour

Bert Anciaux, Anne Barzin, Christophe Bastin, Rob Beenders, Karin Brouwers, Valérie De Bue, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Alain Destexhe, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Nadia El Yousfi, Cindy Franssen, Latifa Gahouchi, Brigitte Grouwels, Véronique Jamoulle, Annemie Maes, Philippe Mahoux, Elisabeth Meuleman, Christie Morreale, Joris Poschet, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Katia Segers, Martine Taelman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Steven Vanackere, Peter Van Rompuy, Lode Vereeck, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Onthoudingen

Abstentions

Annick De Ridder, Lieve Maes, Jan Peumans, Wilfried Vandaele, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe.

Indiening van voorstellen

Dépôt de propositions

Volgende voorstellen werden ingediend:

Les propositions ci‑après ont été déposées:

Voorstellen tot herziening van de Grondwet:

Propositions de révision de la Constitution:

Herziening van artikel 7bis van de Grondwet

(Verklaring van de wetgevende macht, zie “Belgisch Staatsblad” nr. 127, Ed. 2, van 28 april 2014)

Voorstel tot herziening van artikel 7bis van de Grondwet (van de dames Sabine de Bethune en Christine Defraigne; Stuk 6‑339/1).

Révision de l’article 7bis de la Constitution

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le «Moniteur belge» no 127, Éd. 2, du 28 avril 2014)

Proposition de révision de l’article 7bis de la Constitution (de Mmes Sabine de Bethune et Christine Defraigne; Doc. 6‑339/1).

Herziening van titel II van de Grondwet, teneinde een nieuw artikel in te voegen om het recht op veiligheid te waarborgen

(Verklaring van de wetgevende macht, zie “Belgisch Staatsblad” nr. 127, Ed. 2, van 28 april 2014)

Voorstel tot herziening van de Grondwet teneinde in titel II een artikel 32/1 in te voegen om het recht op veiligheid te waarborgen (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 6‑344/1).

Révision du titre II de la Constitution en vue d’insérer un nouvel article garantissant le droit à la sécurité

(Déclaration du pouvoir législatif, voir le «Moniteur belge» no 127, Éd. 2, du 28 avril 2014)

Proposition de révision de la Constitution visant à insérer, au titre II de la Constitution, un article 32/1 garantissant le droit à la sécurité (de Mme Anke Van dermeersch et consorts; Doc. 6‑344/1).

In overweging genomen voorstellen

Propositions prises en considération

Voorstellen van resolutie

Propositions de résolution

Voorstel van resolutie betreffende de samenlevingsdienst (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 6‑348/1).

Proposition de résolution relative au service citoyen (de M. Philippe Mahoux et consorts; Doc. 6‑348/1).

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires

Voorstel van resolutie voor de erkenning van hyperelektrosensitiviteit (van de heer Philippe Mahoux c.s.; Stuk 6‑349/1).

Proposition de résolution relative à la reconnaissance de l’electrohypersensibilité (de M. Philippe Mahoux et consorts; Doc. 6‑349/1).

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires

Voorstel van resolutie tot invoering van een verbod tot bedelen met een minderjarige en de omkering van de bewijslast in dit verband (van mevrouw Martine Taelman c.s.; Stuk 6‑354/1).

Proposition de résolution relative à l’instauration d’une interdiction de la mendicité en compagnie de mineurs et au renversement de la charge de la preuve en la matière (de Mme Martine Taelman et consorts; Doc. 6‑354/1).

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires

Samenstelling van de commissies

Composition des commissions

Met toepassing van artikel 19‑4 van het Reglement wordt de samenstelling van de commissies gewijzigd als volgt:

En application de l’article 19‑4 du Règlement, la composition des commissions est modifiée comme suit:

Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden:

Commission des Matières transversales – Compétences communales:

  De heer Joris Poschet vervangt mevr. Sonja Claes als lid.

  M. Joris Poschet remplace Mme Sonja Claes comme membre.

Grondwettelijk Hof – Arresten

Cour constitutionnelle – Arrêts

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat:

  het arrest nr. 45/2017, uitgesproken op 27 april 2017 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 9, vierde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gesteld door de Raad van State (rolnummer 6360);

  l’arrêt no 45/2017, rendu le 27 avril 2017, en cause la question préjudicielle relative à l’article 9, alinéa 4, de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l’enseignement, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 6360);

  het arrest nr. 46/2017, uitgesproken op 27 april 2017 inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 1, 2, 1º, f), en 4 van het decreet van het Waalse Gewest van 19 november 1998 tot invoering van een belasting op de automaten in het Waalse Gewest, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen (rolnummer 6364);

  l’arrêt no 46/2017, rendu le 27 avril 2017, en cause les questions préjudicielles relatives aux articles 1er, 2, 1º, f), et 4 du décret de la Région wallonne du 19 novembre 1998 instaurant une taxe sur les automates en Région wallonne, posées par le Tribunal de première instance de Namur, division Namur (numéro du rôle 6364);

  het arrest nr. 47/2017, uitgesproken op 27 april 2017 inzake de prejudiciële vragen over artikel 37 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen (rolnummer 6368);

  l’arrêt no 47/2017, rendu le 27 avril 2017, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 37 de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises, posées par la Cour d’appel de Mons (numéro du rôle 6368);

  het arrest nr. 48/2017, uitgesproken op 27 april 2017 inzake de beroepen tot vernietiging van de wet van 23 augustus 2015 “tot invoeging van een artikel 1412quinquies in het Gerechtelijk Wetboek, houdende het beslag op eigendommen van een buitenlandse mogendheid of van een publiekrechtelijke supranationale of internationale organisatie”, ingesteld door de vennootschap naar het recht van de Kaaimaneilanden “NML Capital Ltd” en door de vennootschap naar het recht van het eiland Man “Yukos Universal Limited” (rolnummers 6372 en 6373);

  l’arrêt no 48/2017, rendu le 27 avril 2017, en cause les recours en annulation de la loi du 23 août 2015 «insérant dans le Code judiciaire un article 1412quinquies régissant la saisie de biens appartenant à une puissance étrangère ou à une organisation supranationale ou internationale de droit public», introduits par la société de droit des Îles Caïmans «NML Capital Ltd» et par la société de droit de l’Île de Man «Yukos Universal Limited» (numéros du rôle 6372 et 6373);

  het arrest nr. 49/2017, uitgesproken op 27 april 2017 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 82, tweede lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, gesteld door het Hof van Beroep te Luik (rolnummer 6382);

  l’arrêt no 49/2017, rendu le 27 avril 2017, en cause la question préjudicielle relative à l’article 82, alinéa 2, de la loi du 8 août 1997 sur les faillites, posée par la Cour d’appel de Liège (numéro du rôle 6382);

  het arrest nr. 50/2017, uitgesproken op 27 april 2017 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 335, §3, van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde vóór de vervanging ervan bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 6390);

  l’arrêt no 50/2017, rendu le 27 avril 2017, en cause la question préjudicielle relative à l’article 335, §3, du Code civil, tel que cet article était rédigé avant son remplacement par l’article 2 de la loi du 8 mai 2014 modifiant le Code civil en vue d’instaurer l’égalité de l’homme et de la femme dans le mode de transmission du nom à l’enfant et à l’adopté, posée par le Tribunal de première instance de Liège, division Liège (numéro du rôle 6390);

  het arrest nr. 51/2017, uitgesproken op 27 april 2017 inzake de prejudiciële vraag over artikel 38, §6, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gesteld door de Politierechtbank West‑Vlaanderen, afdeling Brugge (rolnummer 6472);

  l’arrêt no 51/2017, rendu le 27 avril 2017, en cause la question préjudicielle concernant l’article 38, §6, de la loi relative à la police de la circulation routière, posée par le Tribunal de police de Flandre occidentale, division Bruges (numéro du rôle 6472);

  het arrest nr. 52/2017, uitgesproken op 11 mei 2017 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 152 van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de raadkamer van de Nederlandstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 6425);

  l’arrêt no 52/2017, rendu le 11 mai 2017, en cause la question préjudicielle relative à l’article 152 du Code d’instruction criminelle, posée par la chambre du conseil du Tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles (numéro du rôle 6425);

  het arrest nr. 53/2017, uitgesproken op 11 mei 2017 inzake het beroep tot vernietiging van artikel 97 van de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie, ingesteld door Pascal Malumgré en Geert Lambrechts (rolnummer 6431);

  l’arrêt no 53/2017, rendu le 11 mai 2017, en cause le recours en annulation de l’article 97 de la loi du 4 mai 2016 relative à l’internement et à diverses dispositions en matière de Justice, introduit par Pascal Malumgré et Geert Lambrechts (numéro du rôle 6431);

  het arrest nr. 54/2017, uitgesproken op 11 mei 2017 inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 246, §2, en 504bis, §2, van het Strafwetboek en artikel 20, tweede lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent (rolnummer 6473);

  l’arrêt no 54/2017, rendu le 11 mai 2017, en cause les questions préjudicielles relatives aux articles 246, §2, et 504bis, §2, du Code pénal et à l’article 20, alinéa 2, du titre préliminaire du Code de procédure pénale, posées par la Cour d’appel de Gand (numéro du rôle 6473);

  het arrest nr. 55/2017, uitgesproken op 11 mei 2017 inzake de prejudiciële vragen over artikel 3.2.5 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg West‑Vlaanderen, afdeling Brugge (rolnummers 6505 en 6506);

  l’arrêt no 55/2017, rendu le 11 mai 2017, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 3.2.5 du décret de la Région flamande du 27 mars 2009 relatif à la politique foncière et immobilière, posées par le Tribunal de première instance de Flandre occidentale, division Bruges (numéros du rôle 6505 et 6506);

  het arrest nr. 64/2017, uitgesproken op 11 mei 2017 inzake de vordering tot schorsing van artikel 12 van de wet van 3 augustus 2016 houdende diverse bepalingen inzake spoorwegen, dat een artikel 114/1 invoegt in de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, ingesteld door de Onafhankelijke Vakbond voor spoorwegpersoneel (OVS) en anderen (rolnummer 6558).

  l’arrêt no 64/2017, rendu le 11 mai 2017, en cause la demande de suspension de l’article 12 de la loi du 3 août 2016 portant des dispositions diverses en matière ferroviaire, qui insère un article 114/1 dans la loi du 23 juillet 1926 relative à la SNCB et au personnel des Chemins de fer belges, introduite par le Syndicat indépendant pour cheminots (SIC) et autres (numéro du rôle 6558).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat:

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 8, §§1 en 3, 3º, van de wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen en de erbij gevoegde tabel, gesteld door de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 6653);

  la question préjudicielle relative à l’article 8, §§1er et 3, 3º, de la loi du 21 juillet 1844 sur les pensions civiles et ecclésiastiques et au tableau y annexé, posée par le Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 6653);

  de prejudiciële vragen over de artikelen 16 en 28 van het decreet van het Waalse Gewest van 18 oktober 2007 betreffende de taxidiensten en de diensten van verhuur van wagens met chauffeur, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 6655);

  les questions préjudicielles concernant les articles 16 et 28 du décret de la Région wallonne du 18 octobre 2007 relatif aux services de taxis et aux services de location de voitures avec chauffeur, posées par le Tribunal de première instance de Liège, division Liège (numéro du rôle 6655);

  de prejudiciële vraag over de artikelen 2, §1, en 3 van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, gesteld door het Arbeidshof Gent, afdeling Brugge (rolnummer 6656);

  la question préjudicielle concernant les articles 2, §1er, et 3 de la loi du 24 février 1978 relative au contrat de travail du sportif rémunéré, posée par la Cour du travail de Gand, division Bruges (numéro du rôle 6656);

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 48ter, eerste lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door de Nederlandstalige Politierechtbank te Brussel (rolnummer 6657).

  la question préjudicielle relative à l’article 48ter, alinéa 1er, de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail, posée par le Tribunal de police néerlandophone de Bruxelles (numéro du rôle 6657).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Grondwettelijk Hof – Beroepen

Cour constitutionnelle – Recours

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat:

  het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van de artikelen 9, 18 en 27 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 23 december 2016 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio‑omroep en televisie, wat betreft de radio‑omroeporganisaties, ingesteld door de vzw “Radio Activity” en anderen (rolnummer 6652).

  le recours en annulation et la demande de suspension des articles 9, 18 et 27 du décret de la Communauté flamande du 23 décembre 2016 portant modification de diverses dispositions du décret du 27 mars 2009 relatif à la radiodiffusion et à la télévision, en ce qui concerne les organismes de radiodiffusion sonore, introduits par l’ASBL «Radio Activity» et autres (numéro du rôle 6652).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Hoven van Beroep

Cours d’appel

Bij brief van 22 mei 2017 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Gent, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2016 van het Hof van Beroep te Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 18 mei 2017.

Par lettre du 22 mai 2017, le premier président de la Cour d’appel de Gand a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2016 de la Cour d’appel de Gand, approuvé lors de l’assemblée générale du 18 mai 2017.

Bij brief van 30 mei 2017 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Bergen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2016 van het Hof van Beroep te Bergen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 30 mei 2017.

Par lettre du 30 mai 2017, le premier président de la Cour d’appel de Mons a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2016 de la Cour d’appel de Mons, approuvé lors de l’assemblée générale du 30 mai 2017.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Arbeidshoven

Cours du travail

Bij brief van 19 mei 2017 heeft de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Gent, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2016 van het Arbeidshof te Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 16 mei 2017.

Par lettre du 19 mai 2017, le premier président de la Cour du travail de Gand a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2016 de la Cour du travail de Gand, approuvé lors de son assemblée générale du 16 mai 2017.

Bij brief van 22 mei 2017 heeft de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Luik, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2016 van het Arbeidshof te Luik, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 19 mei 2017.

Par lettre du 22 mai 2017, le premier président de la Cour du travail de Liège a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2016 de la Cour du travail de Liège, approuvé lors de son assemblée générale du 19 mai 2017.

Bij brief van 24 mei 2017 heeft de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Bergen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2016 van het Arbeidshof te Bergen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 5 mei 2017.

Par lettre du 24 mai 2017, le premier président de la Cour du travail de Mons a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2016 de la Cour du travail de Mons, approuvé lors de son assemblée générale du 5 mai 2017.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Parketten‑generaal

Parquets généraux

Bij brief van 18 mei 2017 heeft de Procureur‑generaal te Brussel overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2016 van het Parket‑generaal te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 12 mei 2017.

Par lettre du 18 mai 2017, le procureur général de Bruxelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2016 du Parquet général de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée de corps du 12 mai 2017.

Bij brief van 30 mei 2017 heeft de Procureur‑generaal te Antwerpen overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2016 van het Parket‑generaal te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 29 mei 2017.

Par lettre du 30 mai 2017, le procureur général d’Anvers a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2016 du Parquet général d’Anvers, approuvé lors de son assemblée de corps du 29 mai 2017.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Parketten

Parquets

Bij brief van 18 mei 2017 heeft de Procureur des Konings te Charleroi overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2016 van het Parket van de Procureur des Konings te Charleroi, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 9 mei 2017.

Par lettre du 18 mai 2017, le procureur du Roi de Charleroi a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2016 du Parquet du Procureur du Roi de Charleroi, approuvé lors de son assemblée de corps du 9 mai 2017.

Bij brief van 22 mei 2017 heeft de Procureur des Konings te Namen overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2016 van het Parket van de Procureur des Konings te Namen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 26 april 2017.

Par lettre du 22 mai 2017, le procureur du Roi de Namur a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2016 du Parquet du Procureur du Roi de Namur, approuvé lors de son assemblée de corps du 26 avril 2017.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Auditoraat‑generaal

Auditorat général

Bij brief van 17 mei 2017 heeft de Procureur‑generaal van het Auditoraat‑generaal bij het Arbeidshof te Antwerpen overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2016 van het Auditoraat‑generaal bij het Arbeidshof te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 17 mei 2017.

Par lettre du 17 mai 2017, le Procureur général de l’auditorat général près la Cour du travail d’Anvers a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2016 de l’Auditorat général près la Cour du travail d’Anvers, approuvé lors de son assemblée de corps du 17 mai 2017.

  Neergelegd ter griffie.

  Dépôt au greffe.

Rechtbank van eerste aanleg

Tribunal de première instance

Bij brief van 8 mei 2017 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg van Franstalig Brabant overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2016 van de Rechtbank van eerste aanleg van Waals‑Brabant, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 4 mei 2017.

Par lettre du 8 mai 2017, le président du Tribunal de première instance du Brabant wallon a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2016 du Tribunal de première instance du Brabant wallon, approuvé lors de son assemblée générale du 4 mai 2017.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven + Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

Conseil central de l’économie + Conseil fédéral du développement durable

Bij brief van 26 april 2017 heeft de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven aan de Senaat overgezonden:

Par lettre du 26 avril 2017, le Conseil central de l’économie et le Conseil fédéral du développement durable ont transmis au Sénat, conformément à l’article premier de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l’économie:

  het advies over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende het programma 2018‑2022 van het federale reductieplan voor gewasbeschermingsmiddelen (CRB 2017‑1101 – CCR 10),

  l’avis sur le projet d’arrêté royal relatif au Programme 2018‑2022 du Plan fédéral de Réduction des Produits phytopharmaceutiques (CCE 2017‑1101 – CCR 10),

goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 26 april 2017.

approuvé lors de sa séance plénière du 26 avril 2017.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

Conseil central de l’économie

Bij brief van 5 mei 2017 heeft de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven aan de Senaat overgezonden:

Par lettre du 5 mai 2017, le Conseil central de l’économie a transmis au Sénat, conformément à l’article premier de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l’économie:

  het advies “Striktere LTV: een abrupte invoering kan leiden tot ongewenste effecten en verhoogt het risico op een daling van de huizenprijzen” (CRB 2017‑1099) van de bijzondere raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf,

  l’avis «Reserrement du LTV: une introduction soudaine peut engendrer des effets indésirables et augmente le risque d’une baisse des prix immobiliers» (CCE 2017‑1099) de la Commission consultative spéciale de la Construction,

goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 28 april 2017.

approuvé lors de sa séance plénière du 28 avril 2017.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Economische Overheidsbedrijven – Energie

Entreprises publiques économiques – Énergie

Bij brief van 3 mei 2017 heeft de ombudsman voor Energie, overeenkomstig artikel 27, §15, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag 2016 van de Ombudsdienst voor Energie.

Par lettre du 3 mai 2017, le médiateur pour l’Énergie a transmis au Sénat, conformément à l’article 27, §15, de la loi du 29 avril 1999 relative à l’organisation du marché de l’électricité, le rapport annuel 2016 du Service de médiation pour l’Énergie.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Vaste Commissie voor taaltoezicht

Commission permanente de contrôle linguistique

Bij brief van 17 mei 2017, heeft de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, overeenkomstig artikel 62 van de door het koninklijk besluit van 18 juli 1966 samengeordende wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag voor 2016.

Par lettre du 17 mai 2017, le Président de la Commission permanente de Contrôle linguistique a transmis au Sénat, conformément à l’article 62 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées par l’arrêté royal du 18 juillet 1966, le rapport annuel pour 2016.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Commission de la protection de la vie privée

Bij brief van 26 mei 2017 heeft de Voorzitter van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, overeenkomstig artikel 32, §2, tweede lid, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, aan de Senaat overgezonden, het verslag over de werkzaamheden van de Commissie voor 2016.

Par lettre du 26 mai 2017, le Président de la Commission de la protection de la vie privée a transmis au Sénat, conformément à l’article 32, §2, al. 2, de la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l’égard des traitements de données à caractère personnel, le rapport d’activité de la Commission pour 2016.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Europees Parlement

Parlement européen

Bij brief van 17 mei 2017 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende tekst overgezonden:

Par lettre du 17 mai 2017, le président du Parlement européen a transmis au Sénat le texte ci‑après:

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (herschikking);

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil définissant les caractéristiques des navires de pêche (refonte);

  standpunt inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (codificatie);

  position sur la proposition de directive du Parlement européen et du Conseil relative à certains aspects du droit des sociétés (texte codifié);

  standpunt inzake het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende medische hulpmiddelen, tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, Verordening (EG) nr. 178/2002 en Verordening (EG) nr. 1223/2009 en tot intrekking van Richtlijnen 90/385/EEG en 93/42/EEG van de Raad;

  position sur la position du Conseil en première lecture en vue de l’adoption du règlement du Parlement européen et du Conseil relatif aux dispositifs médicaux, modifiant la directive 2001/83/CE, le règlement (CE) no 178/2002 et le règlement (CE) no 1223/2009, et abrogeant les directives 90/385/CEE et 93/42/CEE du Conseil;

  standpunt inzake het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende medische hulpmiddelen voor in‑vitrodiagnostiek en tot intrekking van Richtlijn 98/79/EG en Besluit 2010/227/EU van de Commissie;

  position relative à la position du Conseil en première lecture en vue de l’adoption du règlement du Parlement européen et du Conseil relatif aux dispositifs médicaux de diagnostic in vitro et abrogeant la directive 98/79/CE et la décision 2010/227/UE de la Commission;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake geldmarktfondsen;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil sur les fonds monétaires;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil concernant le prospectus à publier en cas d’offre au public de valeurs mobilières ou en vue de l’admission de valeurs mobilières à la négociation;

  standpunt inzake het ontwerp van verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014‑2020;

  position sur le projet de règlement du Conseil modifiant le règlement (UE, Euratom) no 1311/2013 fixant le cadre financier pluriannuel pour la période 2014‑2020;

  niet‑wetgevingsresolutie over de ontwerpverordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014‑2020;

  résolution non législative sur le projet de règlement du Conseil modifiant le règlement (UE, Euratom) no 1311/2013 fixant le cadre financier pluriannuel pour la période 2014‑2020;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 531/2012 wat betreft de voorschriften voor wholesaleroamingmarkten;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (UE) no 531/2012 en ce qui concerne les règles applicables aux marchés de gros de l’itinérance;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (Oekraïne);

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (CE) no 539/2001 fixant la liste des pays tiers dont les ressortissants sont soumis à l’obligation de visa pour franchir les frontières extérieures des États membres et la liste de ceux dont les ressortissants sont exemptés de cette obligation (Ukraine);

  resolutie over palmolie en de ontbossing van regenwouden;

  résolution sur l’huile de palme et la déforestation des forêts tropicales humides;

  resolutie over onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk na de kennisgeving van het voornemen van dat land om zich uit de Europese Unie terug te trekken;

  résolution sur les négociations avec le Royaume‑Uni après la notification de son intention de se retirer de l’Union européenne;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de bekrachtiging, door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van het Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, en de toetreding tot dat protocol, uitgezonderd de aspecten die verband houden met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la ratification par les États membres, dans l’intérêt de l’Union européenne, du protocole de 2010 relatif à la convention internationale sur la responsabilité et l’indemnisation pour les dommages liés au transport par mer de substances nocives et potentiellement dangereuses, ainsi qu’à l’adhésion des États membres audit protocole, à l’exception des aspects ayant trait à la coopération judiciaire en matière civile;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de bekrachtiging door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van het Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, en betreffende de toetreding tot dat protocol, met betrekking tot aspecten in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la ratification par les États membres, dans l’intérêt de l’Union européenne, du protocole de 2010 relatif à la convention internationale sur la responsabilité et l’indemnisation pour les dommages liés au transport par mer de substances nocives et potentiellement dangereuses, ainsi qu’à l’adhésion des États membres audit protocole, pour ce qui concerne les aspects ayant trait à la coopération judiciaire en matière civile;

  resolutie over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting voor 2017 in samenhang met het voorstel voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds ter ondersteuning van het Verenigd Koninkrijk, Cyprus en Portugal;

  résolution relative à la position du Conseil sur le projet de budget rectificatif no 1/2017 au budget général 2017 accompagnant la proposition de mobilisation du Fonds de solidarité de l’Union européenne pour venir en aide au Royaume‑Uni, à Chypre et au Portugal;

  resolutie over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais Bt11 × 59122 × MIR604 × 1507 × GA21, en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie of vier van de events Bt11, 59122, MIR604, 1507 en GA21, ingevolge Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders;

  résolution sur le projet de décision d’exécution de la Commission autorisant la mise sur le marché de produits contenant du maïs génétiquement modifié Bt11 × 59122 × MIR604 × 1507 × GA21 ou du maïs génétiquement modifié combinant deux, trois ou quatre des événements Bt11, 59122, MIR604, 1507 et GA21, de produits consistant en ces maïs ou produits à partir de ceux‑ci, en application du règlement (CE) no 1829/2003 du Parlement européen et du Conseil concernant les denrées alimentaires et les aliments pour animaux génétiquement modifiés;

  resolutie over Rusland, de arrestatie van Alexei Navalny en andere demonstranten;

  résolution sur la Russie: l’arrestation d’Alexeï Navalny et d’autres manifestants;

  resolutie over het Europees Solidariteitskorps;

  résolution sur le corps européen de solidarité;

  resolutie over de gepastheid van de door het EU‑U.S. Privacy Shield geboden bescherming;

  résolution sur l’adéquation de la protection offerte par le bouclier de protection des données UE‑États‑Unis;

aangenomen tijdens de vergaderperiode van 3 tot 6 april 2017.

adopté au cours de la période de session du 3 au 6 avril 2017.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.